Ga direct naar de content

Pigouviaanse belastingen op energie in Nederland

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 11 2014

De huidige energiebelasting biedt geen adequate beprijzing van vervuilende uitstoot. De tarieven voor het grootverbruik van aardgas en elektriciteit zijn veel lager dan de milieuschade, terwijl die voor het kleinverbruik juist aan de hoge kant zijn.

ESB Energie & Milieu

energie

& milieu

Pigouviaanse
belastingen op energie
in Nederland
Energiebelastingen kunnen een belangrijke rol vervullen bij het ade­
quaat beprijzen van emissies die klimaatverandering en luchtveront­
reiniging veroorzaken. Uit onze resultaten blijkt dat er sprake is van
grote onevenwichtigheden tussen veroorzaakte schade en betaalde
belasting. De tarieven voor het grootverbruik van aardgas en elek­
triciteit zijn bijvoorbeeld veel lager dan de milieuschade, terwijl die
voor het kleinverbruik juist aan de hoge kant zijn.

Eric Drissen
Medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving
Hans Eerens
Medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving
Gerben
Geilenkirchen
Medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving
Herman
Vollebergh
Medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving
Frank Dietz
Medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving

484

M

ilieubeprijzing wordt breed gezien
als een belangrijke randvoorwaarde
voor groene groei (PBL, 2012a).
Voor internalisering van de kosten van
m
­ ilieuschade in de prijzen van grond­
stoffen of producten kunnen fiscale instrumenten worden
ingezet. Waar milieuschade niet of onvoldoende in de prijzen
tot uitdrukking komt, wordt dan een milieubelasting gehe­
ven, en waar potentiële milieuwinst niet wordt verzilverd, kan
ter stimulering een fiscale subsidie worden verleend. De inzet
van fiscale instrumenten om maatschappelijk welvaartsverlies
door schade aan milieu en natuur te verminderen, staat tegen­
woordig ook wel bekend als ‘fiscale vergroening’.
Nederland kent al een lange traditie van fiscale vergroe­
ning en is inmiddels een van de koplopers, met een aandeel
van ongeveer tien procent groene belastingen in de totale
belastingopbrengst. Met name belastingen op energiepro­
ducten zijn hiervoor verantwoordelijk: de energiebelasting
op aardgas en elektriciteit en de accijnzen op minerale oli­
ën, zoals benzine en diesel. Om te kunnen bepalen of de
huidige belastingstructuur in Nederland energieverbruik
adequaat beprijst, is inzicht vereist in de gecombineerde
schade door klimaatverandering en luchtverontreiniging.
Hoewel internationaal geleidelijk meer inzicht ontstaat in

deze social costs of carbon (Heine et al., 2012), ontbreekt de
informatie op dit moment voor Nederland. Deze informa­
tie is essentieel voor een systematische analyse van de mi­
lieubeprijzing in Nederland en de opties voor hervorming
van het belastingstelsel.
Pigouviaanse tarieven

Kernpunt van de pigouviaanse optiek is dat milieubelas­
tingen bijdragen aan de correctie van marktfalen (PBL,
2012b). Volgens de theorie zou in de grondslag en in het
tarief van een milieubelasting de marginale milieuschade
moeten worden verdisconteerd. Drie kenmerken zijn essen­
tieel. Ten eerste: de belastinggrondslag van de pigouviaanse
heffing is in beginsel het milieueffect. Ten tweede: het
tarief is gelijk aan de marginale milieuschade in het maat­
schappelijk optimum, dat wil zeggen de marginale schade
die resteert nadat deze adequaat is afgewogen tegen de kos­
ten van emissiebestrijding. En ten derde: voor vrijstellingen
van de heffing is in principe geen plaats.
Een milieubelasting die aan deze kenmerken voldoet
drijft een wig tussen de producentenprijs, de opbrengst
voor de producent en de consumentenprijs (ofwel de te
betalen prijs inclusief emissiebelasting op de markt). De
hoogte van deze wig reflecteert dan de marginale maat­
schappelijke kosten van de veroorzaakte milieuvervuiling.
In de praktijk is zelden sprake van pigouviaanse hef­
fingen en worden emissies van milieuverontreinigende stof­
fen niet direct belast, maar indirect door de energie-input
te belasten. In plaats van te heffen naar rato van wat via de
uitlaat wordt uitgestoten, wordt accijns geheven op ben­
zine en diesel. De analyse in het rapport dat aan dit artikel
ten grondslag ligt (PBL, 2014a), schetst een beeld van de
bestaande grondslagen en tarieven van de als milieubelas­
tingen aangemerkte belastingen. Daarbij gaat het met name
om belastingen op energieproducten. De hoogte van de
marginale tarieven van deze milieubelastingen is vergeleken
met de milieuschade die veroorzaakt wordt door de (rest-)

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4691) 14 augustus 2014

Energie & Milieu ESB

emissies van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen
na gebruik van de energieproducten die de grondslag vormen
voor deze belastingen. Zo is na te gaan in hoeverre de huidige
milieubelastingen bijdragen aan een adequate beprijzing van
milieuschade vanuit de pigouviaanse optiek. Daarbij moet
worden betrokken dat ander beleid – bewust of onbewust
– de milieuschade vermindert of juist groter maakt (PBL,
2014a; Studiecommissie Belastingstelsel, 2010).
Figuur 1 laat zien dat ten opzichte van een initiële situ­
atie zónder beleid, regelgeving – zoals regulering via milieu­
vergunningen of verhandelbare rechten – ervoor zorgt dat
vervuilers maatregelen moeten nemen om aan de standaarden
te voldoen, waardoor de milieuschade afneemt en de prijs van
milieugebruik toeneemt. Regulering leidt dus tot kostenver­
hogingen die zijn weerspiegeld in bijvoorbeeld de marktprijs
van het verhandelbare recht. De figuur maakt tevens duidelijk
dat pigouviaanse beprijzing op meer manieren is te realiseren
dan door (impliciete) milieubelastingen. In de figuur is de
prijs die milieugebruik door regulering heeft gekregen, zo ge­
kozen dat deze lager is dan de optimale pigouviaanse heffing.
Naast regelgeving kan in de bestaande situatie ook een
(impliciete) accijns of belasting op de emissie van milieu­
vervuilende stoffen worden geheven. Zo’n (additionele)
belasting leidt via kostenverhoging voor bedrijven tot extra
emissie­reductie en een hogere marktprijs voor milieugebruik.
Voor zover aan emissies complementaire goederen, zoals
energie, zijn verbonden, laat dit voorbeeld zien dat bestaande
belastingen die op zichzelf niet gericht zijn op het beprijzen
van emissies maar op het generen van overheidsinkomsten,
ook bijdragen aan het reguleren van emissies, zij het impliciet,
en daarmee ook bijdragen aan de realisering van het optimale
tarief.

land. In onze studie wordt de schade van vroegtijdig overlij­
den (mortaliteit) of chronische aandoeningen (morbiditeit)
gebaseerd op de waarde van een verloren levensjaar. De ge­
hanteerde referentiewaarde is 43.000 euro per levensjaar, zoals
gangbaar in de Europese Unie. In vergelijking met Amerikaan­
se studies is dat aan de lage kant, maar deze studies gebruiken
bijvoorbeeld loonverschillen tussen beroepen met een hoger
overlijdensrisico en vergelijkbare beroepen die dat risico niet
hebben, terwijl de relatie met luchtverontreiniging onduide­
lijk is. Wederom is vanwege deze en andere onzekerheden een
bandbreedte van 28.000 tot 99.000 euro aangehouden.
Behalve deze schadebedragen per eenheid emissie zijn
ook emissiefactoren bepaald voor de verschillende energie­
producten die in Nederland worden belast (PBL, 2014a). Bij
het verbruik van aardgas gaat het voor het overgrote deel om
CO2-emissies (meer dan 98,5 procent, uitgedrukt in CO2equivalenten). Bij elektriciteit komen alleen emissies vrij bij
de opwekking, niet bij het verbruik. Die emissies zijn af­
hankelijk van het brandstoftype. In Nederland zijn dat met
name aardgas, kolen en biomassa. Bij opwekking met wind en
zon ontstaan geen emissies. Tot slot worden minerale oliën
in Nederland voornamelijk gebruikt in de vorm van motor­
brandstoffen. De in onze analyse berekende luchtverontrei­
nigende emissies betreffen het vlootgemiddelde per voer­
tuigcategorie, zoals personenauto’s, bestel- en vrachtauto’s en
binnenvaartschepen. Van belang is voorts dat de milieuschade
door motorbrandstoffen niet alleen afhangt van het type
voertuig, maar ook van de plaats van de emissie – dichter bij
of verder weg van bevolkingscentra.
Naast emissies die direct vrijkomen bij de verbranding
van fossiele brandstoffen en biomassa, is er ook sprake van in­
directe emissies die samenhangen met de winning, het trans­
port, de bouw van energieproductie-installaties, distributie en

Methode en data

Er zijn een aantal berekeningen nodig om de bestaande al
of niet impliciete belasting per eenheid energieverbruik (m3
aardgas, kWh elektriciteit of liter minerale olie) met de ver­
oorzaakte marginale milieuschade te kunnen vergelijken. De
schade door klimaatverandering kan worden toegerekend aan
de emissies van de broeikasgassen, met name koolstofdioxide
(CO2). Op analoge wijze kan de schade door luchtverontrei­
niging worden toegekend aan de emissies van luchtverontrei­
nigende stoffen, waaronder stikstofoxiden (NOx) en ultra­
fijnstof (PM2,5). Op basis van emissiefactoren is de schade per
kilogram geëmitteerde stof vervolgens omgerekend naar de
schade per eenheid energieverbruik.
De zo berekende schaduwprijzen voor emissies weerspie­
gelen de momenteel best beschikbare kennis (PBL, 2014a).
Voor klimaatschade hanteren we 27 euro per kilogram CO2equivalenten als referentiewaarde, met een bandbreedte van
9 tot 78 euro per kilogram CO2. De grote bandbreedte heeft
te maken met de forse onzekerheden over de veroorzaakte
milieuschade. Er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat eerder
met de bovenkant dan met de onderkant van de bandbreedte
rekening moet worden gehouden.
De schade veroorzaakt door luchtverontreinigende stof­
fen is eveneens moeilijk te schatten. De relatie tussen emissie
en schade is vaak niet lineair en afhankelijk van het voorkomen
van andere stoffen in de atmosfeer. Daarbij spelen niet alleen
emissies in Nederland een rol, maar ook die uit het buiten­
Jaargang 99 (4691) 14 augustus 2014

Marginale kosten van milieuschade met
gereguleerde en deels belaste emissie

Figuur 1

Marginale kosten, marginale baten

Pigouviaanse
heffing

Marktprijs

0
0

Optimaal
Regulering en
emissiebelasting

Initieel
Alleen
regulering

Emissies

Marginale private kosten
Marginale maatschappelijke kosten
Marginale baten van emissies (tegelijk ook de bestrijdingskosten)
Marktprijs inclusief suboptimale regulering
Marktprijs inclusief suboptimale regulering en belasting
Marginale schade na suboptimale regulering en emissiebelasting

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Bron: PBL

485

ESB Energie & Milieu

afvalverwerking, ook wel ‘de emissies in de keten’ genoemd.
Schattingen van deze indirecte effecten zijn complex en daar­
door onzeker. Daarom hebben we ons beperkt tot een indica­
tieve benadering waarin alleen de broeikasgassen en luchtver­
ontreinigende stoffen zijn meegenomen die binnen een jaar
vóór of ná het energieverbruik zijn vrijgekomen. De kosten
hiervan zijn eveneens meegenomen in de hierna weergegeven
milieuschade (gebaseerd op Ecoinvent, 2013).
Resultaten

In de figuren 2, 3 en 4 is de gemonetariseerde milieuschade af­
gezet tegen de marginale tarieven voor de in Nederland belaste
energieproducten. Daarbij zijn de belastingtarieven voor 2013
gebruikt. Als de ratio gelijk is aan 100, is het huidige marginale
tarief gelijk aan de berekende (marginale) milieuschade. Is de

Relatieve kosten van milieuschade figuur 2
van verbranding van aardgas, 2013
Kosten zijn meer dan energiebelasting
Huishoudens

Bedrijven
(klein; minder dan 170.000 m3)
Bedrijven
(groot; 1 – 10 miljoen m3)
Bedrijven
(in ETS; zakelijk tarief)
0

100

200

300

400

500

Index (energiebelasting = 100)
Klimaatverandering

Luchtverontreiniging

Direct

Direct

Indirect

Indirect

Kosten van milieuschade zijn gelijk
aan energiebelasting (Pigou)
Onzekerheid in waardering van
emissie naar lucht en klimaat

Bron: PBL

Relatieve kosten van milieuschade en
elektriciteitsopwekking, 2013

figuur 3

Kosten zijn meer dan energiebelasting
Huishoudens
Wind
Biomassa
Aardgas
Kolen
Kolen, met kolenbelasting
Bedrijven (klein; 10 – 50.000 kWh)
Wind
Biomassa
Aardgas
Kolen
Kolen, met kolenbelasting
Bedrijven (groot; 50.000 – 1 miljoen kWh)
Wind
Biomassa
Aardgas
Kolen
Kolen, met kolenbelasting
Bedrijven (in ETS; zakelijk tarief)
Wind
Biomassa
Aardgas
Kolen
Kolen, met kolenbelasting
0

Klimaatverandering

200

Luchtverontreiniging

Direct

Direct

Indirect

Indirect

400

600
800
1000
1200
Index (energiebelasting = 100)

Kosten van milieuschade zijn gelijk
aan energiebelasting (Pigou)
Onzekerheid in waardering van
emissie naar lucht en klimaat

Bron: PBL

486

ratio groter dan 100, dan is de schade groter dan het belasting­
tarief. In dat geval is een verhoging van het tarief vanuit milieu­
perspectief verdedigbaar. Omgekeerd geldt dat een ratio kleiner
dan 100 een verlaging van het tarief vanuit milieuperspectief
zou rechtvaardigen. Vanwege de onzekerheid bij het bepalen
van de milieuschade is het gevonden resultaat vooral indicatief
voor de richting waarin tariefhervormingen bijdragen aan een
groener resultaat. In de figuren wordt zowel de directe als de in­
directe schade van klimaatverandering en luchtverontreiniging
door het energieverbruik afzonderlijk weergegeven.
De grote verschillen in de belastingtarieven op aardgas
voor het klein- en grootverbruik leiden tot een onevenwichtig
beeld vanuit pigouviaans perspectief (figuur 2). In de laagste
schijven zijn de belastingen relatief hoog ten opzichte van
de schade en in de hoogste schijf geldt het omgekeerde. De
schade is daar tot een factor vijf hoger dan het tarief. Zelfs
voor de directe schade van luchtverontreiniging alleen is het
tarief niet toereikend. Wanneer overigens rekening wordt ge­
houden met de bovenkant van de bandbreedte van de milieu­
schade zijn de belastingtarieven voor kleinverbruik ongeveer
gelijk aan het pigouviaanse tarief. Voor bedrijven die onder
het Europese emissiehandelssysteem (ETS) vallen en een za­
kelijk tarief voor aardgas betalen, ligt de ratio lager dan voor
bedrijven die niet onder het ETS vallen, omdat in de heffing
ook de huidige prijs van CO2-rechten op de ETS-markt is
meegenomen (Annex VI in PBL, 2014a). Voor aardgas komt
dat neer op ongeveer 0,22 euro per gigajoule.
Bij elektriciteit is het beeld veel extremer, zo blijkt uit fi­
guur 3. Ook hier is het tarief voor huishoudens relatief hoog,
vergeleken met de milieuschade bij de verschillende opwek­
kingsmethodes. Alleen bij kolen komt de bovenkant van de
bandbreedte in de buurt van het tarief. Voor grootverbruik
wordt de schade door klimaatverandering en luchtverontrei­
niging op geen enkele wijze weerspiegeld in de marginale ta­
rieven. Dat geldt eveneens voor het middenverbruik.
Het tarief voor het grootverbruik, waarbij ook nog de hui­
dige CO2-prijs op de ETS-markt van 0,34 euro per gigajoule­
is meegenomen, ligt bij elektriciteitsopwekking door kolen
tot wel een factor tien beneden de door dit verbruik direct en
indirect veroorzaakte milieuschade. Bij aardgascentrales ligt
deze factor rond de vier, waarbij met name de klimaatschade
domineert. Biomassa wijkt daar niet veel van af. Opvallend is
dat de milieuschade van biomassa bijna alleen door de directe
en indirecte schade door luchtverontreiniging wordt veroor­
zaakt. Ter vergelijking is ook het effect van het huidige tarief
van de kolenbelasting meegenomen. Bij de kolenbelasting in
combinatie met het tarief voor grootverbruikers van elektrici­
teit neemt de ratio weliswaar af, maar dit weegt nog niet op
tegen alle directe en indirecte milieuschade.
Het beeld bij het verbruik van minerale oliën als motor­
brandstof is heel anders dan het beeld bij aardgas en elektriciteit
(figuur 4). De milieuschade blijkt lager te liggen dan het accijns­
tarief voor benzine. Ook voor diesel wordt de milieuschade
nog gecompenseerd door de hoogte van de accijns, althans bij
de personenauto’s. Overigens ligt de bovenkant van de band­
breedte voor de milieuschade nog wel boven het tarief van de
accijns, ook voor benzine. Een ander verschil met aardgas en
elektriciteit is dat bij motorbrandstoffen luchtverontreiniging
voor ruim meer dan de helft van de milieuschade verantwoor­
delijk is. Alleen bij elektriciteitsopwekking met behulp van bio­

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4691) 14 augustus 2014

Energie & Milieu ESB

massa is het aandeel van luchtverontreiniging ook hoger dan dat
van klimaatverandering. Bij mobiele werktuigen zijn de tarieven
ondanks het afschaffen van de ‘rode diesel’ nog te laag vanuit mi­
lieuoogpunt, en de binnenvaart neemt een uitzonderingspositie
in omdat daar het verbruik is vrijgesteld van belasting en er dus
helemaal niet wordt betaald voor de veroorzaakte milieuschade.
Overigens beprijzen de accijnzen op motorbrandstoffen
in beginsel ook andere externe effecten, zoals de schade door
ongevallen en congestie. Als deze kosten ook worden meege­
nomen, zijn de tarieven van motorbrandstoffen beduidend
lager dan alle externe kosten (CE, 2008). Voor een volledige
vergelijking dienen bovendien de vaste belastingen op motor­
voertuigen in ogenschouw te worden genomen, zoals de aan­
schaf- en wegenbelastingen. Deze belastingen worden ook tot
de milieubelastingen gerekend, maar zijn in de huidige ana­
lyse buiten beschouwing gelaten.

Relatieve kosten van milieuschade
van motorbrandstoffen, 2013

figuur 4

Kosten zijn meer dan accijns
Personenauto benzine
Personenauto diesel
Bestelauto
Vrachtwagen
–

Binnenvaart
Mobiele landbouwwerktuigen
0

50

100

150

200

250

300

Index (accijns = 100)
Klimaatverandering

Luchtverontreiniging

Direct

Direct

Indirect

Indirect
–

Vrijgesteld van accijns

Kosten van milieuschade zijn gelijk
aan energiebelasting (Pigou)
Onzekerheid in waardering van
emissie naar lucht en klimaat

Bron: PBL

Mogelijkheden voor hervorming

De analyse biedt een aantal aanknopingspunten voor
m
­ ilieubelastinghervorming gericht op een verbetering van
het milieuresultaat (PBL, 2014b) Allereerst blijkt het afme­
ten van de milieu­chade veroorzaakt door het energiever­
s
bruik aan uitsluitend de klimaatimpact (CO2-grondslag)
voorbij te gaan aan de grote verschillen in de bijdrage aan
luchtverontreiniging tussen de onderscheiden vormen van
energieverbruik. Met name bij biomassa en bij motorbrand­
stoffen is een substantieel deel van de milieuschade te wijten
aan luchtverontreiniging. Het gebruik van biomassa kent
weliswaar nauwelijks milieuschade door klimaatverandering
en is vanwege zijn relatief lage prijs een aantrekkelijke optie
voor het behalen van de klimaatdoelstellingen, maar hiervoor
wordt wel een prijs betaald omdat gebruik van biomassa voor
elektriciteitsopwekking relatief veel luchtverontreinigende
emissies veroorzaakt.
Verder laat de analyse zien dat de tarieven van belasting­
en op energie nauwelijks een relatie hebben met de veroor­
zaakte milieuschade. Er valt nog de nodige winst te boeken
door de tarieven van de bestaande belastingen op fossiele
brandstoffen hiermee in lijn te brengen. Met name elektri­
citeit en in mindere mate aardgas worden nu relatief zwaar
belast voor kleinverbruik. Vanuit milieuperspectief is het be­
lasten van elektriciteit een grote omweg vergeleken met het
meer direct belasten van emissies die vrijkomen bij de opwek­
king van elektriciteit. Door elektriciteit te belasten bij de op­
wekking in plaats van bij het verbruik wordt een meer directe
relatie gelegd met de emissies en kunnen grondslag en tarief
gedifferentieerd worden naar het type brandstof dat bij elek­
triciteitsopwekking wordt gebruikt. Bovendien kan het tarief
per eenheid emissie lager liggen omdat er een directere relatie
is tussen heffing en veroorzaakte milieuschade (PBL, 2014a).
Zo lang elektriciteit niet bij de opwekking wordt belast, is het
vanuit milieuperspectief goed te verdedigen dat het gebruik
van kolen bij elektriciteitsopwekking zwaarder wordt belast
dan het gebruik van aardgas of biomassa. Dit rechtvaardigt
het bestaan van de huidige kolenbelasting.
Naast de relatief grote schade aan de luchtkwaliteit recht­
vaardigen de hoge indirecte emissies bij motorbrandstoffen op
zichzelf hogere tarieven vergeleken met ander energieverbruik.
De tariefstelling op motorbrandstoffen zou veel meer gericht
kunnen worden op de relatieve bijdrage aan de milieuschade
Jaargang 99 (4691) 14 augustus 2014

van de verschillende producten, met name benzine en diesel
in de verschillende toepassingen, maar ook biobrandstoffen,
LPG en elektrisch rijden. Bij elektrisch rijden vinden de emis­
sies plaats bij het opwekken van de elektriciteit en niet bij het
gebruik van de auto. Luchtverontreinigende stoffen worden
dan op grotere afstand van de bevolkingscentra geëmitteerd,
waardoor ze tot minder gezondheidsschade leiden.
In Nederland is kennelijk gekozen voor een energiebelas­
tingstructuur die milieuschade vooral op indirecte wijze belast,
namelijk via de consumptie van aardgas, elektriciteit en motor­
brandstoffen. Daarbij ligt bovendien de nadruk op het klein­
verbruik, in het bijzonder de huishoudens. Deze keuze is met
name ingegeven door de zorg over de internationale belasting­
concurrentie voor grote bedrijven. Zijn de milieubelastingen
hoog, dan bestaat het risico dat bedrijven hun activiteiten ver­
plaatsen naar het buitenland. Voor huishoudens is zo’n belas­
tingvlucht lastiger. Het nadeel van het belasten van consumptie
is wel dat hierdoor vooral indirect belasting wordt geheven over
de milieugrondslagen. Bovendien zijn de belaste energiebron­
nen slechts indirect verbonden met de bij hun verbranding vrij­
komende emissies, waarbij in de keten soms wel en soms niet
sprake is van consistente regulering. Groene belastingopbreng­
sten zijn dan ook niet altijd even groen in hun effect.

Literatuur
CE (2008) Handbook on estimation of external costs in the transport sector. Produced within the
study Internalisation measures and policies for all external cost of transport (IMPACT). Delft: CE
Delft.
Ecoinvent (2013) Life cycle database. Publicatie op www.pre-sustainability.com.
Heine, D., J. Norregaard en I.W.H. Parry (2012) Environmental tax reform: principles from
theory and practice to date. IMF Working Paper, 12(180).
PBL (2012a) Voorwaarden voor vergroening van de economie in Nederland. Den Haag: PBL.
PBL (2012b) Milieubelastingen en groene groei. Verkenning van de mogelijkheden in het kader van
het energie- en klimaatbeleid. Den Haag: PBL.
PBL (2014a) Milieubelastingen en groene groei. Deel II: evaluatie van belastingen op energie in
Nederland vanuit milieuperspectief. Den Haag: PBL.
PBL (2014b) Fiscale vergroening: uitdagingen voor de belastingen op energie. Den Haag: PBL.
Studiecommissie Belastingstelsel (2010) Continuïteit en vernieuwing. Een visie op het belastingstelsel. Den Haag: PBL.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

487

Auteurs