Entrepreneurs in de nieuwe economie
Aute ur(s ):
Nooteboom, B. (auteur)
Hoogleraar b edrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4274, pagina 783, 6 oktober 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
ondernemen
Welke effecten heeft de nieuwe economie op kansen voor ondernemerschap en bedrijven? De paradox van exploitatie en exploratie
biedt een nieuwe uitdaging.
Eén van de verschijnselen die worden toegerekend aan de nieuwe economie is de opkomst van nieuwe, kleine bedrijven. Die was er
echter in eerdere industriële revoluties ook. Elke opgang als gevolg van radicaal nieuwe technologie wordt vergezeld van zwermen van
nieuwe, kleine bedrijven. Een oorzaak daarvan is dat nieuwe technologie bestaande marktposities vernietigt, toetredingsbarriëres
afbreekt en nieuwe markten creëert en aldus nieuwe mogelijkheden geeft voor toetreding. Een tweede oorzaak is dat in het
beginstadium de druk vanuit de concurrentie om gebruik te maken van schaaleffecten beperkt is. Door de aanvankelijk geringe
omvang van de vraag is de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken eveneens beperkt. Dit maakt een kleine bedrijfsomvang
mogelijk vanuit het gezichtspunt van concurrentie.
Naast deze algemene factoren geeft de nieuwe economie een specifiek, nieuw voordeel voor kleinere bedrijven. Er zijn verschillende
schaaleffecten in transactiekosten: die kosten zijn hoger als je een klein bedrijf bent of kleine bedrijven als partners hebt 1. Het
schaaleffect zit onder andere in de vaste kosten van het opzetten van informatiesystemen voor zoeken, evalueren en controle: de kosten
van hardware, software en het leren gebruiken ervan. De informatie- en communicatietechnologie (ict), en vooral internet, heeft dat
goeddeels weggenomen. Voor nieuwe bedrijven helpt dat de toegang te vinden tot nieuwe markten. Afgezien van die technische
schaaleffecten bevordert ict netwerkrelaties tussen bedrijven. Vooral kleinere bedrijven hebben die relaties nodig om beperkingen in hun
competenties te compenseren.
Exploitatie en exploratie
Een bekend dilemma voor bedrijven is dat zij exploitatie en exploratie moeten combineren. Aan de ene kant moeten bedrijven bestaande
middelen efficiënt exploiteren, om te overleven op korte termijn. Aan de andere kant moeten zij om te overleven op de langere termijn
‘exploratie’ verrichten: nieuwe middelen en kundigheden ontwikkelen. In toenemende mate moeten bedrijven exploitatie en exploratie
tegelijkertijd verrichten. Dat is een paradoxale taak. Ondernemerschap doet zich eerder voor naarmate er meer kansen zijn voor exploratie
met behoud van exploitatie. Creatie wordt meer toegelaten als die minder destructie met zich mee brengt. De nieuwe economie verruimt
die kansen voor exploratie.
Efficiënte exploitatie vergt traditioneel een proces van versmalling, van eliminatie van alles wat overtollig is voor productie. Dit wordt
bereikt door middel van arbeidsdeling en specialisatie, en gebruik van de schaalvoordelen die dat oplevert. Exploratie, daarentegen, vergt
een proces van verwijding en opening. Exploitatie vergt coördinatie, integratie en eenheid van perceptie, doel en proces. Exploratie, met
zijn Schumpeteriaanse ‘nieuwe combinaties’, vergt juist losse coördinatie, variëteit en desintegratie in lossere delen. Dergelijke structuren
doen zich voor in ‘industriële districten’ van veelal kleine bedrijven en in ‘virtuele organisaties’ met autonome onderdelen.
De nieuwe economie geeft meer noodzaak en meer ruimte voor exploratie met behoud van efficiënte exploitatie. Dat geeft meer
mogelijkheden voor nieuw ondernemerschap en is in het voordeel van kleinere bedrijven. Een oorzaak is vermindering van
schaaleffecten, als gevolg van de ict. Schaaleffecten in productie en in gebruik van computers waren eerder sterk verminderd en in
sommige gevallen zelfs geheel verdwenen. Er bleven sterke schaaleffecten over in merknaam en distributie, maar die zijn nu voor een deel
afgenomen door de vermindering van transactiekosten en vooral van het schaaleffect daarin, zoals al aangegeven. Hieronder worden
andere oorzaken van de verschuivende balans tussen exploitatie en exploratie onderzocht.
Minder hardware, meer software
Het probleem in de combinatie van exploitatie en exploratie is het grootst wanneer de cyclus van productvernieuwing korter is dan de
cyclus van vernieuwing in productie en wanneer de investering voor productie specifiek is voor het product. Verandering van productie
is langzaam in relatie tot verandering van product wanneer het grote, kostbare investeringen vergt die bovendien gebonden zijn aan een
vaste vorm van het product. Dat was traditioneel het geval in fabrieken. Denk bijvoorbeeld aan een staalfabriek, waar duurzame
installaties weinig flexibiliteit ten aanzien van de te fabriceren producten toelaten.
De systeemverandering die nu plaatsvindt, ligt voor een deel in het feit dat productie in toenemende mate gebaseerd is op gemakkelijker
te actualiseren kennis van mensen en software van computers, op een platform van hardware dat niet zo snel hoeft te veranderen om
snelle productverandering mogelijk te maken. Deze systeembreuk doet zich het duidelijkst voor in diensten, waar productie direct
verbonden is met menselijke of computer software. Dit verschil wordt vermenigvuldigd door het feit dat diensten in de economie een
groeiend aandeel hebben. Vroeger werd gedacht dat de productiviteitsstijging in diensten beperkt is. In sommige gevallen is dat nog
steeds zo, maar het is zeker niet het geval waar productiviteit, inclusief kwaliteitsverbetering, deels gebaseerd is op ict. De innovatie van
diensten kan om genoemde redenen veel sneller zijn.
Snelle exploratie
Mogelijkheden voor snellere exploratie doen zich ook, zij het soms meer indirect, voor in de industrie. In sommige gevallen is de
productieapparatuur zelf meer flexibel geworden, zoals in computergestuurde apparatuur. Dit maakt flexibele productie mogelijk en
daarmee een verkleinde afstand tussen exploitatie en exploratie. In ontwikkeling worden fysieke prototypes steeds meer, met gebruik van
ict, vervangen door virtuele prototypes, die getoetst worden in computersimulatie. Computerondersteund ontwerpen maakt ook meer
efficiënte koppelingen mogelijk in een keten van ontwerp. De producent kan een overkoepelend ontwerp, bijvoorbeeld van een auto, per
telefoon sturen naar een leverancier van een onderdeel, die zijn ontwerp inbouwt en weer terug stuurt. Meer in het algemeen kan ict
worden gebruikt om de snelheid en flexibiliteit in ketens en netwerken te vergroten, in verbindingen tussen leveranciers, producenten,
distributeurs en consumenten.
Openheid
In samenwerking tussen bedrijven was er traditioneel een probleem van lekkage van kennis (‘spillover’). Voor hoge toegevoegde waarde
van samenwerking moest men informatie geven over wat men wel en niet doet en kan, al was het alleen om de partner de gelegenheid te
geven om hulp te bieden met zijn complementaire competenties. Het probleem daarbij is dat als die informatie de eigen kerncompetentie
raakt, men het risico kan lopen dat die via de partner wegvloeit naar een concurrent. Een oplossing van dat probleem is exclusiviteit: men
laat de partner niet toe in dezelfde activiteit ook samen te werken met enige concurrent. Het probleem daarvan is dat het een restrictie
oplegt aan de variëteit en nieuwheid van bronnen van leren. In langdurige, exclusieve relaties bereikt men het punt dat men elkaar niets
nieuws meer te bieden heeft.
Minder weglek-risico
Hier moet men niet alleen kijken naar de tijd die verloopt tot informatie een concurrent bereikt, maar ook naar zijn ‘absorptiecapaciteit’: zijn
vermogen om die informatie te begrijpen, te imiteren en te implementeren. Het punt is nu dat het gevaar van lekkage sterk verminderd is,
om twee redenen. Reden één is pure snelheid van verandering. Als tegen de tijd dat de concurrent in staat is tot effectieve imitatie en
implementatie de informatie al verouderd is, dan wordt men een bewegend doel en verdwijnt het probleem. De tweede reden is dat in
toenemende mate concurrentievoordeel gelegen is in het vermogen om exploitatie en exploratie te combineren. Dit is belichaamd in
interne en externe organisatie (‘netwerk’) en cultuur en die zijn niet gemakkelijk te imiteren. Concurrentievermogen zit niet meer in
producten en technologie, maar in het vermogen die te veranderen. Daartoe wordt het minder belangrijk om bestaande producten en
technologieën te beschermen en die bescherming was voor kleinere bedrijven moeilijker dan voor grote. Kortom: ook op dit punt is er een
verbetering van de relatieve positie van nieuwe, kleine bedrijven.
Nieuwe organisatievormen
Er is ook verandering in vormen van organisatie. Er wordt niet langer gedacht in termen van een dichotomie van enerzijds de markt, met
volledig autonome partijen die op afstand ad hoc transacties met elkaar verrichten, en anderzijds de ‘hiërarchie’ van de interne
organisatie. Tussenliggende vormen zijn ontdekt, of herontdekt, van meer of minder sterke verbindingen tussen bedrijven, in meer of
minder duurzame en meer of minder exclusieve netwerken. Een alternatief is sterk gedecentraliseerde ‘virtuele’ bedrijven met losse
koppelingen tussen onderdelen. Het traditionele onderscheid tussen kleine en grote bedrijven wordt minder zinvol: industriële districten
of netwerken en virtuele bedrijven staan dicht bij elkaar. Een manier om de paradox van exploitatie en exploratie op te lossen is om
sommige knooppunten in een netwerk te laten specialiseren in het een en andere knooppunten in het andere, en de combinatie te maken
door middel van flexibele combinaties ervan. Ict maakt dat mogelijk op manieren die vroeger ondenkbaar waren.
Verfijnde middelen zijn ontwikkeld voor de besturing (‘governance’) van relaties tussen bedrijven. Daarmee kunnen steeds beter
schijnbaar onverenigbare doelstellingen worden verwezenlijkt. Aan de ene kant is er een noodzaak tot samenwerking, om gebruik te
maken van verschillende, complementaire competenties, ter wille van hoge toegevoegde waarde en innovatie door nieuwe combinaties.
Aan de andere kant vergt dit specifieke investeringen in partnerrelaties, die problemen leveren van afhankelijkheid en ‘hold-up’ en
moeten dergelijke relationele risico’s worden beheerst 2. Aan de ene kant moeten relaties voldoende duurzaam zijn om de investeringen in
samenwerking terug te verdienen. Aan de andere kant moeten ze voldoende flexibel en open blijven om rigiditeiten te vermijden. We
leren met deze paradoxen om te gaan in nieuwe vormen van organisatie en cöordinatie.
Het gevolg hiervan is ook een verbetering van perspectieven voor nieuwe, kleinere bedrijven. Door flexibele combinaties met anderen
kan men kleiner en sneller opereren dan toen men alle benodigde competenties zelf moest ontwikkelen en bundelen.
Management-stijlen
Er zijn belangrijke implicaties voor de structuur van organisaties en stijlen van management in de nieuwe economie. In het verleden ging
men er van uit dat er door het management richting werd gegeven aan de exploratie, door middel van strategische planning. Men ging er
van uit dat exploitatie een kwestie was voor de ‘werkvloer’ en dat heette het ‘operationele werk’. Echter, exploratie moet geworteld zijn in
de ervaring met exploitatie en men ging er van uit dat management daarover geïnformeerd zou zijn door rapportage. Tegenwoordig, met
de noodzaak van snellere exploratie in combinatie met exploitatie, moeten mensen die in direct contact staan met klanten, leveranciers en
technologie aan de exploratie deelnemen en er zelfs het hart van vormen. Dat vergt een andere oriëntatie op structuur en proces van
organisatie. In plaats van zelf de exploratie te verrichten, moeten managers anderen in staat stellen dat te doen. In plaats van zelf de
strategie te ontwikkelen moeten zij het proces orkestreren waar strategie uit voortkomt. Men kan niet langer een scheiding handhaven
tussen het maken en het implementeren van strategie. Strategie ontstaat uit variëteit van implementatie.
Kleinere bedrijven zijn hier traditioneel beter in dan grote. Grote bedrijven haalden hun voordeel uit arbeidsdeling en dat vergde min of
meer bureaucratische coördinatie. Met minder arbeidsdeling en kortere afstanden, in geografische en organisatorische zin, konden
kleinere bedrijven meer flexibiliteit bereiken met minder bureaucratie. In de nieuwe economie komen grote gecentraliseerde bedrijven in
het nauw en moeten zij zich desintegreren in lossere eenheden met meer autonomie.
Aanbodzijde: maatwerk
Tot dusverre kwamen de argumenten van de aanbodkant. Hoe zit het met de vraagkant? In een economie met een overvloed aan
informatie verschuift zich de schaarste van de informatie naar het vermogen om informatie te absorberen en te begrijpen. Er is een
groeiende vraag naar diensten, vooral informatie en communicatiediensten, die tegemoet komen aan dit probleem door het aanbod toe te
spitsen op de absorptiecapaciteit van gebruikers, die sterk gedifferentieerd is. Met andere woorden: spits de diensten zo toe, door
reductie, selectie, combinatie en transformatie, dat ze precies relevant en bruikbaar zijn voor de specifieke gebruiker. Ook daar zijn
kleinere eenheden, met gedetailleerde en cumulatieve kennis van de klant, in duurzame relaties, traditioneel en nog steeds in het
voordeel. Het kan hier gaan om diensten die op zichzelf staan, maar ook om informatie, kennis of kundediensten die gekoppeld zijn aan
fysieke producten, voor de ontwikkeling, het ontwerp of de configuratie daarvan.
Conclusie
Er zijn in de nieuwe economie verschillende systeembreuken die de behoefte aan en ruimte voor kleine, nieuwe bedrijven vergroten. Aan
de aanbodkant zijn er lagere toetredingsbarrieres, meer ruimte voor exploratie, meer openheid en meer mogelijkheden voor wisselende
configuraties van kleine eenheden. Aan de vraagkant is er een behoefte aan gedifferentieerde informatie, kennis- en kundediensten, op
zichzelf of gekoppeld aan fysieke producten, om tegemoet te komen aan de schaarste aan absorptiecapaciteit. Er is volop ruimte voor
nieuw en kleinschalig ondernemerschap voor het benutten van nieuwe mogelijkheden om exploitatie en exploratie te combineren, om
efficiënte productie en distributie te combineren met gedifferentieerde producten en voor snelle ontwikkeling en innovatie. Daarbij kan
men gebruik maken van complementaire bronnen van kennis en leren in netwerken, in open systemen met een snelheid van verandering
waarbij het weglekken van kennis er niet meer toe doet, of door competenties in te bedden in niet gemakkelijk te imiteren organisatie of de
cultuur daarvan.
Een relativerende opmerking is hier op zijn plaats. Zoals aan het begin gezegd wordt in golven van ontwikkeling een fase van volatiliteit
van kleinschalige nieuwe vormen van product en productie gevolgd door een fase van consolidatie, waar de aandacht verschuift naar
lage kosten door benutting van schaalvoordelen. Hoewel schaalvoordelen sterk zijn verminderd zijn zij niet geheel verdwenen. Enige
schaalvergroting en concentratie kan derhalve ook in de nieuwe economie weer worden verwacht
1 B. Nooteboom, Firm size effects on transaction costs, Small Business Economics, 1993, blz. 283-295.
2 Zie B. Nooteboom, Inter-firm alliances; analysis and design, London: Routledge, 1999.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)