Veel oudere pensioendeelnemers zeggen behoefte te hebben aan een pensioen dat met een forse eenmalige uitkering begint. Het verschaft gepensioneerden meer flexibiliteit in hun besteding aan bijvoorbeeld zorg, nalatenschap en liquiditeit.
Pensioenen ESB
347Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
Eenmalige pensioenuitkering voorziet in behoefte
PENSIOENEN
S
taatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid stelt dat er een groeiende
behoefte is aan een op maat gesneden pensioen
(Ministerie SZW, 2015). Zo blijkt uit onder –
zoek van Koenen (2014) dat de meerderheid
van de Nederlanders meer keuze zou willen ten aanzien
van de pensioenuitkering. De voornaamste reden is dat dit
meer mogelijkheden biedt het pensioen aan te laten sluiten
op de persoonlijke situatie. Momenteel is er in Nederland een beperkt aantal flexi-
bele opties beschikbaar bij pensionering (kader 1). Ondanks
de behoefte aan meer keuze, maakt een minderheid van
de deelnemers gebruik van deze mogelijkheden – in 2015
vervroegde iets minder dan een op drie deelnemers het ou –
derdomspensioen of gebruikte de hoog-laagconstructie;
deeltijdpensioen en uitstellen van het pensioen na de AOW-
leeftijd deden deelnemers veel beperkter (Kortleve en Wil –
lemsen, 2016). Een mogelijke verklaring is dat de beschikba –
re opties onvoldoende aansluiten op de behoeftes. Niettemin
kozen deelnemers in de afgelopen jaren steeds vaker voor een
flexibele optie – het gebruik van de hoog-laagconstructie is
in 2015 bijvoorbeeld driemaal zo hoog als in 2010. Nederlandse deelnemers krijgen hun opgebouwde
pensioen in de tweede pijler uitgekeerd als een annuïteit,
een maandelijkse uitkering. Een optie om meer flexibiliteit
te introduceren is om deelnemers de mogelijkheid te bieden
om (een gedeelte van) het opgebouwde pensioen eenmalig
uitgekeerd te krijgen op de pensioendatum. Met uitzonde –
ring van Nederland, Zweden en Noorwegen is dit in heel Europa gebruikelijk (EIOPA, 2014). De Pensioenfederatie
pleit voor de introductie van een eenmalige uitkering om
–
dat dit zou voldoen aan de behoefte aan meer flexibiliteit
(Pensioenfederatie, 2015). Maar naar de omvang van de be –
hoefte aan een eenmalige uitkering is nog geen onderzoek
gedaan. En om deze behoefte te kunnen duiden, is daarbij
ook de vraag welke deelnemers een voorkeur hebben voor
een eenmalige uitkering.
VOOR- EN NADELEN VAN EENMALIGE UITKERING
In vergelijking tot in veel andere landen hebben Nederland –
se deelnemers beperkte keuze wat betreft de uitkering van
hun tweedepijlerpensioen (Lever et al. , 2015). Onderzoek
uit andere landen laat zien dat mensen de flexibiliteit van
een eenmalige uitkering op pensioendatum positief waarde –
ren, omdat ze daardoor hun pensioen beter kunnen afstem –
men op hun behoeften (Rocha en Vittas, 2010). Brown en
Nijman (2011) stellen dat de huidige verplichte uitkering
in de vorm van een annuïteit mogelijk welvaartverlagend is
voor veel deelnemers. Direr (2010) geeft aan dat begrensde
(eenmalige) uitkeringen bijdragen aan betere consumptie –
spreiding voor deelnemers over hun levensloop met beperk –
te selectie-effecten, want ze hebben zelf baat bij de mogelijk –
heid zonder dat het collectief er wezenlijk nadeel van heeft.
MERLE
WILLEMSEN
Corporate trainee bij
PGGM
NIELS KORTLEVE
Innovatiemanager
bij PGGM
Uit een enquête onder oudere pensioendeelnemers blijkt dat er
behoefte is aan een eenmalige uitkering bij pensionering – een re –
geling die in veel Europese landen al bestaat. Met name deelne –
mers met lagere pensioeninkomens, slechte gezondheidsstatus en
met kinderen hebben een voorkeur voor een eenmalige uitkering.
Door deze optie toe te voegen aan de bestaande mogelijkheden
kunnen deelnemers hun pensioen beter afstemmen op hun per –
soonlijke situatie.
Bestaande flexibiliteit bij pensionering KADER 1
In Nederland zijn al enkele keuzemogelijkheden beschik-
baar bij pensionering:
– Het vervroegen of uitstellen van het pensioen: maximaal
vijf jaar ten opzichte van de AOW-gerechtigde leeftijd.
– Deeltijdpensioen: deelnemers kunnen voor een deel blij-
ven werken en voor het andere deel met pensioen gaan.
– Hoog-laagconstructie (en laag-hoogconstructie): deel-
nemers kunnen maximaal tien jaar een hoge (lage) uitke-
ring ontvangen en vervolgens een lage (hoge) uitkering.
Het lage pensioen moet ten minste 75 procent van het
hoge pensioen zijn.
– Uitruilmogelijkheden partnerpensioen: deelnemers kun-
nen zowel een gedeelte van hun ouderdomspensioen
uitruilen voor een hoger partnerpensioen als omgekeerd.
ESB Pensioenen
348Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
Uit k erin g :
€ 2 3 .0 00 eenmalig
A O W:
€ 1.0 00 p er ma an d
€ 1.0 00 p er ma an d
A O W:
€ 1.0 00 p er ma an d
67
0
500
1000 1500 2000
77 67 77 67 77
Leeftijd in jaren
Annuïteit
(huidige standaard) Hoog-laag-constructie
Eenmalige uitkering
AO W:
€ 1.0 00 p er ma an d
A
O W:
€ 1.0 00 p er ma an d
Pe
nsio en :
€ 8 0 0 p er ma an d Pe
nsio en :
€ 70 0 p er ma an d
€ 90 0
p er ma an d
€ 70 0
p er ma an d
Pe
nsio en :
Het belangrijkste nadeel van de eenmalige uitkering
is dat mensen het risico lopen te weinig pensioen over te
houden en daardoor een beroep moeten doen op collec-
tieve middelen. De mogelijkheid dat gepensioneerden hun
eenmalige uitkering te snel spenderen is reëel (Barr en Dia –
mond, 2008). Er zijn verschillende gedragseffecten waar –
door individuen suboptimale keuzes maken: mensen tonen
uitstelgedrag , geven meer gewicht aan de huidige situatie
en hebben gebrek aan zelfbeheersing en wilskracht (Del –
sen, 2014). Ook Rocha en Vittas (2010) argumenteren
dat wanneer er geen beperkingen zijn op het op te nemen
bedrag (zoals bijvoorbeeld het geval is in Australië, Zwit –
serland en het Verenigd Koninkrijk), gepensioneerden het
risico lopen om vroegtijdig hun pensioenkapitaal gespen –
deerd te hebben. Dit kan vervolgens leiden tot een signifi-
cante daling van de levensstandaard.EEN ENQUÊTE
Een enquête onder 14.425 pensioendeelnemers net onder
(1952 als geboortejaar) of net boven (1948) de reguliere
pensioengerechtigde leeftijd biedt inzicht in de voorkeur
van oudere pensioendeelnemers voor een eenmalige uitke –
ring. Ze kregen verschillende, actuarieel gelijkwaardige uit –
keringsmogelijkheden voorgelegd (figuur 1): ten eerste een
gelijkblijvende levenslange uitkering , ten tweede eerst een
hogere en daarna een lagere levenslange uitkering (hoog-
laagconstructie) en ten derde een eenmalige uitkering op
pensioendatum in combinatie met een levenslange lagere
uitkering (laag-laagconstructie). Daarbij is de derde optie
technisch gezien een variant op de hoog-laagconstructie
(Cordewener et al., 2015). Deelnemers zouden met deze
optie ongeveer vijftien procent van het opgebouwde pen –
sioenvermogen kunnen laten uitkeren. Omwille van een –
voud en begrijpelijkheid zijn varianten met een deeltijd –
pensioen buiten beschouwing gelaten, omdat in essentie de
keuze tussen de drie getoonde varianten dan niet verschilt.
Door de voorkeuren af te zetten tegen persoonskenmerken
als gezondheid, inkomen en het hebben van kinderen is het
mogelijk meer inzicht te krijgen in de redenen achter een
bepaalde keuze. De respons was 12,1 procent (N = 1744),
wat in deelsamples voldoende waarnemingen oplevert om
betrouwbare uitspraken te doen over de significantie van de
resultaten.
DE RESULTATEN
Uit de enquête blijkt dat er een substantiële behoefte is aan
een eenmalige uitkering : in de gehele populatie kiest dertig
procent van de deelnemers daarvoor. Dat is iets hoger dan de
behoefte aan de hoog-laagconstructie (26 procent); een rui-
me meerderheid wil dus een flexibele uitkering (tabel 1). Dit
komt overeen met de bevindingen van Bockweg et al. (2016),
die bij een onderzoek naar verschillende hoogtes van eenma –
lige uitkeringen (5 tot 20 procent van het pensioenvermogen)
vinden dat 58 procent van de ondervraagde oudere pensioen –
deelnemers een eenmalige uitkering wil. Zij hebben het alleen
niet vergeleken met de hoog-laagconstructie. De voorkeur voor een eenmalige uitkering blijkt af-
hankelijk van verschillende achtergrondkenmerken. Ten
eerste blijkt dat de voorkeur voor een eenmalige uitkering
afneemt met de hoogte van het pensioeninkomen. Zo geeft
35 procent van de deelnemers met een laag inkomen aan
dat zij een voorkeur hebben voor de eenmalige uitkering ,
terwijl maar 25 procent van de deelnemers met een hoog
inkomen voor deze optie kiest. Deelnemers met lage in –
komens geven als voornaamste reden (38 procent) dat ze
behoefte hebben aan liquiditeit, wat conform de litera –
tuur is (Rocha en Vittas, 2010; Brown en Nijman, 2011).
Daarnaast motiveren zij hun voorkeur voor een eenmalige
uitkering uit voorzorg. Zo stelt een deelnemer: “Dat lijkt
me prettig als reserve te hebben en toch een pensioen krij –
gen ter aanvulling van de AOW.” Deze bevindingen bena –
drukken de behoefte om een eenmalige uitkering te intro –
duceren. Ten tweede prefereren deelnemers met kinderen
vaker de eenmalige uitkering , terwijl deelnemers zonder
kinderen vaker kiezen voor de annuïteit. Deze uitkomsten
komen overeen met verschillende onderzoeken. Brown en
Nijman (2011) stellen dat het aantrekkelijk is om het pen –
Bron: PGGM
Voorbeeldweergave van getoonde uitkeringsmogelijkhedenFIGUUR 1
Bron: PGGM
Voorkeur naar achtergrondkenmerken, in procenten¹TABEL 1
Voorkeur
Annuïteit Hoog –
laagconstructie Eenmalige
uitkering
Inkomen Laag 4125 35
Midden 4226 32
Hoog 4827 25
Significantie 1*** ***
Kinderen Ja 4127 32
Nee 5324 23
Significantie 1*** ***
Gezondheid Slecht 3828 34
Redelijk 4028 32
Goed 4626 29
Significantie 1**
Gepensioneerd Ja 5122 28
Nee 3831 31
Significantie 1******
Totale populatie 4426 30
1 Significantie van onderling verschil binnen de gehele categorie
**/*** Significant op respectievelijk vijf- en eenprocentsniveau
Pensioenen ESB
349Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
LITERATUUR
Barr, N. en P. Diamond (2008) Reforming pensions. Principles and policy choices. Oxford: Oxford
University Press.
Bockweg, C., E. Ponds, O. Steenbeek en J. Vonken (2016) Framing and Pension Annuities. Ar-
tikel op www.netspar.nl.
Brown, J.R. en T. Nijman (2011) Opportunities for improving pension wealth decumulation in
the Netherlands. Netspar Discussion Paper , 1.
Cordewener, F.P.L., C.E. Kortleve, E.H. Rebers en S.J. Vos (2015) Eenmalige uitkering bij pen-
sionering faciliteren. Tijdschrift voor Pensioen Vraagstukken , 38(5), 18–22.
Delsen, L. (2014) Keuzemogelijkheden binnen en tussen pensioenregelingen: niet voor elk
wat wils. Netspar Discussion Paper , 12.
Direr, A. (2010) Flexible life annuities. Journal of Public Economic Theory, 12(1), 43–55.
EIOPA (2014) EIOPA’s fact finding report on decumulation phase practices. EIOPA Rapport,
BoS-14/193.
Koenen, B.T. (2014) Issuemonitor 2014 pensioenen. Amsterdam: Veldkamp.
Kortleve, C.E. en M.T.M. Willemsen (2016) Behoefte aan meer flexibiliteit bij pensionering.
Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken. Te verschijnen.
Lever, M., E. Ponds, R. Cox, en M. Carcía Huitrón (2015) Internationale vergelijking van ka-
pitaalgedekte pensioenstelsels. Netspar Brief, 3.
Ministerie SZW (2015) Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel. 2015-0000167904.
Pensioenfederatie (2015) Op pensioendatum deel pensioenvermogen ineens. Artikel op www.
pensioenfederatie.nl.
Rocha, R.D.R. en D. Vittas (2010) Designing the payout phase of pension systems: policy
issues, constraints and options. World Bank Policy Research Working Paper Series , 5280.
sioen slechts gedeeltelijk te annuïtiseren als men liquiditeit
wil en een erfenismotief heeft. Ten derde prefereren deelne –
mers met een slechte gezondheid significant minder vaak
het annuïtaire uitkering – en dus vaker voor een flexibeler
pensioen (eenmalige uitkering of hoog-laagconstructie) –
dan deelnemers met een goede gezondheid. Deelnemers
met een slechtere gezondheid hebben een lagere levensver –
wachting , waardoor pensioen eerder laten uitkeren voor
hen een hogere economische waarde heeft. Ook hier kiezen
deelnemers dus rationeel. Verder blijken deelnemers die ontevreden zijn met de
huidige flexibiliteit een veel sterkere voorkeur te hebben
voor een eenmalige uitkering dan tevreden deelnemers (45
procent versus 24 procent). Dit onderstreept – in combi-
natie met de aangegeven voorkeuren – dat een eenmalige
uitkering ervoor kan zorgen dat deelnemers een hoger nut
aan hun pensioen kunnen ontlenen. Met name deelnemers
met lagere inkomens zijn vaker ontevreden; zij geven aan
meer behoefte te hebben aan een eenmalige uitkering en in –
voering daarvan kan hun tevredenheid doen stijgen.
CONCLUSIES
Een enquête onder oudere pensioendeelnemers bevestigt
de behoefte aan een eenmalige uitkering , afgezet tegen de
annuïteit en de hoog-laagconstructie. Deelnemers met een
lager pensioeninkomen, met kinderen en een slechtere ge –
zondheid hebben vaker een voorkeur voor een eenmalige
uitkering. Een eenmalige uitkering kan voorzien in de be –
hoefte aan liquiditeit, voorzorgsmotieven, nalatenschap en
zorgbehoeften. Bovendien is het aannemelijk dat de tevre –
denheid van deelnemers over hun pensioenuitkering hoger
wordt, omdat deze keuze beter aansluit op hun individuele
voorkeuren en behoeften. Een eenmalige uitkering valt binnen de huidige wet –
telijke kaders vorm te geven als een variant op de hoog-
laagconstructie. Het hoge minus het lage bedrag kan men
dan eenmalig opnemen bij pensionering (actuarieel neu –
traal berekend): dit komt overeen met een eenmalige uit –
kering van ongeveer vijftien procent van het opgebouwde
pensioenvermogen. De (lage) maandelijkse uitkering van
de hoog-laagconstructie ligt op een maatschappelijk geac-
cepteerd niveau. Het begrenzen van de eenmalige uitkering
voorkomt dat deelnemers een te laag pensioeninkomen
krijgen en een groter beroep op collectieve middelen doen.
Er is een beperkt risico dat men zich onttrekt aan de soli-
dariteit met langlevenden (selectierisico), wat vergelijkbaar
is met het selectierisico van de hoog-laagconstructie. De
combinatie van een annuïteit en liquiditeit geeft deelne –
mers meer mogelijkheden om hun pensioen aan te passen aan hun persoonlijke behoeften en situatie en biedt hun
tegelijkertijd nog steeds een levenslange inkomensstroom.
Verder zijn er nog enkele andere randvoorwaarden. Zo
moeten deelnemers geen gebruik kunnen maken van zowel
een eenmalige uitkering van vijftien procent als de hoog-
laagconstructie, geen cumulatie dus, om de maatschappelijk
geaccepteerde ondergrens van de hoog-laagconstructie te
waarborgen. Door de eenmalige uitkering alleen toe te staan
bij pensionering , voorkomen we dat deelnemers te weinig
pensioen opbouwen. Bij de vormgeving van een eenma –
lige uitkering moeten we ook rekening houden met fiscale
consequenties. Zo kunnen deelnemers meer belasting gaan
betalen doordat ze in een hoger marginaal belastingtarief
komen. Dit kunnen we voorkomen door de eenmalige uit –
kering te belasten tegen het huidige marginale tarief. Al deze
issues kunnen we al binnen het huidige pensioenstelsel rege –
len; de invoering van een eenmalige uitkering bij pensione –
ring hoeft dus niet te wachten op een nieuw pensioenstelsel.
▶ Een derde van de oudere pensioen-
deelnemers verkiest een eenmalige
uitkering bij pensionering boven
andere opties
▶ Een eenmalige uitkering kan voor –
zien in de behoefte aan liquiditeit,
nalatenschap en zorg
▶ Binnen de huidige regels valt de
eenmalige uitkering vorm te geven
als variant op de hoog-laag con –
structie
In het kort