Goed nieuws over Afrika reist altijd langzaam. Vrijwel onopgemerkt zet Oost-Afrika belangrijke stappen. Er is grote dynamiek in de East African Community (EAC) waarin Burundi, Kenia, Oeganda, Rwanda, Tanzania en Zuid-Soedan de regionale economische integratie vormgeven. Door de toetreding van de Democratische Republiek Congo in maart 2022 is er een markt ontstaan van 300 miljoen consumenten en wordt er een verdere impuls gegeven aan de regionale ontwikkeling.
In het kort
Deze blog is gebaseerd op het boek Trade and Investment in East Africa dat 10 oktober verschijnt.
De zeven lidstaten van de EAC onderkennen het belang van buitenlandse handel en investeringen voor hun economische ontwikkeling en plukken daar ook de vruchten van: Kenia en Tanzania maakten al de stap naar Midden inkomensland in de classificatie van de Wereldbank. In ons boek Trade and Investment in East Africa worden deze ontwikkelingen geanalyseerd, knelpunten benoemd en daarbij ook perspectieven geschetst die belangrijk zijn voor het Nederlandse beleid op het gebied van handel en ontwikkeling.
EAC bevordert productiviteit
De EAC is economisch een opvallend succes. Afrika is een lappendeken van elkaar overlappende regionale organisaties voor economische integratie. Voor een deel is dit onvermijdelijk (net als EU-lidstaat Nederland nog steeds lid is van de Benelux), maar merendeels leidt dit tot inconsistentie en ondoelmatigheid. Een van de studies in het boek toont echter op basis van een zwaartekrachtmodel dat de EAC hier relatief weinig last van heeft. Een mogelijke reden is het patroon van sectorale productiviteit in de regio dat op basis van microdata is vastgesteld. De lidstaten hebben sterktes en zwakten in heel verschillende sectoren en daarmee is er een basis voor verdere specialisatie en grotere intraregionale handel.
Die vruchtbare basis voor specialisatie en een toename van de handel is goed nieuws want de export premium (de hogere productiviteit van internationaal opererende bedrijven) is omvangrijk in de EAC-lidstaten en groter dan in de landen onder de Sahara gemiddeld wordt gevonden. Hogere productiviteit kan worden vertaald in een hoger inkomen per hoofd om zo bij te dragen aan het ontwikkelingsproces. Dit is overigens geen gratis lunch en vereist aanpalend beleid (opleiding, inkomensondersteuning) omdat tegenover de hoogproductieve winnaars ook duidelijk verliezers in laagproductieve sectoren staan.
Uitdagingen
Naast de omgang met verliezers, zijn er nog een aantal belangrijke beleidsuitdagingen, zoals blijkt uit een vijftal case studies in het boek. In veel sectoren, zoals de rijstbouw, zeewiervisserij en de leerproductie, ontbreken bedrijven en instituties die van belang zijn om zich hoger in de internationale waardeketens te kunnen positioneren. Instituties zijn belangrijk zowel om de kwaliteit van uitvoerproducten te waarborgen als voor onderzoek en ontwikkeling naar productspecifieke verbeteringen.
Ook de particuliere sector vertoont gaten. In Tanzania ontbreken bij voorbeeld professionele slachterijen en is de leerbewerking voornamelijk ambachtelijk en kleinschalig. Door het ontbreken van deze schakels is Tanzania een van de grootste regionale exporteurs van levend vee, maar voert het schoenen en andere eenvoudige leerproducten in.
De belangrijkste knelpunten voor een verdere ontwikkeling van de handel van en met de EAC worden echter gevormd door vertragingen die aan de grens ontstaan, zowel voor de uitvoer als voor de invoer. Een gravitatie-analyse toont knelpunten die zowel de buitenhandel als de binnenhandel van de EAC belemmeren. De uitdagingen zijn het gebrekkige (lucht)havenmanagement en de bureaucratische rompslomp die door het ontbreken van een een-loket-benadering nog verder wordt uitvergroot; in principe zijn dit factoren die zonder een omvangrijk financieel beslag zouden kunnen worden opgelost, maar natuurlijk die wel een cultuuromslag en training vereisen.
Naast handel ook hulp bieden
Voor de nieuwe buitenlandstrategie van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Doen waar Nederland goed in is biedt Trade and Investment in East Africa diverse aanknopingspunten om het beter te doen. Een belangrijke bevinding is dat handel niet zonder een zekere mate van hulp kan werken: op basis van een empirisch onderzoek voor de Europese handel met de landen uit Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan waarmee Europa een bijzondere ontwikkelingshulp relatie heeft, blijkt handelspromotie alleen tot economische ontwikkeling te leiden als het wordt gecomplementeerd met ontwikkelingshulp.
Alleen al vanuit dit gezichtspunt is het jammer dat de beleidsnotitie geen aandacht besteedt aan de EAC. Er is weliswaar enige aandacht voor een aantal individuele EAC-landen, maar de invalshoek is de al langer bestaande strategie gericht op de Hoorn van Afrika. Zo blijven de kansen die in de EAC liggen buiten beeld van het beleid.
Nederland kan veel betekenen voor de logistieke uitdagingen, in het bijzonder wat betreft het (lucht)havenmanagement, en heeft Afrikaanse beleidmakers bovendien door onze eigen ervaringen van Benelux tot EU veel te bieden bij de verdieping van de economische integratie in de EAC. In de handelsbetrekkingen is sprake van complementariteit en ook grote Nederlandse bedrijven hebben bijvoorbeeld in Tanzania al een voet aan de grond. Die combinatie van Nederlandse sterkten vormt het palet waarmee economische diplomatie richting de EAC krachtiger op de kaart kan worden gezet dan minister Schreinemacher nu doet.
Auteurs
Categorieën