Ga direct naar de content

Economische deugden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 3 2016
HH-56567976.jpg

Deugden worden vaak gezien als cultureel erfgoed, behorende tot de wereld van de literatuur, filosofie, theologie en middeleeuwse schilderkunst. Maar ook in de economie is de deugdethiek terug van weggeweest en heeft zich bescheiden neergevlijd in de eigentijdse salon van economen en beleids­makers. Maar is ze wel ‘salonfähig’? Of is ze een betuttelende tante die vrijheid fnuikt en economische groei smoort?
 

Robert Solomon, die de deugdethiek van Aristoteles in de zakenethiek introduceerde, definieert deugd als “een aanhoudende goede karaktereigenschap die iemand in staat stelt om met excellentie te functioneren in een gemeenschap”. (1992, p. 192). Er bestaan eenvoudige deugden zoals orde, beleefdheid, ijver en discipline, en meer complexe deugden zoals eerlijkheid, billijkheid, tolerantie, redelijkheid, moed, liefde en hoop (Comte-Sponville, 1997). Deugden horen bij levenskunst, praktische wijsheid, het streven naar het goede (Van Tongeren, 2013). Klassieke deugden zoals wijsheid, moed, rechtvaardigheid, zelfbeheersing, geloof, hoop en liefde krijgen opnieuw aandacht in de huidige positieve psychologie, en zijn het onderwerp van empirisch onderzoek naar de ‘mentaal gezonde mens’ (Peterson en Seligman, 2004).

De deugdethiek

Bij deugdethiek gaat het niet zozeer om morele principes, rechten of geboden (deontologische oftewel plichtenethiek). Ook gaat het niet om het inschatten van de gevolgen van onze keuzes (utilistische ethiek). Ze kijkt naar wie je bent – niet alleen individueel, maar juist ook in relatie tot anderen. Het gaat om de vorming van een karakter dat streeft naar meer levensgeluk en menselijk opbloeien (eudaimonia); de nadruk ligt op de levensweg en minder op principes of wettelijke kaders. Bij de antieke deugdethiek, in de traditie van Aristoteles, gaat het om het zoeken naar evenwicht, het midden houden en extremen vermijden. Een obsessieve deugd kan dan zelfs een ondeugd worden. Zo dient moed in balans te zijn met bijvoorbeeld redelijk inzicht, anders wordt het roekeloosheid. Een beeld dat dit zoeken naar evenwicht verduidelijkt, is het stemmen van een gitaar waarbij de tonale balans en het samenspel van snaren een akkoord vormen (Wight, 2015).

Deugden worden enerzijds contextueel en cultureel bepaald, en hebben anderzijds een universeel draagvlak in de verschillende religies en levensbeschouwingen (Kinneging en Slootweg, 2015). Zo is een deugd voor een Romeins legionair niet hetzelfde als voor een CEO van een winkelketen.

Kenmerkend voor de deugdethiek is de praktische gerichtheid op beroepen (professionele praktijken) die stuk voor stuk hun eigen deugden vereisen, en vervolgens ingepast worden binnen een breder sociaal gedefinieerd doel van geluk of welzijn. Met andere woorden: de deugdethiek combineert professionele praktijken met doelen en met de ontwikkeling van de hele mens in zijn denken, voelen en sociale vervlechting. Daarom is, vanuit het perspectief van sociaal kapitaal, de economische deugdethiek hoogst relevant. Zo heeft de deugd­ethiek opnieuw haar plaatsje verworven als onderdeel van diverse economische praktijken binnen de vrije markt (Van Staveren, 2009; Wells en Graafland, 2012; Bruni en Sugden, 2013; Baker en White, 2016). Wel is het van belang op te merken dat deugdethiek slechts één van de dimensies van een ethische reflectie is. We kunnen niet zomaar voorbijgaan aan principes (deontologische ethiek), aandacht voor de gevolgen (utilistische ethiek) en gedeelde kernwaarden (waarde-ethiek). Economische ethiek en beleidsethiek vragen dus om meer perspectieven dan alleen de deugdethiek (Nullens, 2014; Wight, 2015).

De klassieke deugden en de economie

Een recent pleidooi voor economische deugden komt van Deirdre N. McCloskey, een economisch historica uit Chicago, in haar boek The bourgeois virtues: ethics for an age of commerce (2006). Zij is een passionele voorstander van de vrije markt, die zij als intrinsiek verweven ziet met deugdethiek. De economische mens wordt niet alleen rationeel gedreven door eigenbelang, maar ook emotioneel door een gerichtheid op anderen en met een diepgeworteld gevoel voor rechtvaardigheid. Economie gaat over mensen die met elkaar in relatie staan binnen sociale verbanden, waarin vertrouwen, behoeften, verwachtingen, preferenties en akkoorden een grote rol spelen. McCloskey deelt de stelling dat economie geen waardevrije wetenschap is, maar altijd wordt beïnvloed door een mensbeeld en een visie op de samenleving (McCloskey, 1997; Sen, 1987; Putnam, 2002). Haar basisthese is zeker niet nieuw, maar is gebaseerd op Adam Smith, de vader van het vrijemarktdenken. Economische deugdethiek is geen moralistische domper of ideologisch keurslijf. In tegendeel, de vrijemarkteconomie en deugdethiek versterken elkaar – in synergie creëren ze samen meer welvaart en geluk.

McCloskey noemt deze vrijemarktdeugden ‘bourgeois deugden’. Bourgeois of burgerlijk – toch een wat ongelukkige term – verwijst naar de middenklasser, de commerciële mens. Deze commerciële mens streeft naar zakelijk succes, naar groei en innovatie. Kortom, de ‘ondernemende economie’ is zijn/haar biotoop. Kapitalisme is goed voor de ziel, het maakt ons tot betere, deugdzamere mensen. McCloskey strijdt op twee fronten. Enerzijds tegen de economen van de neoklassieke school (zoals Paul Samuelson en Milton Friedman) die niets willen weten van deugden en het liever puur bij cijfers en marktwerking houden. En anderzijds tegen de intellectuele elite die blind is voor de zegeningen van de vrije markt.

Volgens McCloskey beperkt de huidige economie zich te veel tot de deugd van de prudentie als instrumentele rationaliteit. Deze reductie leidt onvermijdelijk tot vervreemding van het echte leven: “Kan een groep asociale monsters, die nooit kind geweest zijn, die nooit van iets hebben gehouden, nooit liefde, geloof of hoop hebben gekoesterd, op een schoolbord een maatschappij ontwerpen die slechts functioneert uit rationeel eigenbelang?” (McCloskey, 2007, p. 497).

McCloskey maakt vervolgens een wat gewaagde sprong om de zeven klassieke deugden (moed, rechtvaardigheid, prudentie, zelfbeheersing, geloof, hoop en liefde) te kunnen behandelen als economische deugden. Geloof, hoop en liefde worden gezien als de zachtere, vrouwelijke deugden. Economen hebben zich echter altijd vooral gericht op de meer mannelijke deugden, zoals moed en prudentie. Door de zachte deugden in de economie meer aan bod te laten komen, komt de emotionele kant van de mens meer in beeld.

Eigenbelang en empathie bij Smith

Heeft McCloskey een punt? Historisch gezien zeer zeker. Dat emoties en deugden ook thuishoren in de economische wetenschap gaat terug op de grondlegger van het vrijemarktdenken. Voorafgaand aan zijn vermaarde The wealth of nations (1776) schreef de moraalfilosoof Adam Smith zijn Theory of moral sentiments (1759). Men heeft abusievelijk deze twee werken gezien als tegengesteld in plaats van als  complementair aan elkaar (Evensky, 2005; Baker en White, 2016; McCloskey, 2008). Juist in de latere editie van zijn boek over morele gevoelens voegde Smith een lang hoofdstuk toe over het belang van de deugden in relatie tot empathie – Smith gebruikt sympathy waar men tegenwoordig empathy zegt – en gerechtigheid (McCloskey, 2008). Vanwaar deze aandacht voor deugden?

Hoewel Smith de positieve kracht van de vrije markt verdedigde, zag hij ook de donkere zijde van een te ver doorgeschoten commerciële samenleving. Verlicht eigenbelang en berekening houden een door de vrije markt gedreven samenleving niet bij elkaar. Mensen zitten anders en complexer in elkaar. En evenals Isaac Newton fundamentele observaties had gedaan over de fysische werkelijkheid, zo beoogde Smith inzicht te krijgen in de menselijke natuur en in de evolutie van de sociale weefsels tot een systeem van natuurlijke vrijheid (“system of natural liberty”). Hier laat de vrije burger het aristocratische en feodale systeem achter zich, en handelt volgens de marktregels van vrijheid en gelijkheid. Mensen moeten niet afhankelijk zijn van de welwillendheid van anderen, dat is onnatuurlijk. Evenals Newton heeft Smith het over bewegende krachten, niet van de fysica maar van een sociale werkelijkheid. Beide krachten, die van de fysica en die van het sociale leven, vinden hun ultieme oorsprong in God: “the all-wise Author of Nature”. De twee belangrijkste natuurlijke sociale krachten zijn welbegrepen eigenbelang en welbegrepen empathie. Beide mechanismen ondersteunen het sociale weefsel van vrije burgers die samen een steeds grotere welvaart creëren (Evensky, 2005). Daarbij is vooral empathie interessant – en Smith definieert dit als het zich identificeren met en het goedkeuren van de emotie van een ander. Mensen zijn niet alleen zelf emotioneel, ook delen ze hun emoties met anderen, beoordelen ze andermans emoties en voelen zich door anderen beoordeeld. We zijn sociale wezens, van nature geïnteresseerd in het lot van de ander. De openingszin van zijn Theory of moral sentiments luidt: “How selfish soever man may be supposed, there are evidently some principles in his nature, which interest him in the fortune of others…”

Commerciële deugden bij Smith

Smith besteedt aan vijf economische deugden bijzondere aandacht: moed, zelfbeheersing, rechtvaardigheid, wijsheid en welwillendheid. Daarbij gaat het hem vooral om het zoeken naar het harmonische samenspel van de verschillende deugden en niet om het over-

accentueren van één deugd (McCloskey, 2008). De belangrijkste deugd voor het economische denken blijft verbonden aan de drijfveer van het eigenbelang. Het is de deugd van wijsheid/prudentie ofwel vrij vertaald de ‘doordachte voorzichtigheid’. De prudente mens denkt aan het maximaliseren van eigen nut, alsook aan de gevolgen hiervan op langere termijn. In de economie hebben we het dan over de preferentietheorie die ervan uitgaat dat iemand in staat is om rationeel te kiezen waaraan hij of zij de voorkeur geeft. Prudentie gaat over dit rationele keuzeproces.

Verder hoort bij eigenbelang ook de deugd van de zelfbeheersing. Het is vooral de combinatie van moed en zelfbeheersing die leidt tot een correct zelfbeeld. We mogen ons niet zomaar overgeven aan de verlangens van het moment, korte pleziertjes of het applaus van mensen.

In relatie tot empathie heeft Smith het over de deugd van de welwillendheid. Hierbij zijn verschillende gradaties waarin we vooral welwillend zijn voor diegenen die dicht bij ons zijn. Smith weerhoudt zich van een al te grote claim op het streven naar universeel geluk. Hij houdt het liever bescheiden. Volgens Smith is het grote geluk Gods zaak, en niet die van ons als feilbare mensen. In “the more humble department” bespreekt hij de zorg voor het eigen welzijn, het gezin, de vrienden en het land.

Naast de combinatie van prudentie, moed en zelfbeheersing is de deugd van de rechtvaardigheid essen­tieel voor de samenleving als geheel. Bij rechtvaardigheid gaat het erom dat we de ander nooit schade toebrengen, ook daar waar de wet geen bescherming biedt. De deugd van de rechtvaardigheid overstijgt dus de wettelijke kaders: iets kan wettelijk volledig in orde zijn, maar toch onrechtvaardig en dus immoreel. Dit is een standpunt dat men na de bancaire crisis van 2008 beter ter harte zou moeten nemen (Luyendijk, 2015).

Van emotie naar deugd

Bij Smith was er een duidelijk verband tussen deugden en de morele gevoelens van empathie. Maar wat is het verband tussen deugden en emoties? Morele gevoelens ontwikkelen zich niet via calculerend eigenbelang of een meten volgens het Pareto-criterium. Deze verbreding naar het emotionele toe wordt door de gedragseconomie ondersteund. Door talloze experimenten toont ze aan dat onze keuzes vaak niet rationeel gegrond zijn (zie de bijdragen elders in dit dossier). Emoties als angst, droefheid, blijdschap, jaloezie, hoop, boosheid en dankbaarheid bepalen mede onze keuzes. De uitdaging ligt in het definiëren van het concept ‘emotie’.

De strakke modernistische scheiding tussen emotionaliteit en rationaliteit is niet langer houdbaar (Solomon, 2004; Roberts, 2003). In dit opzicht is de homo economicus die rationeel zijn verlangens stuurt eveneens achterhaald. Emoties zijn meer dan simpelweg gevoelens, verlangens of driften. We hebben het hier vooral over emotionele disposities, de spontane neiging om in bepaalde omstandigheden op een bepaalde manier te reageren. Ook zijn er emotionele attitudes, zoals angst en hoop, waarop we – vaak onbewust – ons gedrag baseren en waarmee we de werkelijkheid ervaren. Emoties zijn niet alleen passieve gevoelservaringen, maar ook drijfveren of actie-tendenties met een specifiek doel. Ze hebben een belangrijke cognitieve dimensie, het zijn ervaringen met denkinhoud en zelfs waardeoordelen (Nussbaum, 2014). Volgens deze cognitief-evaluatieve emotietheorie wordt onze kijk op de (economische) werkelijkheid medebepaald door emotionele disposities. Volgens Robert C. Roberts zijn emoties een vorm van het ‘betrokken interpreteren’ van de werkelijkheid (concern-based construals). We worden alleen emo­tioneel wanneer we ons op de een of andere manier betrokken voelen, en we interpreteren die situatie vanuit onze emotionele betrokkenheid. Emoties interpreteren de werkelijkheid steeds in relatie tot onze verlangens, verwachtingen en ons sociale weefsel (Roberts, 2003). Dit gevoel van betrokkenheid overstijgt vaak ons eigenbelang, en hiermee zijn we terug bij Smith die het had over ons vermogen tot meeleven oftewel onze empathie. Op die manier vloeien logisch denken en emo­tioneel beoordelen in elkaar over.

We hebben reeds gezien dat deugden positieve karaktereigenschappen zijn, vermogens die ons als mens beter doen functioneren. Deugden zijn de leermeesters van onze emoties en verlangens. De deugden bepalen mede hoe we zaken intuïtief aanvoelen, hoe we onszelf zien, waarvoor we ons ‘schamen’ of wat we prijzen. Op die manier bepalen ze mede onze emotionele preferenties, beslissingen en keuzes.

Deugden en de ondernemende samenleving

Een van de gevaren van deugdethiek is een overdreven focus op onszelf. Wanneer het belangrijkste doel de eigen morele zuiverheid is, wordt eigenbelang niet langer gedragen door empathie en krijgt het een moralistisch trekje. Het gaat immers niet om onszelf, maar om de gevoelens van anderen. Dat is in het bijzonder van belang voor beleidsmakers. Zij moeten verder kijken dan hun eigenbelang of dat van bepaalde belangengroepen. Deugden dienen een breder doel dan alleen dat van het eigen geluk, en maken deel uit van een professionele praktijk ten dienste van een organisatie en de samenleving als geheel. Aristoteles sprak reeds over gezondheid als doel van de geneeskunde. Maar wat is het doel van de markt? Wordt de markt als vanzelf gedreven door extrinsieke prikkels? En, zoals Milton Friedman verdedigde, is de enige verantwoordelijkheid van een bedrijf niet het maken van winst? Of bestaat er ook een intrinsiek doel van de markt, dat dus ook bijbehorende deugden heeft, zoals de mutually beneficial voluntary transactions die welvaart scheppen (Brunien Sugden, 2013)?

De econoom Amartya Sen onderscheidt twee soorten van redeneren. Er is het redeneren vanuit ‘instrumenteel eigenbelang’ over hoe we zo efficiënt mogelijk tot onze doelen komen, en er is het redeneren vanuit ‘substantief eigenbelang’ dat nadenkt over de doelen zelf (Sen, 1987). Wanneer we deze doelen beter begrijpen, kunnen we ook de bijbehorende deugden ontwikkelen. Dit substantief denken betekent dat de economie in dialoog moet staan met andere disciplines die ons iets leren over de zin en betekenis van het menselijke leven. Een te overwegen mogelijkheid is de verbinding met capabilities approach in de economie (Bertland, 2008). Door ons te richten op waardigheid, vrijheid, zelfrespect en het ontwikkelen van onze mogelijkheden krijgt de deugdethiek de noodzakelijke doelmatigheid, zonder te vervreemden van institutionele, politieke, religieuze en economische realiteiten (zie de bijdrage van Van den Heuvel in dit dossier).

We leven in een ondernemende samenleving, die opereert op een snelle, internationale en extreem competitieve markt die heel anders is dan die in het 18e-eeuwse Schotland van Adam Smith. Forbes 2015 zet Nederland op de negende plaats als ondernemersland. Groei wordt gedreven door innovatie, start-ups, netwerken en flexibiliteit. Een ondernemende economie zoekt voortdurend naar kansen voor nieuwe goederen en diensten, om zodoende welvaart te creëren. Ze wordt gedreven door het nemen van zinvol risico en door positieve verwachtingen. Maar een ondernemende samenleving is een gevoelige plant die alleen kan bloeien in een klimaat van vertrouwen, innovatieve netwerken, diversiteit en positieve verwachting. Interdependentie en reciprociteit zijn basisvoorwaarden wat betreft het ‘ecosysteem voor ambitieus ondernemerschap’ (Stam, 2014). Daarom is het een belangrijke opdracht om het juiste menselijke kapitaal te ontwikkelen, zoals kennisvernieuwing, persoonlijke vaardigheden en creativiteit. Bij dit nieuwe ecosysteem van ondernemerschap hoort aandacht voor karakteriële excellentie en deugden, die de weerbaarheid en innovatie versterken. En bij deze ondernemende economie horen typische marktdeugden zoals betrouwbaarheid, alertheid op de klantenbehoefte, competitiviteit en het respecteren van anderen (Bruni en Sugden, 2013). De uiteindelijke uitdaging is om sociale structuren te scheppen waarin marktdeugden zich kunnen ontwikkelen. Daarom verdient het thema deugd een eigen plek in wat Smith noemde “the more humble department” van het economische leven.

Auteur

Categorieën