De bekende econoom Jan Pen bedacht in 1971 een manier om de vermogensverdeling in beeld te brengen. Hij rangschikt alle Nederlandse huishoudens naar het vermogen dat ze hebben, van weinig vermogen tot heel veel. Vervolgens deelt hij alle huishoudens op in zestig even grote groepen en laat elke groep door één persoon vertegenwoordigen. Die zestig personen trekken dan in precies één uur in een optocht voorbij, dus elke minuut één persoon, eerst de mensen met de laagste vermogens en aan het eind de rijken. Om de vermogensverschillen inzichtelijk te maken, geeft Pen de personen in de stoet een lengte die evenredig is met hun vermogen. Zo ontstaat er een stoet met dwergen en enkele reuzen. Degenen die het gemiddelde vermogen hebben, krijgen de gemiddelde lengte van Nederlanders (174 cm). Iemand met precies een miljoen euro aan vermogen is dan 12,38 meter lang (zie figuur 1). Laten we kijken hoe de stoet van Pen voor 2015 uitpakt, toen er 7,5 miljoen huishoudens waren (CBS, 2017).
In het eerste kwartier van de optocht komen er alleen negatieve vermogens voorbij; de mensen hebben dus een negatieve lengte en zitten daarom feitelijk onder de grond. Het gaat hier vaak om werknemersgezinnen met een hypotheekschuld die hoger is dan de waarde van hun woning, maar ook om zelfstandigen met een negatief vermogen. Op de helft van de stoet, na precies een half uur, passeert het mediane vermogen (17.300 euro). Het gaat dan om een dwerg van slechts 21 centimeter. Vanaf de 35e minuut lopen hoofdzakelijk de eigenwoningbezitters in de stoet mee – de eigen woning is het voornaamste vermogensbestanddeel van veel huishoudens. Bij de hogere vermogens gaat het dan vaak om ouderen die de schuld op hun woning geheel of grotendeels hebben afgelost. Pas in de 45e minuut is het huishouden met een vermogen dat gelijk is aan het gemiddelde van 140.500 euro te zien.
Kijken we naar het inkomen van de langsparaderende personen, dan blijken alle inkomensgroepen ruim vertegenwoordigd te zijn bij het laagste kwart van de vermogens. Zo behoort een op de vijf huishoudens in dit deel van de parade tot het kwart met de hoogste inkomens (figuur 2). In het tweede kwartier van de optocht overheersen de lagere inkomens: acht van de tien personen behoren tot de helft van de huishoudens met de laagste inkomens. In het derde kwartier verdringen de hogere inkomens steeds meer de lagere inkomens, en dat zal voor de rest van de optocht zo blijven.
We kunnen deze vermogensparade vergelijken met een inkomensparade. Wie het laatste kwartier van de vermogensoptocht bekijkt, constateert dat bijna de helft van deze huishoudens ook in het laatste kwartier van de vergelijkbare inkomensparade te zien zou zijn geweest.
Verder valt op dat de lengte van mensen in de vermogensparade snel toeneemt. In de laatste minuten van de stoet komen er alleen nog reuzen voorbij: het gemiddeld vermogen in de voorlaatste minuut bedraagt 901.000 euro (ruim 11 meter) en in de laatste minuut 2.874.000 euro (ruim 35 meter). Ruim driekwart van deze laatste huishoudens behoort tot het kwart huishoudens met de hoogste inkomens.
Literatuur
CBS (2017) Parade van Pen: de vermogensverdeling in 2015. Artikel te vinden op www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2017/06/parade-van-pen-de-vermogensverdeling-in-2015.
Auteurs
Categorieën