Jan Donders en Flip De Kam constateerden recent in ESB dat de AOW veel hoger is dan de bijstand en schreven dit toe aan de politieke macht van ouderen (Donders en De Kam, 2022). Dit was onder andere gebaseerd op de waarneming dat het aandeel van 65-plussers in de kiesgerechtigde bevolking al decennialang toeneemt. Om de kans op herverkiezing te vergroten stemmen de parlementariërs daarom in overeenstemming met de wensen van de ouderen.
Er zijn echter een aantal argumenten die dit beeld nuanceren.
Stemmenmaximalisatie draait niet alleen om ouderen
Niet alle parlementariërs volgen de voorkeuren van ouderen. In ons meerpartijenstelsel zijn sommige politieke partijen vooral populair bij jongere kiezers, terwijl andere partijen voor hun Kamerzetels afhankelijk zijn van de oudere kiezer. Zo laat het Nationaal Kiezersonderzoek van 2021 (blz. 146) zien dat D66, GroenLinks en Volt vooral jonge kiezers hebben, terwijl PvdA, SP en CDA meer oude kiezers hebben. Binnen de regeringscoalitie is alleen het CDA sterk afhankelijk van de oudste kiezers. Vanuit electoraal oogpunt hebben de andere partijen in de coalitie er geen (D66) of minder (VVD, CU) belang bij zich meer te richten op de wensen van de ouderen ten koste van de jongeren.
Ontwikkeling aanvullend pensioen minder rooskleurig
Donders en de Kam tonen de invloed van ouderen aan door te wijzen op de stijgende AOW ten opzichte van de bijstand. Zij kijken echter niet naar de ontwikkeling op gebied van aanvullend pensioen, terwijl dit minstens even belangrijk is voor ouderen als de AOW: drie kwart van de AOW-gerechtigden had een aanvullend jaarinkomen van 10.000 euro of meer (CBS, 2019).
Ondanks de vermeende politieke macht van de ouderen hebben parlementaire besluiten voor deze groep tot een koopkrachtverlies van minstens zes procent geleid vanaf 2008. De belangrijkste reden daarvoor was het niet-indexeren van de aanvullende pensioenen. De koopkracht voor de totale bevolking was over dezelfde periode met vijf procent gestegen (CBS, 2019).
Belangengroep geen garantie voor invloed
Donders en de Kam wijzen de grotere politieke invloed van ouderen ook aan met het bestaan van belangengroepen. Maar ook protesten van ouderenorganisaties, zoals bijvoorbeeld de kbo-pcob (2021), hebben het koopkrachtverlies onder ouderen niet kunnen voorkomen. Het ‘grijze front’ dat volgens Donders en De Kam bestaat uit grote ouderenorganisaties vindt blijkbaar toch niet zoveel gehoor in Den Haag.
Bijstandsgerechtigden hebben geen grote belangengroepen, maar dat betekent niet dat er geen plannen worden gemaakt in hun voordeel. Momenteel heeft de regering plannen om het bijstandsregime sterk te versoepelen. Minister Carola Schouten (CU) wil dat bijstandsgerechtigden mogen bijverdienen zonder dat ze direct het recht op bijstand verliezen (Rijksoverheid, 2022).
Niet alleen ouderen willen een hogere AOW
Donders en De Kam gaan er van uit dat de steun voor de AOW gebaseerd is op egoïstische motieven. Maar de door vergrijzing toenemende politieke macht van ouderen hoeft dan niet de enige verklaring te zijn voor de kloof tussen AOW en bijstand. Jongeren hebben namelijk ook een prikkel om een AOW boven bijstandsniveau te steunen. Als zij oud genoeg worden, zullen zij immers ook een AOW-uitkering gaan ontvangen. Voor de bijstand is deze prikkel kleiner, omdat veel minder mensen afhankelijk zullen worden van de bijstand.
Naast eigenbelang, kan de ontwikkeling van de AOW ook verklaard kunnen worden door altruïstische gevoelens van jongeren voor ouderen. Daar is empirisch bewijs voor (zie Van Der Heijden et al., 1995). Het meebetalen aan de AOW is dan geen ‘last’ voor jongere werkenden, maar geeft juist bevrediging. Het is overigens niet eenvoudig om het effect van altruïsme en politieke macht op de parlementaire besluitvorming te scheiden, zie mijn proefschrift (Verbon, 1988).
Als altruïsme een rol speelt bij de AOW, impliceert dat niet dat jongere werkenden de AOW onverkort blijven steunen als door vergrijzing de AOW duurder zou worden. Het ligt voor de hand dat werkenden dan een deel van de kostenstijging van de AOW bij de ouderen willen leggen. Dit is feitelijk ook gebeurd in de afgelopen veertig jaar. De kosten van de vergrijzing zijn deels teruggelegd bij de AOW-ers aangezien de AOW-uitkering de welvaartsontwikkeling niet volledig gevolgd heeft (zie Verbon en Hollanders, 2017).
Tot besluit
Het primaire doel van de AOW, zoals dat al in de jaren 1950 werd geformuleerd, is de bescherming van de armste ouderen. De regering blijft echter de alarmklok luiden over de kostenontwikkeling van de AOW, hoewel de AOW-uitkering bij tijd en wijle op achterstand is gezet en inmiddels ook de AOW-leeftijd is verhoogd. Wanneer de AOW daarnaast ook wordt voorgesteld als het resultaat van de invloed van egoïstische oudere kiezers en belangenorganisaties van ouderen, zoals Donders en de Kam doen, draagt dit niet bij aan een evenwichtig beeld van de betekenis van de AOW en brengt de bescherming van de armste ouderen in gevaar.
Literatuur
CBS (2019) Welvaart van gepensioneerden.
Donders, J en F. de Kam (2022) Kloof tussen AOW en bijstand toont politieke macht van ouderen. ESB, 107 (48130), 408-411.
Van der Heijden, E.C.M., J.H.M. Nelissen en H.A.A. Verbon (1995) Altruïsme en rechtvaardigheid bij pensioenvorming. ESB, 80 (4021), 732-736.
Kbo-Pcob (2021) Indexeren pensioenen moet nu echt. Te vinden op www.kbo-pcob.nl.
Rijksoverheid (2022) Menselijke maat voorop bij bijstandsverlening, Ministerie van SZW.
Verbon, H. (1988) The evolution of public pension schemes, Springer-Verlag, Berlijn.
Verbon, H. en D Hollanders (2017) AOW-leeftijdsverlaging niet zo duur als gedacht. ESB, 102 (4752), 386-389.
Nationaal Kiezersonderzoek (2021) Versplinterde vertegenwoordiging. Te vinden op www.kennisopenbaarbestuur.nl.
Auteur
Categorieën