De vrees bestaat dat technologische verandering per saldo banen en inkomen kost, maar op basis van de geschiedenis is deze vrees ongegrond. Door technologie ontstaan nieuwe banen en bedenken bedrijven nieuwe verdienmodellen.
742Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
De match tussen mens
en machine in tijden van
technologische verandering
ARBEIDSMARKT
N
ieuwe technologie is een van de be –
langrijkste bronnen van voorspoed en
nieuwe welvaart. Niet alleen wordt het
dagelijks leven een stuk eenvoudiger en
plezieriger door allerlei handige appa –
raten en nieuwe toepassingen, ook groeien productiviteit
en werkgelegenheid. De geschiedenis biedt talrijke voor –
beelden van technologische doorbraken die hebben geleid
tot economische voorspoed en nieuwe welvaart. Vooral op
het gebied van krachtige machines, die de beperkte fysieke
kracht van mens en dier konden vervangen, zijn er verschil –
lende doorbraken geweest die het leven een stuk aangena –
mer hebben gemaakt. Ook op dit moment hebben we te
maken met een doorbraaktechnologie die tot in de haar –
vaten van de samenleving doordringt: de ICT, die vanaf
begin jaren zeventig tot een revolutie heeft geleid, zoals au –
tomatisering en rationalisering dat deden in de jaren dertig.
Technologische doorbraken zijn als revoluties, waarbij be -staande verhoudingen veranderen op weg naar een nieuwe
werkelijkheid waarin nieuwe ‘machines’ een plekje krijgen.
Dat leidt niet alleen tot aanpassingen en nieuwe mogelijk
–
heden in de wijze van productie om efficiencywinsten te
kunnen boeken, maar ook tot onzekerheid en soms zelfs
tot angst bij werknemers die bang zijn dat hun menselijk
kapitaal en verdienvermogen worden aangetast. Discussies en analyses over kansen en zorgen wor –
den tegelijkertijd gevoerd en zijn allebei valide. De eerste
discussie wordt vaak gevoerd door ondernemers; zij zien
vooral de mogelijkheden die nieuwe technologie biedt.
Er zijn kansen om te investeren, nieuwe mogelijkheden
om efficiënter te produceren en het in de markt zetten van
nieuwe producten en diensten. De tweede discussie vindt
plaats onder werknemers en burgers. Het gaat dikwijls over
het verlies van banen en mogelijk zelfs massawerkloosheid,
doordat machines het werk van de mens overnemen.
KANSEN
Ondernemers zien kansen – investeringen in robots bij –
voorbeeld, die processen efficiënter maken. De meeste
robots voeren gestandaardiseerde taken uit – de moderne
autofabriek is daar een voorbeeld van en hier zijn ook de
meeste robots te vinden. Onderdelen worden op een soort
lopende band aan elkaar gelast en in elkaar geschroefd, met
als resultaat een complete auto. Allemaal efficiënt en grote
productiviteitswinst, maar het nadeel van deze robots is dat
ze gevaarlijk zijn. Er moet een kooi omheen om ongeluk –
ken te voorkomen. De tweede generatie robots is tot meer
in staat en bezig aan een gestage opmars. Deze robot houdt
rekening met de omgeving waarin hij zich bevindt; hij kan
een kopje koffie brengen zonder te morsen, mensen met een
dwarslaesie ondersteunen met een soort korset, of hij is een
prothesehand die begrijpt dat een framboos net iets anders
moet worden aangepakt dan een steen. Het verschil met
de eerste generatie robots is dat deze nieuwe generatie in
een omgeving met mensen kan functioneren. Toepassingen BAS TER WEEL
Onderdirecteur
Centraal Planbu –
reau en hoogleraar
economie aan de
Universiteit Maas-
tricht
De preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuis-
houdkunde (KVS) gaan dit jaar over de impact van technologi-
sche verandering op de arbeidsmarkt. ICT beïnvloedt arbeids-
marktkansen, werkgelegenheid en lonen. De verdeling van kansen,
werkgelegenheid en lonen voor bepaalde groepen verslechtert, ter –
wijl er voor anderen nieuwe kansen ontstaan. Dit roept de vraag
op of er effectief arbeidsmarktbeleid mogelijk is. De preadviezen
beschouwen een aantal beleidsopties en vragen die gericht zijn op
het creëren van banen in nieuwe beroepen, op het omgaan met
nieuwe vormen van organiseren van werk en op het beschermen
van de inkomenspositie van zwakkeren.
ESB Arbeidsmarkt
ESB
743Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
zien we vooral in de medische hoek, maar onder de meest
recente groep robots vallen ook de deels zelfrijdende auto’s.
Ze verbeteren de menselijke handeling en voorkomen
domme acties, want ze kunnen situaties min of meer zien
aankomen en handelen preventief in plaats van reactief. Als
er een obstakel op de weg ligt, zal een zelfsturende auto daar
soepel omheen rijden. De mens wordt ondersteund, maar
moet wel blijven opletten. Daarnaast ontstaan allerlei nieuwe toepassingen in
productvormen die bijvoorbeeld door 3D-printers worden
geleverd, of diensten en platforms waar vraag en aanbod
samenkomen. Deze platforms verminderen zoekfricties en
bieden mogelijkheden om reputaties op te bouwen en al –
lerlei informatieproblemen te voorkomen. Er ontstaan ook
nieuwe businessmodellen, zoals de deeleconomie laat zien.
Online-platforms brengen marktpartijen tegen lage kosten
en op nieuwe manieren bij elkaar. Dit leidt tot meer trans-
parantie, maar mogelijk ook tot substitutie van klassieke
werkgever-werknemerrelaties door netwerken van onder –
nemers, prosumers en consumenten. Politiek en beleid sluiten bij deze kant van de discussie
aan en willen nieuwe ontwikkelingen een kans geven, waar –
bij bestaande wet- en regelgeving moet meebewegen, zoals
minister van Economische Zaken Kamp in zijn toespraak
tijdens de opening van de Nacht van Economie vorig jaar
duidelijk heeft gemaakt.
ZORGEN OVER VERDELING
Werknemers en burgers zijn minder zeker van de kansen.
De vrees bestaat dat ICT leidt tot werkloosheid en verlies
aan inkomen. De geschiedenis leert dat deze angst van
alle tijden is, maar voor een groot deel ongegrond is. Op
dit moment wordt de bezorgdheid onder burgers vooral
gevoed door eenzijdige analyses van het aantal banen dat
op termijn zal verdwijnen (Frey en Osborne, 2013), zonder
dat zorg vuldig wordt gekeken naar de nieuwe vele banen
die zijn ontstaan (Graetz en Michaels, 2015) en de manier
waarop werk in de nieuw ontstane organisatie wordt ver –
deeld (Van den Berge en Ter Weel, 2015b). Bovendien is
de nieuwe technologie niet altijd in staat geweest om alle
verwachtingen waar te maken en zijn er onverwachte toe –
passingen ontstaan. Al in de jaren zestig sprak men over
huishoudrobots en andere technische snufjes die er nooit
zijn gekomen, terwijl toekomstverkenners het nauwelijks
over de mobiele telefoon en het internet hadden. Niet al –
les wat mogelijk is, wordt dus realiteit en de schaal waarop
we toepassingen zien, is niet altijd zo overweldigend als wel
wordt beweerd of gevreesd. Wel zijn er veranderingen zichtbaar op de arbeids-
markt. De schevere loonverdeling en ongelijke arbeids-
marktkansen zijn daarbij een punt van zorg. Hoe houden
we de werkgelegenheid, nu en in de toekomst, op peil?
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Asscher
verwoordde deze zorg in zijn toespraak tijdens het SZW-
congres in 2014. Vanaf de jaren tachtig neemt in veel
OESO-landen de loonongelijkheid toe en zijn de arbeids-
marktkansen van lageropgeleiden ten opzichte van die van
hogeropgeleiden verslechterd. Er bestaat hierbij een ver –
band met ICT (Soete en Ter Weel, 2015). De welvaart die de nieuwe technologie brengt, lijkt vooral terecht te komen bij degenen die hooggeschoold
zijn. Recentelijk is daar een observatie aan toegevoegd:
ICT lijkt in de afgelopen jaren namelijk steeds vaker en
steeds meer taken over te nemen van werknemers in het
middensegment van de arbeidsmarkt (Goos et al.
, 2014;
Michaels et al., 2014), ook in Nederland (Van den Berge
en Ter Weel, 2015a). Het gaat hier niet meer om het auto –
matiseren van zwaar, gevaarlijk en vervelend werk, maar om
taken die door goedgeschoolde boekhouders of juridisch
medewerkers worden uitgevoerd. Er ontstaan echter ook
nieuwe banen als gevolg van technologische verandering :
beroepen als webdesigner en softwarearchitect bestonden
in 1980 nog niet. Het ontstaan en benutten van bijvoor –
beeld big data leidt tot grote uitdagingen met betrekking
tot beheer, opslag en administratie, en heeft ingewikkelde
juridische aspecten.
De oorzaak van deze trend is dat routinematige ta –
ken die worden uitgevoerd in het middensegment van de
arbeidsmarkt relatief eenvoudig zijn over te nemen door
de huidige ICT-toepassingen, zodat de werkgelegenheid
daalt. Dit geldt niet voor de meer niet-routinematige ta –
ken in het lagere en hogere segment van de arbeidsmarkt.
Hoogopgeleiden voeren vooral taken uit die complemen –
tair zijn aan ICT. Het effect van technologie op de werkge –
legenheid van laagopgeleiden hangt af van de prijselastici-
teit en inkomenselasticiteit van de vraag. De prijselasticiteit
van de vraag is voor beroepen in de dienstensector, waar
vooral laaggeschoolden werken, relatief klein. Daarnaast is
de vraag naar diensten in bijvoorbeeld de zorg groter ge –
worden. Hierdoor is zowel de werkgelegenheid als het aan –
deel zorgberoepen in de totale werkgelegenheid gestegen.
Daartegenover staat dat de productiviteit in deze beroepen
nauwelijks toeneemt, waardoor ze relatief duur zijn en de
vraag mogelijk daalt. Onder de streep is de vraag naar pro –
ducten en diensten die intensief gebruikmaken van laagop –
geleiden niettemin gegroeid. De verdeling van werk in Nederlandse bedrijven en
steden lijkt ook te schuiven. Indien taken kunnen worden
afgesplitst van een individuele baan, kunnen ze mogelijk
ook worden verplaatst. Binnenshuis uitvoeren maakt af-
stemming eenvoudiger en de kwaliteit kan beter worden
gecontroleerd, terwijl uitbesteden kosten drukt en risico’s
spreidt. Een deel van het werk wordt uitbesteed naar het
buitenland (Timmer et al. , 2014). Er lijkt daarnaast sprake
te zijn van veranderingen in de vraag naar arbeid in steden
De angst onder burgers wordt gevoed
door eenzijdige analyses van baanverlies, zonder te kijken naar baancreatie en werkverdeling in de nieuw ontstane organisatie
ESB
744Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
(Kok en Ter Weel, 2014). Dit beperkt zich niet tot de grote
steden met een forse dienstensector, zoals Amsterdam en
Utrecht, want de werkgelegenheidsdaling in het middens-
egment is in bijna alle steden waarneembaar.
De discussie lijkt er dus een van twee uitersten. Aan
de ene kant angst voor ICT die letterlijk mensen vervangt
waardoor ze werkloos en berooid achterblijven. De geschie –
denis zoals we die kennen wijst gelukkig anders uit, maar
dat is geen garantie voor de toekomst. Aan de andere kant
optimisme over de kansen die ICT biedt om onze welvaart
te vergroten. Deze verschillende invalshoeken komen ook
aan de orde in de speeches van Asscher en Kamp. Asscher
stelt: “Vroeger dachten we door de vergrijzing iedereen heel
hard nodig te hebben op de arbeidsmarkt. Nu begint het tot
ons door te dringen dat er misschien juist veel werkgelegen –
heid kan verdwijnen. Door de snelle opkomst van robots en
andere technologie kan de toekomst er drastisch anders uit
gaan zien dan het heden.” (Asscher, 2014). Terwijl Kamp
de toekomst een stuk zonniger bekijkt: “Automatisering ,
robotisering , autonomisering gaan ons veel economische
groei opleveren de komende decennia. De arbeidsproduc-
tiviteit stijgt, waardoor met hetzelfde aantal mensen meer
geproduceerd kan worden. Doordat taken worden geau –
tomatiseerd, komt menskracht vrij voor nieuwe of andere
taken. Voor het aanpassen van auto’s aan individuele wen –
sen. Of voor meer en betere persoonlijke dienstverlening
en zorg. Dit soort nieuwe of betere producten en diensten
zorgt eveneens voor economische groei.” (Kamp, 2014).
BELEID
Het is niet de eerste keer dat de KVS in de preadviezen aan –
dacht besteedt aan technologische verandering. De pread –
viezen uit 1933 en 1937 gingen ook over dit onderwerp.
Wellicht niet toevallig ook periodes van economische
turbulentie waarin de economische orde aan verandering
onderhevig was. Men was pessimistisch over de kansen op
de arbeidsmarkt en vreesde massale werkloosheid als gevolg
van ‘mechanisatie’ en ‘rationalisatie’ van het productiepro –
ces. Dit zou ontegenzeggelijk gepaard gaan met ‘uitstoot
van arbeid’ en ‘technologische werkloosheid’. De film Mo –
dern times met Charlie Chaplin uit 1936 laat een slachtof-
fer van de lopende band zien die weinig zingeving haalt uit
het eenzaam en routinematig bedienen van een machine.
Ook in de jaren zestig en zeventig bestonden zorgen over
de impact van nieuwe technologie op de arbeidsmarkt (Ra -thenau, 2015). Het beeld dat nu overheerst is anders. We
hebben verschillende technologische revoluties achter de
rug en ze tonen aan dat er tegenover het verlies van banen
voldoende nieuwe werkgelegenheid is gecreëerd. Doemver
–
halen dat ICT in al haar verschijningsvormen leidt tot een
toekomst met massale werkloosheid en economische ma –
laise lijken dan ook niet gerechtvaardigd. Dat betekent ech –
ter niet dat er geen beleidsuitdagingen zijn. We noemen er
drie: beleid gericht op baancreatie en -vernietiging , beleid
gericht op nieuwe organisatie van werk, en beleid gericht
op mondialisering waardeketens.
Beleid gericht op baancreatie en -vernietiging
Ten eerste zien we effecten van technologie op baancreatie
en -destructie. De banen en taken die verdwijnen en de an –
dere die belangrijker worden als gevolg van ICT zijn niet
zomaar door dezelfde mensen uit te voeren. Een groot deel
van de veranderingen die ICT teweegbrengt, vindt plaats
binnen het takenpakket van bestaande banen, waarbij de
nadruk komt te liggen op taken waar de mens een compa –
ratief voordeel heeft of op taken die het bedienen van de
technologie behelzen. Het blijkt dat dit vooral interactieve
en niet-routinematige taken zijn (Autor, 2015). Er zijn ver –
schillende opties om de huidige populatie werkenden te
stimuleren om te investeren in hun (langetermijn-)inzet –
baarheid. Maar werkgevers hebben geen direct belang om
te investeren in kennis en vaardigheden. Echter, belasting –
voordelen voor werkgevers om bijscholing of omscholing
te stimuleren, leiden wel tot aanwas van bedrijfsspecifieke
vaardigheden. Deze belasting voordelen helpen om het
probleem van hold up te verminderen, omdat werknemers
profiteren van de investering in training op kosten van de
werkgever. Een ander deel van de verandering die met ICT
gepaard gaat, is dat er nieuwe banen ontstaan. Voor de hui-
dige populatie werknemers kunnen opleidingsvouchers een
oplossing bieden om naar deze nieuwe banen te bewegen.
Deze vouchers stimuleren algemene training en upgrading
van vaardigheden. Ze haken daarmee aan bij het probleem
van poaching, omdat het in een competitieve arbeidsmarkt
voor bedrijven niet aantrekkelijk is om te investeren in al –
gemene kennis. Vouchers zijn effectief om deelname aan
onderwijs en training te verhogen, maar ze boeten echter
aan effectiviteit en efficiency in als de training zonder vou –
chers ook zou zijn gevolgd. Ten slotte zijn er zorgen over de
onderkant van de arbeidsmarkt. De vraag naar persoonlijke
dienstverlening is toegenomen en neemt waarschijnlijk ver –
der toe, maar de lonen staan onder druk omdat het aanbod
van werknemers relatief groot is. Ook in termen van scho –
ling is het onwaarschijnlijk dat deze mensen flinke stappen
kunnen zetten richting het middensegment van de arbeids-
markt, omdat polarisatie juist leidt tot druk op het midden
richting de onderkant. De mate waarin de maatschappij be –
reid is te betalen voor deze diensten, bepaalt voor een groot
deel de lonen van deze groep. Hier kan worden gedacht
over bijvoorbeeld loonkostensubsidies als instrument om
het loon dat door vraag en aanbod tot stand komt te ver –
hogen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. De
kosten van deze keuze moet worden afgewogen tegen het
niet participeren van mensen met een lage productiviteit.
Belasting voordelen voor werkgevers om
scholing te stimuleren, leiden tot aanwas van
bedrijfsspecifieke vaardigheden en helpen om
het probleem van hold up te verminderen
ESB
745Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
Beleid gericht op nieuwe organisatie van werk
Ten tweede maakt ICT nieuwe vormen van organisatie van
werk mogelijk. Dit leidt tot nieuwe verdienmodellen, zo-
als platformen en de deeleconomie, en tot groei en krimp
van verschillende sectoren en beroepen (Werner, 2015).
De markt voor overnachtingen, bereide maaltijden en per –
soonlijk vervoer is opgeschud door nieuwkomers, terwijl de
vraag naar deze diensten relatief gelijk is gebleven. De prij –
zen zijn echter wel drastisch veranderd. Niet alleen verlaagd
door de vermindering van fricties, maar vooral veel gedif-
ferentieerder door de toegenomen transparantie (Van den
Berg , 2006). Dit heeft verschillende effecten. Allereerst is
reputatie van de aanbieder een belangrijkere rol gaan spelen.
Onder voorwaarden kan reputatie een substituut zijn voor
toezicht en regulering. Bij de vorming van reputaties moet
er wel rekening worden gehouden met externe effecten die
ontstaan doordat bijvoorbeeld hoogopgeleiden zich beter
presenteren dan laagopgeleiden en daardoor hogere prijzen
kunnen vragen voor hun diensten. Of doordat evenwichten
instabieler worden als gevolg van goede en slechte recensies
die zowel supersterren als langdurige onterechte negatieve
labels kunnen opleveren. Een ander effect is dat platforms aanbieders gaan selec-
teren en anderen uitsluiten waardoor clubs ontstaan. Naar –
mate meer ondernemers en werknemers voor hun werk en
inkomen afhankelijk zijn van reputaties die op dit soort
platforms worden gevormd, wordt het belangrijker deze
externe effecten af te wegen tegen het marktmechanisme
dat vraag en aanbod bij elkaar brengt. Ook is het niet altijd
duidelijk wie werkgever en wie werknemer is, waardoor ar –
bitrage kan ontstaan op de voorwaarden waaronder wordt
geproduceerd. Biedt het platform alleen een middel om
vraag en aanbod bij elkaar te brengen of worden ook eisen
gesteld, waardoor er toch een soort werkgeverschap lijkt te
bestaan? Deze discussie wordt ook gevoerd over payroll –
bedrijven, maar vergt mogelijk een andere aanpak omdat
platforms over de landsgrenzen gaan.
Beleid gericht op mondiale waardeketens
Ten slotte is de wereld door ICT een stuk kleiner gewor –
den, maar niet plat. Productie in mondiale ketens van inter –
mediaire inputs zorgt voor een toenemende verwevenheid
van activiteiten. Los et al. (2014) laten zien dat sommige
activiteiten grotendeels uit Nederland zijn verdwenen en
de vraag naar andere activiteiten juist is toegenomen. Be –
drijven maken steeds meer deel uit van complexe wereld –
wijde productieketens waarin de taken die nodig zijn voor
de productie op verschillende locaties worden uitgevoerd,
vaak ook in verschillende landen. Dit biedt mogelijkheden,
maar er zijn ook uitdagingen. De concurrerende omge –
ving stelt hoogopgeleiden in staat om meer te verdienen.
De toppresteerder van vandaag kan echter worden inge –
haald door de opkomende toppresteerder van morgen.
Wanneer een bepaalde specialisatie overbodig wordt, staat
het inkomen op het spel. Bovendien lijden de lonen van
laagopgeleide werknemers onder de neerwaartse druk die
veroorzaakt wordt door mondiale concurrentie. Er lijkt een
paradox te ontstaan van een grote vraag naar bescherming
en herverdeling van inkomen bij een beperkt aanbod. De
mobiliteit van werktaken stelt grenzen aan herverdeling. Een uitgebreid sociaal verzekeringssysteem zou hoogopge
–
leide mensen met een klein risico om werkloos te worden,
aanmoedigen om uit te treden, waardoor de grondslag van
een verzekeringssysteem wordt mogelijk uitgehold.
TOT SLOT
De KVS poogt bij te dragen aan de verbinding van we –
tenschap en beleid. De jaarlijkse bundel preadviezen zijn
een van de belangrijkste middelen om kennis over actuele
economische vraagstukken te bundelen en te verspreiden
in Nederland. Ook dit jaar hebben vooraanstaande Neder –
landse economen zich ingezet om in tien hoofdstukken
kennis over actuele economische vraagstukken bijeen te
brengen op een manier die toegankelijk is voor iedereen.
Dit artikel is slechts een partiële samenvatting van de on –
derwerpen en beleidsopties die worden geschetst. Daarom
doet het ook maar ten dele recht aan de inzichten die in
de bundel naar voren komen. Dat lijkt mij een goede reden
om de preadviezen – die op 11 december worden gepresen –
teerd bij het Ministerie van Economische Zaken – met veel
interesse te lezen. Alvast veel leesplezier.
LITERATUUR
Asscher, L. (2014) Toespraak van minister Asscher tijdens het SZW-congres. Den Haag: SZW
Congres.
Autor, D.H. (2015) Why are there still so many jobs? The history and future
of workplace
automation. Journal of Economic Perspectives, 29(3), 3–30.
Berg, G.J. van den (2006) Revolutionary effects of new information tec
hnologies. Economic
Journal, 116(509), F10–F28.
Berge, W. van den, en B. ter Weel (2015a) Baanpolarisatie in Nederland. CPB Policy Brief, 9
juli.
Berge, W. van den, en B. ter Weel (2015b) De impact van technologische verandering op de
Nederlandse arbeidsmarkt, 1999–2014. In: WRR, De robot de baas. Den Haag: WRR.
Frey, C.B. en M.A. Osborne (2013) The future of employment: how susceptible are jobs to comput-
erization? Working paper, Oxford Martin School.
Goos, M., A. Manning en A. Salomons (2014) Explaining job polarization: biased technolog-
ical change and offshoring. American Economic Review, 104(8), 2509–2526.
Graetz, G. en G. Michaels (2015) Robots at work. CEPR Discussion Paper, 10477.
Kamp, H. (2014) Toespraak van minister Kamp bij de opening van de ‘Nacht van de Econo-
mie’. Rotterdam: Nacht van de Economie.
Kok, S. en B. ter Weel (2014) Florerende steden door verbonden taken. ESB, 99(4689&4690),
426–429.
Los, B., M.P. Timmer en G.J. de Vries (2014) De concurrentiepositie van Nederland
in mondi-
ale waardeketens. ESB, 99(4689&4690), 432–436.
Michaels, G., A. Natraj en J. van Reenen (2014) Has ICT polarized skill demand? Evidence
from eleven countries over twenty-five years. Review of Economics and Statistics, 96(1), 60–77.
Rathenau (2015) Werken aan de robotsamenleving: visies en inzichten uit de wetenschap over de
relatie technologie en werkgelegenheid . Den Haag: Rathenau Instituut.
Soete, L. en B. ter Weel (2015) Canon deel 19: Technologie en arbeidsmarkt. ESB, 100(4719),
596–600.
Timmer, M.P., A.A. Erumban, B. Los, et al. (2014) Slicing up global value chains. Journal of
Economic Perspectives, 28(2), 99–118.
Werner, G. (2015) De economie van de deeleconomie. ESB, 100(4721), 656–659.
Auteur
Categorieën