Zou iedereen short moeten gaan in de aandelen van kolenbedrijven? Tijdens een publiek debat van de Duisenberg School of Finance spitste de discussie omtrent energie- en klimaatbeleid zich toe op de koolstofbel. Deze zou kunnen ontstaan wanneer door verduurzaming van de energievoorziening veel van de bestaande voorraden van fossiele brandstoffen onbruikbaar worden en zo hun waarde grotendeels verliezen. In het onderzoeksrapport Transition? What Transition? (CIEP, 2014) wordt er verkend wat de mogelijke risico’s van de koolstofbel zijn voor het energiesysteem en de financiële stabiliteit.
Experts op het gebied van energie en finance gingen op 25 maart in debat met Coby van der Linde (CIEP) en Florencio López-de-Silanes (DSF) over de belangrijkste bevindingen van dit rapport. Op welke wijze zullen beperkingen van de koolstofuitstoot de samenstelling van de energiemix beïnvloeden? Wat voor impact hebben emissiebeperkingen op de financiële waardering van fossiele-energiewinningsbedrijven? En hoe schatten institutionele beleggers het risico van een koolstofbel in? Het debat werd geleid door Bernd Jan Sikken (DSF).
Energietransitie
Dat de samenstelling van de energievoorziening in de komende twintig jaar een grote transformatie zal ondergaan, was voor een grote meerderheid van de aanwezige experts een uitgemaakte zaak. Maar op welke wijze zal een dergelijke transitie zich voordoen? Van der Linde benadrukte dat energietransities zich altijd hebben voltrokken, maar wel tijd vergen. Door de voortschrijdende technologische ontwikkeling benutten landen steeds vaker brandstoffen met een lagere koolstofuitstoot per eenheid energieproductie. “In de mondiale energiemix is dit zichtbaar in een afnemend relatief aandeel van kolen en het toenemende belang van olie, gas, nucleaire energie en hernieuwbare energiebronnen, tegen een achtergrond van een vooralsnog almaar stijgende energievraag.”
Sociologische, politieke en technologische overwegingen hebben in de praktijk echter vaak een doorslaggevende invloed op de samenstelling van de energiemix. “Het belang van de beschikbaarheid van binnenlandse brandstofvoorraden moet daarbij niet onderschat worden”, aldus Van der Linde. “Duitsland loopt bijvoorbeeld voorop in het benutten van wind- en zonne-energie, maar boekt slechts beperkte vooruitgang in het terugdringen van de koolstofuitstoot omdat bruinkool nog altijd een belangrijk onderdeel vormt van de energiemix. Leveringszekerheid en werkgelegenheid zijn daarvoor vaak belangrijke argumenten. In Nederland kan om vergelijkbare redenen de beschikbaarheid van gasvoorraden en een wijdvertakt gasnet een belangrijk argument zijn voor het blijven benutten van gas in de Nederlandse energiemix.”
Technologische verandering en innovatie blijken de drijvende krachten achter de meeste energietransities, al is de rol van de overheid de afgelopen decennia wel toegenomen. De introductie van nucleaire energie in bijvoorbeeld Frankrijk vormt een goed voorbeeld van een door de overheid ingezette transitie. Dat het succes van dergelijke transities echter beperkt is, wijt Van der Linde aan “de langdurige periode van steun die noodzakelijk is voor het doorzetten van een transformatie van de energievoorziening”.
Volgens Van der Linde bestaat de belangrijkste uitdaging op energiegebied uit het voldoen aan de toenemende vraag, zonder daarbij het koolstofplafond te overstijgen dat gehanteerd wordt bij het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal twee graden Celsius. Daarbij wordt door beleidsmakers ten onrechte exclusief gefocust op hernieuwbare energiebronnen: “De focus op hernieuwbare energiebronnen leidt af van de mogelijkheden die er zijn voor het benutten van fossiele energiebronnen met een relatief lage uitstoot van koolstof per eenheid geproduceerde energie.” Dit betekent volgens Van der Linde dat het gebruik van kolen – zonder afvang en opslag van CO2 – afgebouwd moet worden, ten gunste van bijvoorbeeld gas.
De koolstofbel
Een transitie naar een koolstofarme economie – bijvoorbeeld als gevolg van een internationaal klimaatakkoord of technologische vooruitgang – kan mogelijk tot gevolg hebben dat de bestaande voorraden fossiele brandstoffen grotendeels hun waarde verliezen. Zijn Nederlandse institutionele beleggers beducht voor een dergelijke koolstofbel? Er bestaat verdeeldheid over het mogelijke risico. “De helft van de beleggers denkt dat een dergelijke bel bestaat, de andere helft is onzeker over het bestaan ervan”, aldus López-de-Silanes. “De twijfelaars zijn er onder meer niet van overtuigd dat overheidsbeleid daadwerkelijk impact zal hebben op het gebruik van fossiele brandstoffen, of zijn van mening dat het potentieel aan groene technologische innovaties wordt overschat.”
Ook in het marktgedrag van investeerders is zichtbaar dat zij zich weinig zorgen lijken te maken over het bestaan van een koolstofbel. “Klimaatconferenties, de bekendmaking van klimaatwetgeving en rapportages over de koolstofuitstoot van bedrijven hebben geen significant effect op de waardering van fossiele energiewinningsbedrijven.” López-de-Silanes benadrukte bovendien dat “de financiële waardering van dergelijke bedrijven niet enkel is gebaseerd op de waarde van de bewezen voorraden fossiele brandstoffen, maar ook afhangt van andere factoren, waaronder de technologische capaciteit van een bedrijf”.
Niettemin wordt de toekomstige waarde van kolenbedrijven voorzichtiger ingeschat dan die van gas- en oliebedrijven. “Investeerders verwachten dat kolenbedrijven als eerste geraakt zullen worden door beleidsmaatregelen die gericht zijn op het beperken van koolstofemissies. Aldus lijken investeerders reeds rekening te houden met een mogelijke overwaardering van fossiele energievoorraden.”
“Hoe kunnen investeerders beter inzicht krijgen in het risico van een koolstofbel?”, wilde iemand in de zaal weten. López-de-Silanes erkent het belang van meer informatie. “Een ruime meerderheid van de investeerders vindt dat de huidige informatievoorziening van bedrijven onvoldoende inzicht geeft in het risico van een koolstofbel.” Toch ziet een meerderheid van de institutionele beleggers niets in regelgeving die bedrijven verplicht meer openheid van zaken te geven. “De voorkeur gaat uit naar vrijwillige informatievoorziening, waarbij de betrokkenheid van aandeelhouders wordt versterkt.” López-de-Silanes eindigt met een geruststellende notie: “Er is vooralsnog geen reden om short te gaan in de aandelen van fossiele energiewinningsbedrijven.”
Literatuur
CIEP (2014) Transition? What Transition? Changing energy systems in an increasingly carbon constrained world. CIEP Energy Papers, 09. CIEP, Tilburg University, EDHEC Business School en Duisenberg School of Finance.
Auteur
Categorieën