De economische
transformatie van Spanie
Rafael Martinez Cortifia, La transición económica de Espana, Ediciones Ciencias Sociales,Madrid, 1990,282 blz.
Als over honderd jaar de geschiedenis van Spanje in de twintigste eeuw
wordt geanalyseerd, zullen waarschijnlijk de grote politieke, economische en sociale veranderingen van
het laatste kwart van de eeuw als de
opvallendste worden gekenmerkt.
Na de tweede wereldoorlog miste
Spanje de kans om zich los te maken
van het obscurantisme, waarin het
zo lang had verkeerd, en zich tegelijk met de Westeuropese landen te
moderniseren. Pas na de dood van
Franco in 1975 start een proces van
sociale transformatie dat van Spanje
in zeer snel tempo een moderne
maatschappij zal maken. De materiele veranderingen sindsdien in het
dagelijks leven van de Spanjaarden
zijn groot en in toenemende mate
gaat dit gepaard met een groeiend
Spaans zelfbewustzijn tegenover de
buitenwereld.
Er zijn al veel analyses over de politieke overgang van Spanje geschreven, maar niet of nauwelijks over de
economische transformatie. Dit ondanks het feit dat die economische
veranderingen zeer opvallend waren, met name in de laatste jaren, en
dat zij in sommige aspecten zelfs
spectaculair genoemd mogen worden. In dit opzicht voorziet La transición económica de Espana van Rafael Martinez Cortifla duidelijk in een
behoefte. De auteur is hoogleraar
aan de Universiteit Complutense van
Madrid en sinds mei adviseur bij de
Natwest March bankgroep en president van de Banco de Asturias.
Dank zij verschillende functies die
hij in het verleden bekleedde, is hij
goed op de hoogte van de sociaaleconomische geschiedenis.
Desarrollismo
In het eerste deel van het boek (100
blz.) gaat de auteur bondig en duidelijk in op de economische en economisch-geografische ontwikkelingen
vanaf 1959.
De Akkoorden van Moncloa van
1977 en de toetreding tot de Europese Gemeenschappen
(1986) vormen
samen met het Economische Stabilisatie Plan van juli 1959 de belangrijkste gebeurtenissen in de economische geschiedenis van Spanje. In dat
laatste jaar begint een lange periode
van economische bloei die praktisch
tot aan 1974-’75 voortduurt. Dit is de
periode van het desarrollismo (ontwikkelingsdenken)
en van economische liberalisering. De hoofddoelstelling van het beleid was een
maximale groei van het nationaal inkomen, echter zonder de politieke
of sociale veranderingen door te voeren die deze groei zouden aanvullen
of completeren. Volgens Martinez
Cortifla toont de Spaanse ervaring
goed aan dat elke economische
groei een plafond bereikt als zij niet
vergezeld gaat van andere veranderingen. Naarmate de groei intenser
is, worden de sociale en politieke
spanningen steeds relevanter tot in
het uiterste geval een serie economische problemen ontstaat die het
groeiproces kunnen remmen of lamleggen, zoals dat in de laatste etappe
van het desarrollismo gebeurde.
Pas na de eerste oliecrisis ontstaat er
gelegenheid om de problemen van
de Spaanse maatschappij structureel
aan te pakken. De aanzet tot een
progressiever economisch beleid
wordt gegeven door Fuentes Quintana, een hoogleraar die als vice-premier onder Adolfo Suárez in 1977 de
architect is van de Akkoorden van
Moncloa. De inflatie en de handelsbalanstekorten worden snel teruggedrongen, maar het economische moderniseringsbeleid verwatert na de
regeringscrisis van 1978. De formulering van de nieuwe Grondwet en de
E5B 23-1-1991
couppoging van kolonel Tejero zijn
een paar van de politieke zaken die
een grotere prioriteit krijgen. Pas onder de socialistische meerderheidsregering van Felipe González vanaf
1982 lukt het om tot een consistent
economisch hervormingsbeleid te
komen. Na 1985 plukt Spanje hiervan de vruchten en begint als EG-lid
aan een ongekende economische expansie die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Tegelijk met de wijzigingen in het
economische beleid voltrekt zich
een geografische transformatie van
de economie. Grote veranderingen
spelen zich af op de kaart van Spanje wat betreft de ruimtelijke verdeling van bevolking, werkgelegenheid, produktie, welvaartsniveau en
de toekomstverwachtingen
die de
Spanjaarden hebben. De Grondwet
van 1978, die veel grotere beslissingsbevoegdheden
biedt aan de Comunidades Autónomas (autonome
regio’s), draagt hiertoe in het bijzonder bij; de uiteindelijke gevolgen zullen volgens Martinez Cortifla veel
groter zijn dan nu kan worden bevroed.
Opinie
Het tweede deel van La transición
económica de Espafla, dat met behulp van de journalist Julio Garcia
Castillo werd samengesteld, bevat
de meningen van17 persoonlijkheden over de economische overgang.
Alle geïnterviewden speelden e”n
belangrijke rol in het economische
en sociale leven in Spanje in de afgelopen 15 jaar, via functies in de politiek of het bedrijfsleven, bij vakbonden of werkgeversorganisaties,
bij
de centrale bank of als hoogleraar.
De bankiers zijn zeer sterk vertegenwoordigd, hetgeen de belangrijke
rol van de banken in de Spaanse economie weerspiegelt. Leden van de
PSOE, de socialistische partij, werden, gezien de op handen zijnde algemene verkiezingen ten tijde van
het schrijven van het boek en de
daarom verwachte kleuring van de
antwoorden, niet ondervraagd. Dit is
een gemis.
Martinez Cortifla legt aan alle 17
geïnterviewden dezelfd~ 14 vragen
voor die gelegenheid geven diep in
te gaan op de economische veranderingen in 1977-89, de relatie met de
politieke overgang en de verhouding tot de EG. Sommige vragen
worden door enkele ondervraagden
als provocerend opgevat, bij voorbeeld “Bent u het eens met de bewering: “Spanje is in de aanbieding”?”,
of “Welk belang of gewicht heeft het
overwicht van de financiële of speculatieve economie over de reële economie, of kan dit krijgen?”. De heftige antwoorden die dit soms uitlokt
doen de nuchtere noorderling wel
even de wenkbrauwen fronsen.
Natuurlijk zijn de antwoorden die
worden gegeven zeer divers, afhankelijk van de functie die iemand inneemt. Toch lijkt er voor niemand
een echt alternatief te hebben bestaan voor de richting die Spanje is
ingeslagen. Waarschijnlijk heeft de
mislukking van het economische experiment van Mitterrand in 1982 om
de Franse economie via een gerenoveerde vorm van indicatieve planning te sturen, een grote invloed uitgeoefend op de Spaanse
(socialistische) beleidsmakers. In de
antwoorden wordt overigens maar
één keer naar de Franse ervaring verwezen. Ook voor de komende jaren
durft bijna niemand een harde
blauwdruk voor de Spaanse economie neer te leggen, zeker niet toegespitst op de sectoren waarin Spanje
zich zou moeten specialiseren.
In het tweede deel van het boek
komt duidelijk naar voren welke fouten er in de afgelopen periode zijn
gemaakt, bij voorbeeld het te ver op
laten lopen van het overheidstekort
en de verwaarlozing van het onderwijs en de infrastructuur in brede
zin. De mooie macro-economische
groeicijfers verbergen een aantal tegenstellingen en structurele problemen in de Spaanse economie die in
de aanloop naar Europese economische eenwording ongetwijfeld aan
de oppervlakte zullen komen.
Franke Burink
De auteur is senior economist op de afdeling Economisch Onderzoek van de ABN
te Amsterdam.
109