Ga direct naar de content

De Donuteconomie als ring van welvaart en geluk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 18 2018

Leen Hoffman (Fellow van de Wiardi Beckman Stichting en oud-hoofdredacteur van ESB)

Het gaat slecht met de wereldeconomie en met de aarde. Er zijn drastische maatregelen nodig om daartegen iets te doen. Maar onmogelijk is dat niet. In zeven noodzakelijke stappen leidt Kate Raworth in haar in 2017 verschenen boek Donuteconomie de lezer naar een levensvatbare en rechtvaardige economie voor de 21e eeuw. Mijns inziens verplichte literatuur voor politici en economen. Raworth maakt duidelijk dat het slecht gaat met de wereld en geeft impliciet aan dat politici zich te veel met de waan van de dag bezighouden en te weinig met het realiseren van een leef-bare samenleving op lange termijn.

Raworth legt uitvoerig gedocumenteerd en voor iedereen te begrijpen een relatie tussen economisch beleid en klimaatbeleid. Te vaak zie je dat beide onafhankelijk van elkaar worden behandeld, zo mogelijk rekening houdend met het andere, of – wat erger is – het andere negerend. Raworth biedt een uitdaging voor politici. In dit artikel zal ik aangeven wat politici van haar kunnen leren.

De donut als sociaal-economisch fundament

Een donut, een ronde kleverige koek met een gat erin, zie ik eerder als een bron van ongezond leven dan als een beeld van een leefbare en houdbare wereld, waarin de welvaart rechtvaardig is verdeeld. Toch gebruikt Raworth dit beeld. Het eetbare koekgedeelte symboliseert volgens haar de veilige en rechtvaardige ruimte voor de mensheid en legt een sociaal fundament. Iedereen die buiten dit fundament in het gat van de donut valt, is slecht af en moet worden geholpen. De buitenzijde van de donut is het ecologisch plafond van de aarde dat niet mag worden doorbroken. De donuteconomie is dus een economie waarin het beleid ervoor zorgt dat de mensheid duurzaam en rechtvaardig kan voortbestaan zonder de ecologische grenzen van de aarde te overschrijden. Raworth maakt duidelijk dat een groot deel van de mensheid buiten het fundament is gevallen en dat het ecologisch plafond van de aarde al op verschillende plekken is doorbroken.

Hoewel de welvaart de afgelopen eeuwen enorm is gegroeid, zijn er nog grote problemen. Wereldwijd heeft ruim 11% van de mensheid onvoldoende te eten, is de kindersterfte nog hoog, 2 miljard mensen moeten leven van minder dan 3 dollar per dag en 70 miljoen mensen hebben geen werk. De financiële crisis heeft de problemen verergerd. De ongelijkheid is enorm toegenomen. In 2015 bezat 1% van de rijkste mensen meer dan de overige 99% van de mensen (Raworth, pagina 10–11). En dat bij een groei van de wereldeconomie van meer dan 3% de laatste jaren. Dan mogen we in Nederland nog niet klagen. Wij verdienen gemiddeld ca. 100 euro per dag. De inkomens- en vermogensongelijkheid in Nederland, mag dan weliswaar geringer zijn, maar neemt wel toe. De arbeidsinkomensquote neemt al jaren af en dan ook nog bij een groeiende flexibilisering van arbeid. In 2015 bezaten in Nederland 125.000 huishoudens (1,6% van het totaal) 35% van de vermogens (Bron: CBS). Raworth beperkt zich overigens niet tot de ongelijke verdeling van inkomen, vermogen en werk, maar gaat ook in op de mondiale ongelijkheid met betrekking tot onderwijs, water en sanitaire voorzieningen, energie, huisvesting, sexegelijkheid, sociale rechtvaardigheid, politieke inspraak, vrede en rechtaardigheid.

Met onze aardbol gaat het slecht. Raworth toont aan dat het ecologisch plafond al op diverse plekken is doorboord. Genoemd moeten worden de klimaatverandering, verzuring van de oceanen, stikstofverzadiging, zoetwateronttrekking, beboste grond, biodiversiteit (uitstervende soorten) en aantasting van de ozonlaag (Raworth, pagina 280).

Hoe is dat allemaal zo gekomen en is er een weg terug? Twee vragen, waarvan de eerste gemakkelijker is te beantwoorden dan de tweede. Raworth heeft geen moeite met beide. Ze toont aan dat allebei deze vragen direct met de economie hebben te maken.

De oorzaak: economie blijft hangen in traditionele groeigedachte

De economie is de oorzaak van de ellende en kan en moet haar dus ook oplossen. Raworth bedoelt daarmee zowel het economisch beleid als de economische wetenschap. Beide zijn slacht-offer van het neoliberalisme dat de laatste decennia ervoor heeft gezorgd dat globalisering en aandeelhouderskapitalisme een zware stempel op de maatschappij drukken. Economische groei is het doel en die wordt het best gerealiseerd door het nastreven van het eigen belang; de homo economicus. Onder economische groei wordt verstaan de groei van het bruto binnenlands product (bbp). Iedereen weet zo langzamerhand dat het bbp een slechte maatstaf is voor de welvaart. Veel activiteiten worden niet gemeten en niet alle producten die worden geproduceerd zijn maat-schappelijk gezien nuttig. Toch zijn we nog steeds blij als het bbp is gegroeid. We zien dat thans ook in Nederland. Na jaren van zwakke groei en oplopende werkloosheid waren zowel kabinet als op-positie blij toen Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank voorspelden dat in 2018 door de groei van het bbp de economie zich zal herstellen. De meeste mensen willen meer, en meer groei betekent ruimte voor meer bestedingen. Maar we leven wel in een wereld waarin volgens Raworth “we worden gedwongen geld uit te geven dat we niet hebben aan dingen die we niet nodig hebben” (Raworth, pagina 61).

Raworth vindt dat de economische groei meer moet worden afgestemd op de maatschappelijk behoeften van de donut en op de fysieke en ecologische mogelijkheden van de aarde. Eigenlijk vraagt ze zich af of we wel moeten streven naar verdere groei van materiële welvaart. Voorkomen moet namelijk worden dat we boven het ecologische plafond van de donut stijgen. Zij gaat daarmee verder dan de pleidooien van onder meer Goudzwaard en De Lange in de jaren tachtig voor een ‘economie van het genoeg’ (Goudzwaard en De Lange, 1986). We zullen volgens haar wel moeten, omdat de aarde anders onleefbaar wordt. De analyse van Raworth doet daarmee sterk denken aan die van de publicaties van de Club van Rome die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw aangaven dat voortgaande groei van economie en bevolking tot grote problemen zal leiden met betrekking tot het milieu en de grondstoffen- en voedselvoorziening (Meadows, 1972). Zij verwijst daar ook naar.

Raworth uit scherpe kritiek op de economische wetenschap die het traditionele groeiden-ken blijft bevorderen. Eigenlijk bedoelt ze niet de wetenschap als zodanig, maar de manier waarop de meerderheid van wetenschappers, gebruik makend van klassieke economische theorieën, daarmee omgaat. Deze kritiek moet veel economen fors raken, want Raworth is een gezaghebbend econoom, die vanwege haar boek dit jaar zelfs werd uitgenodigd op het World Economic Forum in Davos. Er zijn wel economen die de klassieke theorieën afwijzen, maar zij zijn in de minderheid en hebben weinig invloed op politici die het economisch beleid vaststellen.

Haar kritiek betreft zowel de interpretatie van het kenobject als de methodiek van de economische wetenschap. Het kenobject geeft aan dat mensen een keuze moeten maken tussen schaarse goederen om hun onbeperkte behoeften te kunnen bevredigen, of anders gezegd: streven naar een maximaal nut. Dit kan gemakkelijk worden uitgelegd als een norm dat de mens een homo economicus hoort te zijn, rationeel handelend zijn eigen belang nastrevend. Raworth laat zien hoe economen door de eeuwen heen met dat kenobject zijn omgegaan. Beginnend met Aristoteles die economie omschreef als de nobele kunst van het voeren van een huishouding in tegenstelling tot chrematistiek, de schadelijke kunst van het accumuleren van rijkdom. Volgens hem had geld de functie van ruilmiddel, niet om met rente te vermeerderen (Raworth, pagina 258). Ik zal niet herhalen wat alle door Raworth genoemde economen sindsdien daarvan vonden. Raworth maakt duidelijk dat het wezen van de economie sterk tijdgebonden is, afhankelijk van de maatschappelijke omstandigheden en vooral van de vigerende machtsverhoudingen. Daarom bepleitte Adam Smith, die vaak wordt gezien als vader van de economische wetenschap het prijsmechanisme, dat in een vrije markt voor een maximale welvaart zou zorgen. Hij deed dat om de macht van de landbezitters te bestrijden en beoogde niet, zoals thans, de neoliberale vrije-markteconomie zonder meer te propageren. In Smith’s woorden: “Het is heerlijk om handel te drijven, maar wij en onze samenleving floreren het best als we blijk geven van menselijkheid, gerechtigheid, generositeit en gemeen-schapszin.” (Raworth, pagina 125).

De macht van de landbezitters is vergelijkbaar met de macht van de kapitalisten. Marx en ook Keynes zagen dat. De laatste was echter geen tegenstander van het kapitalisme, hij toonde aan dat alleen met extra overheidsbestedingen tijdens een economische depressie het kapitalisme kan worden gered. Eigenlijk is het frappant dat na de Tweede Wereldoorlog tot de jaren negentig zowel sociaal-democraten als liberalen het keynesianisme onderschreven. Daarbij moet wel ver-meld worden dat de SDAP aanvankelijk niets van Keynes moest hebben.

Thans is het keynesianisme uit. De economische wetenschap wordt nu gedicteerd door Hayek en Friedman, die een vrije-markteconomie bepleitten met zo weinig mogelijk overheidsbeïnvloeding. Het macro-economisch beleid is een monetair beleid geworden waarbij niet de overheid, maar het bankwezen de belangrijkste actor is. Volgens Raworth wordt daardoor de wereld beheerst door globalisering en aandeelhouderskapitalisme, die ervoor zorgen dat steeds meer mensen in het gat van de donut vallen en de leefbaarheid van de aarde steeds sterker gevaar loopt. Dat ook het economisch onderwijs verkeerd is, blijkt volgens Raworth onder meer uit twee onderzoeken. Eén in Duitsland met als conclusie “dat economie-studenten gemakkelijker te corrumperen zijn – namelijk bereid zijn om een partijdig antwoord te geven – als hun dat persoonlijk voordeel oplevert” en één in de Verenigde Staten waaruit “bleek dat studenten met economie als hoofdvak welwillender denken over egoïstisch gedrag van zichzelf en anderen”(Raworth, pagina 99). Toen ik in 1963 aan mijn studie economie begon kregen economiestudenten al tijdens de propedeuse de stelling “economics is neutral between ends” van de liberale Lional Robbins’ erin gestampt (Robbins, 1962). Na lezing van Raworth’ boek kan niemand ontkennen dat deze stelling thans met voeten wordt getreden.

Raworth bekritiseert eveneens de methodiek van het economisch onderzoek. Ze vindt dat onderzoekers de economie te veel bestuderen als een natuurwetenschap met als resultaat de toepassing van veel wiskunde. Ze heeft gelijk dat veel econometrische analyses moeilijk te volgen zijn en dat statistische verbanden nog geen causale verbanden hoeven te zijn. Toch kan toepassing van wiskunde zinvol zijn omdat economie zich bezig houdt met kwantificeerbare stromen (goederen, geld, inkomen) en voorraden (kapitaal, arbeid). Jan Tinbergen zei daarom dat je een gevonden verband verbaal moet kunnen uitleggen. Tinbergen, van oorsprong natuurkundige, was samen met de Noor Ragnar Frisch de eerste winnaar van de Nobelprijs voor economie en de eerste directeur van het Centraal Planbureau (CPB). Daar bouwde hij econometrische modellen om economische voorspellingen te doen en aan te geven wat de effecten zijn van het voorgenomen economisch beleid. Het CPB maakt nog steeds dit soort van modellen die voor de politiek heel nuttig zijn. Je moet je echter wel bewust zijn van de ingevoerde veronderstelling. Tinbergen hield zich indertijd al met dezelfde problematiek bezig als Raworth. In 1970 publiceerde hij zijn boek Een leefbare aarde, waarin ook hij aangaf dat de armoede in de wereld moet worden bestreden en wel op een zodanige manier dat het ecologische evenwicht niet wordt verstoord (Tinbergen, 1970). Een verwijzing door Raworth naar Tinbergens werk had niet misstaan.

De oplossing: een circulaire economie

Raworths donuteconomie moet in de 21e eeuw in zeven stappen worden gerealiseerd. Elke stap wordt in een apart hoofdstuk uitvoerig besproken. Ik vat ze kort samen.

1. Fixeer de economie niet meer op groei van het bbp, maar op een bredere doelstelling: “het voorzien in mensenrechten binnen de mogelijkheden van onze levenwekkende planeet”. Daarmee wordt overigens niet bedoeld dat er naar een nieuwe maatstaf moet worden ge-zocht.

2. Richt het beleid niet op het functioneren van een autonoom functionerende markteconomie, maar op een ingebedde economie. Dat is een “economie die zich in de maatschappij nestelt, waarbij erkend wordt dat de menselijke behoeften en verlangens op verschillende manieren kunnen worden vervuld”. De economische kringloop is daarvan slechts een onderdeel. Het marktmechanisme negeert negatieve externe effecten. Er is een overheid nodig om die te voorkomen.

3. Stimuleer dat mensen zich sociaal aanpassen, rekening houdend met elkaar en niet strevend naar puur eigenbelang. Raworth zegt dat de menselijke natuur moet worden gestimuleerd en de homo economicus moet worden bestreden. Hoewel dit een belangrijke stap is, moet m.i. wel worden afgevraagd of juist die menselijke natuur niet is gericht op het nastreven van eigen belang.

4. Zie de economie niet als een systeem dat voor een mechanisch evenwicht zorgt. Doorzie de complexe dynamiek van de economie. Door die dynamiek centraal te stellen ontstaan nieuwe inzichten, bijvoorbeeld over conjunctuurschommelingen van de financiële markten.

5. Economische groei zal niet tot een evenwichtige verdeling van inkomen en bezit leiden. Ongelijkheid is geen economische noodzakelijkheid. Het beleid moet, internationaal gecoördineerd, zich daarom richten op herverdeling van inkomen en rijkdom; vooral de “rijkdom die voortkomt uit controle over de grond, ondernemingen, technologie, kennis en de macht om geld te scheppen”.

6. “Creëer om te regenereren”. De maatschappij is degeneratief. We nemen, maken en gebruiken energie en gooien ze weg met als resultaat overtollige warmte en materie. De oplossing daarvoor is een circulaire economie. Raworth noemt een aantal goede voorbeelden van een circulaire aanpak in de wereld zoals Park 20|20 in de Haarlemmermeer, een bedrijvenpark gebouwd met recyclebaar materiaal en voorzien van een geïntegreerd energie- en waterzuiveringssysteem, gebruik makend van zonne-energie (Raworth, pagina 214).

7. De huidige maatschappij is groeiverslaafd. Verlaat het geloof in de economische groei en wordt ‘groei-agnost’.

Conclusie: actie, geen doeniet

In het begin van dit artikel schreef ik dat de Donuteconomie verplichte literatuur voor politici en economen zou moeten zijn. Niet omdat er nieuwe feiten in staan. Wel omdat deze feiten geïntegreerd worden behandeld. Lezen dwingt tot actie. Raworth kegelt goed gedocumenteerd heel wat heilige huisjes omver. Het klimaatakkoord gaat niet ver genoeg en de resultaten daarvan zullen te laat komen. Zullen politici bereid zijn tot meer actie?

Er bestaan wel een Nederlands energieakkoord en een internationaal klimaatakkoord, maar deze zijn nog niet effectief genoeg. Vooral niet omdat veel populisten, aangevoerd door de Amerikaanse president Trump, er niet in geloven. Maar zijn degenen die er wel in geloven bereid, stapjes terug te zetten? Is de vakbeweging bereid om loonruimte in te leveren voor een leefbare aarde, vooral nu kapitaalbezitters, ondersteund met belastingmaatregelen van het kabinet-Rutte III, hun buit binnenhalen. We voeren thans landelijk een discussie over een luchthaven in Lelystad om de druk op Schiphol te verlichten, maar zou het niet beter zijn om het vliegverkeer af te rem-men? Als kleinere maatregelen om de CO2 -reductie te verminderen als rekeningrijden en verlaging van de maximaal toelaatbare snelheid op autowegen al niet lukken, zullen drastische maatregelen dan wel lukken?

Juist nu de economie aantrekt, is er ruimte om drastische maatregelen te nemen. Daarna kan de donut van Raworth van een kleverige koek met een gat erin veranderen in een ring van welvaart en geluk. Laat de donut geen doeniet worden!

Literatuur

DNBBulletin (2018) Flexibilisering arbeidsmarkt gaat gepaard met daling arbeidsinkomensquote, 1 februari.

Goudzwaard, B. en H.M. de Lange (1986) Genoeg van te veel, genoeg van te weinig: wisselsomzetten in de economie. TenHave: Baarn.

Meadows, D. (1972) Rapport van de Club van Rome. Aula Het Spectrum: Utrecht (vertaling van The limits to growth: a global challenge).

Raworth, K. (2017) Donuteconomie. Uitgeverij Nieuw Amsterdam: Amsterdam.

Robbins, L. (1962) An essay on the nature and significance of economic science. MacMillan en Co: Londen.

Tinbergen, J. (1970) Een leefbare aarde. AgonElsevier: Amsterdam/Brussel.

Auteur

Categorieën

2 reacties

  1. L. Hoffman
    7 jaar geleden

    Advies aan de heer Holle.
    Neem toch maar eens goed kennis van al die goed bedoelde pogingen en dan vooral die van Keynes, toch nog steeds behorend tot de grootste en invloedrijkste economen, die de wereld ooit gekend heeft.

  2. P.W. Holle
    7 jaar geleden

    Als beleidsnota biedt Raworth's donuteconomie een vergelijkbare bijdrage als Brundtland's 'Our Common Future' en het werk van de Club van Rome. Als bijdrage aan de economische wetenschap echter biedt Raworth niet meer dan een boven- en ondergrens aan het axioma van oneindige groei. Juist op dat punt moet de discussie binnen de economische wetenschap worden opgepakt, want welke beperkingen het stelt aan marktwerking en de daarbij gehanteerde neoklassieke aannames vertelt Raworth er niet bij. Daarmee vervalt het betoog tot een kritiek op het neoklassieke denken, zonder een alternatieve theorie te bieden: 'It takes a theory to beat a theory". Dan belandt de Donuteconomie op dezelfde hoop van andere goedbedoelde pogingen als de Institutionele Economie van Williamson, Evolutionaire Economie van Nelson & Winter en niet te vergeten het werk van Keynes. Een waardevolle bijdragen om de beperkingen van de neoklassieke denkwijze te onderkennen, maar geen alternatief.