Ga direct naar de content

De baten van de nieuwe kindregelingen voor inkomens van laag tot hoog

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 4 2016

Per 2015 zijn niet langer tien maar vier kindregelingen van kracht. Gezinnen tot een doorsnee-inkomen gaan er tot 1.000 euro per jaar mee op vooruit, hogere inkomens tot 200 euro erop achteruit.

120Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
De baten van de nieuwe
kindregelingen voor inkomens van laag tot hoog
SOCIALE ZEKERHEID
H
et Nederlandse belastingstelsel kent een
aantal regelingen die ouders financieel
voordeel opleveren. Per 1 januari 2015
is het aantal van deze kindregelingen te –
ruggebracht van tien naar vier (Ministe –
rie van Justitie, 2014). Behalve vereenvoudiging van het stel –
sel beoogt de overheid hiermee ook de arbeidsparticipatie te
verhogen en inkomensondersteuning te blijven bieden waar
die het hardst nodig is – bij lage inkomens en eenouderge –
zinnen. Verder wil het kabinet bezuinigen op zijn uitgaven
(Ministerie van SZW, 2013). De afgeschafte kindregelingen
per 2015 zijn ouderschapsverlofkorting , aftrek levensonder –
houd kinderen, alleenstaande-ouderkorting , aanvulling op
minimuminkomen voor alleenstaande ouders, tegemoetko –
ming in de schoolkosten en de tegemoetkoming voor thuis-
wonende gehandicapte kinderen. Deze regelingen worden,
met uitzondering van de eerste twee, gecompenseerd door
een verhoging van het kindgebonden budget. Tegenover de
afschaffing van de tegemoetkoming gehandicapte kinderen
staat een hogere kinderbijslag. De kinderopvangtoeslag en
de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor werkende
ouders blijven gehandhaafd. Gelet op het beleidsdoel om inkomensondersteuning
te bieden waar die het hardst nodig is, rijst de vraag in wel –
ke mate gezinnen met minderjarige kinderen er met het
nieuwe stelsel op vooruitgaan – zowel absoluut als relatief
ten opzichte van andere inkomensgroepen. Anders dan het
CPB (2014), dat de koopkrachtontwikkeling op basis van
alle koopkrachtrelevante beleidsmaatregelen raamt, wordt
het effect van veranderingen in de kindregelingen geïsoleerd in beeld gebracht. Gegevens hiervoor komen uit de Inko

menspanelonderzoeken van 2013 en 2014 van het CBS.
Voor een raming van het profijt van de nieuwe kindregelin –
gen zijn de gezinssituatie en gezinsinkomsten in 2013, het
meest recente jaar waarvoor alle belasting voordelen zoals
aftrekposten volledig beschikbaar zijn, het uitgangspunt.
OUDE KINDREGELINGEN
In totaal verstrekte de overheid in 2013 ruim 8,3 miljard
euro aan toeslagen of belastingkortingen in het kader van
kindregelingen. Dat is gemiddeld 4.400 euro per gezin met
minderjarige kinderen. Het grootste deel (37 procent) ging
op aan kinderbijslag voor gezinnen met minderjarige kin –
deren, en ook de kinderopvangtoeslag vormde met 23 pro –
cent een flinke kostenpost. Het minste geld ging om in de
tegemoetkoming van de onderwijsbijdrage en schoolkos-
ten voor kinderen van 16 en 17 jaar. Microgegevens over
de tegemoetkoming voor gehandicapte kinderen zijn niet
beschikbaar, maar in 2012 gaf de overheid hier ongeveer 30
miljoen euro aan uit (Rijksoverheid, 2013). Voor 2014 zijn
de totale uitgaven nog niet bekend omdat de kortingen nog
niet volledig beschikbaar zijn. De toeslagen vallen evenwel
lager uit dan in 2013, vanwege de lagere kinderopvangtoe –
slag , die sinds de versobering ervan in 2009 voortdurend is
teruggelopen (CBS, 2014a). Eenoudergezinnen ontvingen in 2013 met gemiddeld
6.200 euro aan toeslagen en voordelen uit kindregelingen
beduidend meer dan tweeoudergezinnen (4.020 euro),
vooral dankzij een hoger kindgebonden budget. Verder
stuwden de alleenstaande-ouderkorting en de aanvulling op
het sociaal minimum het gemiddelde bij eenoudergezinnen
flink op. Van de combinatiekorting profiteerden met name
tweeoudergezinnen, waarin beide ouders werkten. Bijna dertig procent van het besteedbaar inkomen van
gezinnen in de laagste inkomensdecielgroep was in 2013
afkomstig uit kindregelingen. De kinderopvangtoeslag
blijft hierbij buiten beschouwing , aangezien deze geen deel
uitmaakt van het inkomensbegrip, maar als een besteding
wordt gezien (CBS, 2014b). In gezinnen van wie het in –
komen tot de hoogste inkomensdecielgroep behoorde,
maakten de kindregelingen nog geen vijf procent van het
inkomen uit. De kinderbijslag is met het oplopen van het MARION
VAN DEN BRAKEL
Onderzoeker bij het
Centraal Bureau
voor de Statistiek
Uit analyse van het effect van de nieuwe kindregelingen die per
2015 van kracht zijn, blijkt dat alleen gezinnen met een inkomen
tot de doorsnee erop vooruitgaan, tot wel 1000 euro per jaar. De
hoogste tien procent inkomens krijgt met een achteruitgang van
zo’n 200 euro te maken. De resultaten laten zien dat de kindre –
gelingen bijdragen aan het beleidsdoel om vooral lage inkomens
extra te ondersteunen.
ESB Sociale zekerheid

Sociale zekerheid ESB
121Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
010 00 20 00 30 00 40 00 50 00
1
e
( la ag ste )
2
e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
1 0e ( h oogste )
In euro’s
O ude r e ge lin gN ie u w e r e ge lin g
inkomen steeds minder van belang , want het gaat immers
om een vast bedrag per kind. Ook speelt mee dat grotere ge –
zinnen veelal tot de lagere inkomensregionen behoren. Was
het inkomensafhankelijke kindgebonden budget nog bijna
tien procent van het inkomen in de laagste inkomensgroep,
in de hoogste kwam het nauwelijks voor. Wel profiteren de
middeninkomens en de hogere inkomens, onder wie zich
veel tweeverdieners bevinden (Kösters en Moonen, 2011),
duidelijk meer van de combinatiekorting dan de lagere.
NIEUWE KINDREGELINGEN
Voor de bijna 1,9 miljoen gezinnen met minderjarige kin –
deren ultimo 2013 zijn de toeslagen en voordelen, en de
aandelen ervan in het besteedbaar inkomen, volgens de
nieuwe kindregelingen geraamd. Het besteedbaar inko –
men is hierbij geschat door het, na aftrek van de afgeschafte
kindregelingen, te indexeren naar 2015 en te verhogen met
het nieuwe kindgebonden budget. De verhoging van de
kinderbijslag voor ouders van gehandicapte kinderen kon
hierbij, zoals eerder gezegd, niet meegenomen worden. Als
we ervan uitgaan dat de gezinssamenstelling niet verandert
en de inkomensbronnen gelijk blijven, zouden de toeslagen
en voordelen uit kindregelingen voor de laagste inkomens-
groep volgens de nieuwe regeling in 2015 bijna 35 procent
van het besteedbaar inkomen bedragen, ruim vier procent –
punten meer dan bij de oude regelingen. In de tweede tot en met vijfde decielgroep gaan gezin –
nen er met de nieuwe kindregelingen eveneens op vooruit.
Vanaf de zesde inkomensdecielgroep profiteren gezinnen
niet of nauwelijks van de nieuwe regeling. Gemiddeld
zouden gezinnen in 2015, uitgedrukt in prijzen van dat
jaar, met 3.700 euro bijna 190 euro meer aan toeslagen en
voordelen uit kindregelingen ontvangen dan in 2013 (fi-
guur 1). Of het overheidsstreven naar bezuinigen met de
nieuwe kindregelingen daarmee gehaald is, zal ook moeten
blijken uit de definitieve uitgaven aan kinderopvangtoe –
slag in 2015. Vooralsnog raamt de Rijksoverheid (2015)
een stijging van deze uitgaven. Als we op inkomensonder -steuning focussen, dan geldt dat de onderste helft van de
inkomensladder in 2015 met gemiddeld 4.300 euro bijna
500 euro meer uit kindregelingen zou hebben ontvangen.
De allerhoogste inkomens krijgen met een achteruitgang
van zo’n 200 euro te maken en ontvangen nog een krappe
3.000 euro. Eenoudergezinnen zouden volgens de nieuwe
regeling ruim 400 euro meer ontvangen, tweeoudergezin

nen bijna 50 euro minder. In de tweede inkomensdecielgroep ontvingen gezin –
nen met minderjarige kinderen in 2013 gemiddeld een
hoger bedrag aan toeslagen en voordelen uit kindregelin –
gen dan in de eerste. Dat kwam doordat relatief veel alleen –
staande ouders met een bijstandsuitkering deel uitmaakten
van de tweede inkomensgroep. Zij ontvingen een aanvul –
ling op de bijstand, die vanaf 2015 vervalt. De tweede
inkomensdecielgroep profiteert daardoor in verhouding
minder van de nieuwe kindregelingen dan de andere lage
inkomensgroepen. Wel ontvangen ze nu gemiddeld een iets
lager bedrag dan de allerlaagste inkomensgroep.
CONCLUSIE
Per 1 januari 2015 zijn nog vier in plaats van tien kindre –
gelingen van kracht: de kinderbijslag , de kinderopvangtoe –
slag , de inkomensafhankelijke combinatiekorting en het
kindgebonden budget. Behalve meer arbeidsparticipatie
en vereenvoudiging van het belastingstelsel was het be –
leidsdoel om extra inkomensondersteuning te bieden aan
lagere inkomens. Voor gezinnen met minderjarige kinde –
ren onderaan de inkomensladder, waartoe eenoudergezin –
nen vaak behoren, maken de toeslagen en voordelen die
zij ontvangen in het kader van kindregelingen veel uit. In
2013 kwam bijna dertig procent van hun besteedbaar in –
komen uit kindregelingen. Bij de hoogste inkomens was
dat minder dan vijf procent. Met de nieuwe kindregelingen
die vanaf 2015 van kracht zijn, lijkt alleen de laagste helft
inkomens erop vooruit te gaan. Voor de laagste inkomens-
decielgroep is het geschatte aandeel van kindregelingen in
hun besteedbaar inkomen dan bijna 35 procent, vanaf een
doorsnee inkomen profiteren gezinnen niet of nauwelijks
of leveren in. De resultaten onderschrijven het beleidsdoel
om lagere inkomens met minderjarige kinderen financieel
meer te ondersteunen.
LITERATUUR
CBS (2014a) Zorgtoeslag en huurtoeslag nemen verder toe, kinderopvangtoeslag daalt op

nieuw. CBS-webmagazine, 3 oktober.
CBS (2014b) Welvaart in Nederland 2014. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CPB (2014) Macro-economische verkenning 2015 . Den Haag: Centraal Planbureau.
Kösters, L. en L. Moonen (2011) Van eenverdiener naar tweeverdiener: de nieuwe norm? So-
ciaaleconomische trends, 2011(1).
Ministerie van Justitie (2014) Wet hervorming kindregelingen . Den Haag: Ministerie van Jus-
titie en Veiligheid.
Ministerie van SZW (2013) Wetsvoorstel hervorming kindregelingen . Den Haag: Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Rijksoverheid (2013) Beleidsdoorlichting tegemoetkoming ouders. Den Haag: SZW.
Rijksoverheid (2015) Rijksbegroting. Den Haag: Ministerie van Financiën.
¹ Exclusief kinderopvangtoeslag en in prijzen van 2015 Bron: CBS
Gemiddelde bedrag uit
kindregelingen¹, naar inkomenspositieFIGUUR 1

Auteur