lishouders een daling van
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
de conjunctuur indiceert
(NCM).
Het beloop van andere
conjunctuurindicatoren past
in het bovengeschetste
beeld. Zo ziet het er naar uit
dat de bezettingsgraad van
de Nederlandse verwerkende industrie – na eerder fors
te zijn opgelopen – niet verder meer zal stijgen. Elders
in de wereld zijn bezettingsgraden eveneens sterk opge84
86
88
90
92
94
%
lopen. Hierdoor neemt de
De jongste DNB-conjunctuurindicainflatoire druk toe. Voor de
tor, die vooruitblikt tot en met Sepgezamenlijke OESO-landen
tember, toont steeds scherper de conontwikkelingen . Met de toegenolijkt de inflatie daarmee het laagste
touren van een naderende omslag.
punt in de conjunctuurcyclus te zijn
men welvaart zijn daardoor steeds
Een dergelijke afvlakking na de
gepasseerd . In het kielzog van de
meer Nederlanders het buitenland
krachtige conjuncturele verbetering
afvlakkende conjunctuur lijkt ook
gaan opzoeken. Het afgelopen jaar
vormt een indicatie dat de groei de
het vertrouwen van de Nederlandse
werd bijna / 16 mrd uitgegeven aan
komende maanden zal gaan afzwakvakanties en zakenreizen in het buiken. De geringe omvang van de datenland, waarvan circa 30% alleen al
ling en het hoge niveau waarop de
in de zomermaanden juli en augusconjunctuur zich nog steeds bevindt,
tus. Tegelijkertijd deinen de reisuitgaimpliceren overigens dat aan deze
ven mee op de golven van de condaling nog geen al te grote conclujunctuur. Tabel 2 laat dit laatste zien.
sies mogen worden verbonden. Van
In de jaren 1992 en 1993 – het jaar
de vijf componenten waaruit de indiwaarin de conjunctuur een dieptecator is opgebouwd zijn drie op een
punt bereikte — liep het groeitempo
consument in het ecosterk terug. In 1993 krompen de
Tabel 1. De conjunctuurindicator en de samensteUennomisch klimaat niet
ree’le reisuitgaven zelfs met ruim 3%.
de bestanddelen
meer verder te verbeSindsdien zijn de reele reisbesteteren.
dingen herstellende, zij het in nog bejan.-mrt. ’95 apr.-juni ’95 juli-sep. ’95
De krachtige econoscheiden mate, en maakt Nederland
1. FOO
0,47
0,46
0,45
mische ontwikkelinzich – geruggesteund door de bijzon2. VBI
0,34
0,29
0,35
gen wekken overidere omstandigheid dat de dollar en
0,22
3. RM1
0,16
0,23
gens tot dusverre
enkele Europese munten onderge0,70
0,88
4. IFO
1,00
maar mondjesmaat de
waardeerd zijn geraakt – met de aan0,22
5. NCM
0,08
-0,08
kooplust van de convang van de zomervakantie weer op
sument op: de totale
voor een massale uittocht naar het
DNB-indicator
1,82
2,00
1,95
gezinsbestedingen
buitenland.
blijven nog steeds
‘plateau’ beland (zie label 1). Deze
achter bij de economische groei, al
zijn de feitelijke orderontvangst
is er bij sommige bestedingscatego(FOO) en de verwachte bedrijvigrieen recentelijk sprake van een verheid in de industrie (VBI) en de ree’le
snelling van de groei. De consumptie
geldhoeveelheid (RM1). Een vierde
van duurzame goederen is hiervan
indicator, te weten de IFO-conjunceen voorbeeld, maar ook de reisbetuurindicator van de Duitse industrie
stedingen van Nederlanders in het
stijgt daarentegen nog, terwijl de verbuitenland. De laatsten zijn in belang1. Zie De Nederlandsche Bank, Kwartaalwachte omzet van nieuwe NCM-porijke mate bepaald door inkomensbericht, juni 1995.
2. Zie bij voorbeeld M.M.G. Fase en
F. Spaans, Reisverkeer en betalingsverkeer voor Nederland: een statistische
Tabel 2. Reisuitgaven in bet buitenland, jaarlijkse volumegroei (%)
analyse voor de jaren zeventig, De Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht, nr. 3,
1992
1994
1991
1993
1995″
1979 en PJ.A. van Els en P. Kramer, 1988,
Het Nederlandse reisverkeer in de laatste
Groei”
10,8
5,9
-3,3
1,8
0,3
tien jaar: een statistische analyse, De
Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht,
a. Reisuitgaven gedefleerd met de prijsindex gezinsconsumptie.
nr. 2, 1988.
b. Twaalfmaandsgroei juni ’94/mei ’95 t.o.v. juni ’93/mei ’94.
3. Zie De Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht, juni 1995, biz. 16.
junctuurindicator
Conjunctuur
op top beland
ESB 5-7-1995