.
ESB Ceteris paribus
Ceteris paribus
het woord aan…
Joost van Gemeren
Joost van Gemeren is wetenschappelijk
m
 edewerker Fysieke omgeving voor het Centraal
Planbureau. ESB stelde hem een aantal vragen.
Waar werkt u momenteel aan?
Ik werk op dit moment aan twee onderzoeken. Het eerste is een
Âverkennend onderzoek naar de efficiëntie van gemeenten, dat uiteenvalt
Â
in twee onderdelen. Enerzijds zijn samen met het COELO dertien
g
 emeenten geïnterviewd over de vraag hoe ze omgaan met hun geld.
Deze gemeenten lopen sterk uiteen qua omvang en locatie, zodat een zo
breed mogelijk beeld verkregen kan worden. Ze  ebben alle  ecentelijk
h
r
een aanzienlijke financiële mee- of tegenvaller te  erwerken gekregen,
v
zodat het onmogelijk voor ze was om de status quo te handhaven.
We hebben het met deze gemeenten over het aanbod van diensten
en doelmatigheid. Anderzijds bestaat de studie uit een internationaal
Â
literatuuronderzoek naar twee vragen. Leveren de gemeenten de
Â
Âdiensten waar de burgers behoefte aan hebben, en in hoeverre verschillen
Â
gemeenten van elkaar in kostenefficiëntie? Voor het tweede onderzoek
kijken we samen met het Planbureau voor de Leefomgeving naar de
vraag hoe Nederland er in 2030 en 2050 uit zal zien op het gebied van
onder andere demografie, macro-economie en de arbeidsmarkt. Het
gaat om de opvolger van de scenariostudie Welvaart en leefomgeving
(WLO) uit 2006. We gaan uit van twee scenario’s: in het ene groeit
Nederland qua bevolking en economie wat sneller dan in het andere. Ik
houd me zelf voornamelijk bezig met de vraag waar de arbeidsplekken
zich zullen bevinden en in welke regio’s men zal wonen. Trekt men weer
naar groene leefgebieden, of zal Nederland verder verstedelijken?
Wat volgt er uit uw onderzoek?
Het literatuuronderzoek suggereert dat Nederlandse gemeenten er
r
Âedelijk goed in slagen om diensten naar de behoeften van de  urger
b
aan te bieden. De literatuur is hierover echter niet unaniem. De
v
 erschillen in kostenefficiëntie blijken daarnaast vrij klein te zijn, met
in het achterhoofd dat er nog wel wat hiaten zijn in de literatuur op
Â
128
dit vlak. Uit de interviews komt onder meer naar voren dat gemeenten
Â
zoveel doen als nodig om hun begroting sluitend te  rijgen. In Âijden
k
t
van krapte is de begrotingsdiscipline dus strakker dan in economisch
Â
voorspoedigere periodes. Hierbij wordt voornamelijk ingezet op
Â
d
Âoelmatigheidswinsten en later pas op het versoberen van het
Âdienstenaanbod. Een laatste redmiddel is het verhogen van de Âbelasting.
We komen echter ook tot de conclusie dat meer econometrisch
Â
Âonderzoek gewenst is om deze resultaten te verifiëren. De resultaten van
de nieuwe WLO zijn nog niet definitief.
Wat kan de beleidsmaker leren van uw onderzoek?
Op basis van onze eerste studie hebben we geen reden om ons ernstige
zorgen te maken over hoe gemeenten met hun financiën omspringen.
Â
De WLO is bedoeld om zichtbaar te maken welke opdrachten de
ÂNederlandse overheid op de lange termijn kan verwachten. Ook zullen
Â
de bevindingen bijvoorbeeld gebruikt worden in maatschappelijke
Â
kosten-batenanalyses. Daarnaast biedt het onderzoek bruikbare
Âinformatie voor woningbouwplannen.
Uit de oude ESB-doos
Voorzieningen op peil
De kunst werd om onder druk van  ezuinigingen
b
het gemeentelijke voorzieningenniveau zoveel
m
 ogelijk op peil te houden. Hier en daar moest
n
Âoodgedwongen tot sluiting van voorzieningen
worden  vergegaan. Toch waren er ook  ositievere
o
p
effecten. De aanhoudende financiële nood bleek ook nieuwe
Â
i
Âmpulsen aan de gemeentelijke  rganisatie te geven. Ineens kwam er
o
weer vaart in jarenlang ÂÂslepende Âreorganisatieprojecten. ÂVerstarringen
werden doorbroken, knopen werden doorgehakt. Het oude spreekwoord dat de drukking van de melk de boter voortbrengt, bewees in
Â
menige gemeente zijn Âgeldigheid.
Van der Geest, L. (1987) Gemeenten in verandering, ESB, 72(3607), 489.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4704) 26 februari 2015