ESB Ceteris paribus Ceteris paribus UiT de OUde eSBffdOOS UiTgeliChT tijd iS gEld KrEdiEt En gESlacht Als basis van een en ander zou men kunnen aanmerken het feit dat kapitaalvorming of, fundamenteler, produktie een verande- Kredietnemers die worden geholpen door bankmedewerkers van ringsproces is. En aangezien iets in het nu identiek is met zichzelf, het andere geslacht komen minder vaak terug voor een tweede le- kan het slechts in een andere tijd, dus na het verstrijken van tijd, ning. Ook is de gemiddelde grootte van de lening die ze krijgen 4 iets anders zijn: het nieuwe zelf dat voor de mens groter waarde tot 24 procent kleiner en betalen ze 35 tot 109 basispunten hogere heet. Het populaire gezegde: tijd is rente. Dat blijkt uit onderzoek van Beck et al. (2012) met data van geld, veronderstelt een voortdurend een grote Albanese commerciële bank voor microkrediet. Het ef- mogelijke welvaartschepping door fect is groter als de concurrentie tussen banken kleiner is. De au- de mens en suggereert een recht- teurs verwachten dat dit komt omdat bankmedewerkers dan eerder evenredigheid tussen (subjectieve) handelen op basis van voorkeuren. Uit het onderzoek blijkt ook dat winstaccumulatie en de grootte van het verschil afneemt als de bankmedewerker meer ervaring heet het tijdsinterval waarin deze accu- met kredietnemers van het andere geslacht. Omdat de welvaartsef- mulatie plaatsvindt. fecten niet gering zijn, wijzen de auteurs op het belang van concur- rentie en van ervaring van bankmedewerkers met klanten van het andere geslacht. Nolst Trenité, J.g. (1961) Over de equivalenff tie van tijd en geld. ESB, 46(2297), 753ff754. Beck, T., P. Behr en A. Madestam (2012) Sex and credit: is there a gender bias in lending? CentER Discussion Paper Series , 2012(062). eRRATA Errata bij het artikel ‘Doelmatige inanciering van de bijstand’ van 2. Blz. 468, 1e kolom, 4e alinea: het interval voor ? moet zijn [0,1]. Maarten Allers en Linda Toolsema dat in ESB 97(4641) verscheen: Dus zo: ” ? ? [0,1]”. 1. Blz. 468, 1e kolom, 3e alinea: het interval voor ? moet zijn [0,1]. 4. Blz. 469, kader 1: zowel in formule (2) als in formule (3) moet Dus zo: “? ? [0,1]”. rechts van het =-teken een X staan in plaats van een Y. Dus zo: “Y t = X? + Zt? + ?t (2)” “Y t = X? + ? t (3)” 524 Jaargang 97 (4642) 31 augustus 2012