Ga direct naar de content

Effecten van de hervorming van het pensioenstelsel

Gepubliceerd om: november 9 2022

Na vele jaren van voorbereiding is het parlement aan zet over de grote pensioenhervorming. Er bestaan echter zorgen over deze ingrijpende operatie. Wat gaan mensen ervan merken?

Er zijn verschillende redenen voor de pensioenhervorming. Zowel onder jongeren als ouderen is er ontevredenheid over het huidige stelsel. Ouderen zijn teleurgesteld dat ze al jarenlang niet geïndexeerd zijn en soms zelfs gekort. 40 procent van de jongeren verwacht dat er later geen pensioen meer voor hem of haar is. Dat geeft aanleiding om het stelsel te hervormen.

Hoewel het huidige Nederlandse pensioenstelsel internationaal hoog gewaardeerd wordt, zijn er diverse trends die om een hervorming vragen. Zo neemt het aantal gepensioneerden ten opzichte van het aantal werkenden toe. Dat betekent dat wanneer het tegenzit op de financiële markten, de pensioenen niet langer gegarandeerd kunnen worden met een verhoging van de premie. Pensioenbeloften zijn daardoor steeds moeilijker en duurder geworden om na te komen.

Daarnaast is het huidige stelsel weinig transparant: het is niet duidelijk hoeveel geld er voor ieders pensioen gereserveerd is en hoe dat meebeweegt met rendementen op financiële markten. Ook houdt het huidige stelsel geen rekening met verschillen in de mate waarin verschillende groepen werkenden en gepensioneerden risico’s kunnen en willen dragen.

Tenslotte is de arbeidsmarkt flexibeler geworden. Wanneer mensen vaker zzp’er worden en/of wisselen tussen banen met meer of juist minder pensioenopbouw kan dit onbedoelde negatieve gevolgen hebben omdat op dit moment jonge werknemers structureel oude werknemers subsidiëren.

Binnenkort is het parlement aan zet en onze volksvertegenwoordigers worden momenteel bestookt met visies op de nieuwe pensioenwet, via kranten, televisie, radio en brieven, van bezorgde burgers, economen en bestuurders (onder andere een brief van 40 prominenten vorige week). In deze bijdrage zetten we daarom de veranderingen in het nieuwe stelsel en de zorgen nog een keer helder op een rij. Want een hervorming van het pensioenstelsel is niet eenvoudig en vraagt misschien wel om net zo transparante communicatie als er van het nieuwe stelsel verwacht wordt.

Veranderingen in het nieuwe stelsel

Pensioen wordt in het nieuwe stelsel een verwachting, grote buffers verdwijnen en er komt meer maatwerk, meer transparantie en een betere aansluiting op de arbeidsmarkt.

Belofte wordt verwacht pensioen

Pensioenbelofte wordt verwacht pensioen, dat sneller mee zal bewegen met de economie. In plaats van af en toe een grote pensioenaanpassing, worden het meerdere kleinere aanpassingen. Hoewel mensen beloftes fijner vinden dan een inschatting van het verwachte pensioen, is het in een vergrijsde samenleving onmogelijk om een 25-jarige nog te beloven hoeveel euro hij op zijn 80e aan pensioen zal ontvangen. Door over te gaan van een belofte van het aantal euro’s dat iemand ontvangt naar verwacht pensioen kan beter gestuurd worden op een koopkrachtig pensioen. De huidige inflatie laat zien hoe belangrijk dit is.

Geen grote buffers meer

In het voorgestelde nieuwe stelsel zijn er geen grote buffers meer vereist. Dit betekent dat er sneller geïndexeerd kan worden, want er hoeft niet eerst een buffer opgebouwd te worden voordat er rendement kan worden uitgekeerd. Maar als het tegenzit moet er ook sneller gekort worden. Daarbij merken we op dat in het oude en het nieuwe stelsel het aanvullende pensioen afhankelijk is van dezelfde financiële markten. In die zin worden pensioenen niet meer of minder onzeker, maar de risico’s zullen anders verdeeld en gedeeld worden. De kans op kortingen wordt fors verkleind door alle mee- en tegenvallers gelijker te verdelen over alle deelnemers voor wat betreft het te bereiken pensioen. Daarnaast kan de kans op kortingen verkleind worden door de nieuwe solidariteitsreserve daarvoor in te zetten en/of door meevallers en tegenvallers uit te smeren over de tijd, of de uitkeringssnelheid te beperken door met een niet te hoge pensioenuitkering te starten.

Maatwerk

In het nieuwe pensioencontract kunnen risico’s en het bijbehorende positieve of negatieve rendement op maat toegekend worden aan verschillende groepen werkenden en gepensioneerden. Dat betekent dat voor jongeren meer risico en een hogere verwachte uitkering mogelijk is – jongeren kunnen makkelijker risico nemen, want zij hebben nog een lange periode om pensioen op te bouwen – en dat voor ouderen een meer stabiel pensioen mogelijk is. In het oude stelsel lopen gepensioneerden en mensen rond de pensioendatum juist het meeste risico, omdat zij het meeste vermogen hebben opgebouwd.

De afgelopen jaren was op maat toekennen van risico een groot voordeel geweest. Toen de rente daalde, hebben ouderen het renterisico van jongeren opgevangen. Hun pensioeninkomen kon (mede) daardoor niet geïndexeerd worden. In het nieuwe contract hoeven ouderen niet langer bloot te staan aan het renterisico van jongeren.

Transparantie

Het nieuwe stelsel is niet eenvoudiger dan het oude, maar wel transparanter. Mensen kunnen zien welk stukje uit het totale pensioenvermogen voor hen gereserveerd is. De hoop is dat dit jongeren meer vertrouwen geeft dat er later nog pensioen voor hen is. Meer transparantie betekent ook dat mensen het zien als het tegen zit en hun pensioenpotje in een jaar kleiner wordt. Risico nemen is nodig voor een koopkrachtig pensioen, maar het kan ook een keer tegen zitten. Vanuit de gedragsliteratuur weten we dat kortingen er emotioneel twee keer zo hard in hakken als verhogingen. Daarom is het erg belangrijk dat pensioenfondsen goed uitleggen hoe de regeling werkt en wat een en ander betekent voor de lange termijn.

Geen subsidie van jonge naar oude werknemers

In het nieuwe stelsel betalen jongeren niet langer te veel en oudere werknemers niet langer te weinig voor hun pensioenopbouw. De inleg van jongeren kan relatief lang renderen en daar hebben de jongeren voordeel bij. De pensioenopbouw op jonge leeftijd wordt daarom relatief belangrijker. De inleg van oudere werknemers kan minder lang renderen en levert daarom minder pensioen op in het nieuwe stelsel.

In het nieuwe stelsel wordt de impliciete subsidie van jonge naar oude werknemers afgeschaft. In het huidige stelsel krijgen werknemers gelijke pensioenaanspraken voor hun ingelegde premie ongeacht de periode waarin deze kan renderen. Mensen die op latere leeftijd zelfstandige worden of overstappen naar een werkgever met minder pensioenopbouw ondervinden hiervan nadeel omdat zij aan het begin van het werkende leven te veel betalen voor hun pensioenopbouw en dit later niet terugkrijgen. Ook betekent dit dat er subsidiëring is van een vuilnisman (met een vlak loonprofiel) naar een hoogleraar (met een steiler loonprofiel). De hoogleraar kan in het oude stelsel aan het einde van het werkende leven relatief goedkoop een hoger pensioen opbouwen.

Lumpsum

In het nieuwe stelsel kan bij pensionering tien procent van het pensioenvermogen opgenomen worden. Dit biedt mensen flexibiliteit in hun uitgaven. Het is ook gunstig voor mensen die, bijvoorbeeld vanwege een ziekte, weten dat ze relatief kort zullen leven. Deze keuze is echter niet eenvoudig voor mensen, onder andere vanwege gevolgen voor belastingen en toeslagen. Het is daarom belangrijk dat mensen hier goed over worden geïnformeerd.

Nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum wordt geüniformeerd om de begrijpelijkheid te vergroten. Het wordt maximaal de helft van het salaris, is niet langer afhankelijk van diensttijd, en voor lage inkomens wordt het nabestaandenpensioen relatief hoger dan voor hoge inkomens. De financiering ervan is voor iedereen op risicobasis. Dat betekent dat wanneer je geen werknemer meer bent, je geen recht meer hebt op het nabestaandenpensioen. Wel loopt de dekking nog drie maanden door. Daarna kan gekozen worden voor een vrijwillige voortzetting. Dit gaat ten koste van het ouderdomspensioen en het eventuele nabestaandenpensioen bij overlijden na de pensioendatum.

Zorgen

Het nieuwe stelsel lost niet alle pensioenproblemen op.

Mensen zonder pensioenopbouw

Zo bouwt een grote en groeiende groep op de arbeidsmarkt geen of weinig pensioen op. Dat geldt voor zo’n 10 procent van de werknemers, met name flexwerkers. Uitzendwerkers bouwen wel sneller pensioen op in het nieuwe stelsel, maar het is de vraag of dat om substantiële pensioenen gaat. Het kabinet wacht verdere voorstellen van werkgevers en vakbonden op dit punt af.

Ook veel zelfstandigen blijven onvoldoende pensioen opbouwen. Er is veel steun voor een verbetering van de pensioenen van zelfstandigen, maar er worden nog maar weinig concrete maatregelen genomen om dit te realiseren.

Rekenrente verhogen slecht alternatief

In het nieuwe stelsel, zonder beloften, is er geen rekenrente meer in de opbouwfase. In het huidige stelsel met beloften is er een rekenrente nodig die bepaalt hoeveel geld pensioenfondsen in kas moeten hebben om aan de pensioenbeloften te kunnen voldoen. Een alternatieve oplossing om de pensioenen te kunnen indexeren is om, in plaats van de voorgestelde wet, het huidige stelsel te behouden en daarbij de rekenrente vast te zetten op een hoger niveau. Dit zal leiden tot snellere indexering van de pensioenen van ouderen. Omdat door andere rekenregels het totale pensioenvermogen niet wijzigt, betekent een hogere rekenrente dus ook een lager pensioen voor jongeren. Verder leidt een hogere rekenrente niet tot een betere aansluiting op de huidige arbeidsmarkt, de transparantie wordt dan niet groter en er is dan geen maatwerk mogelijk ten aanzien van risico’s en rendementen.

Transitie en uitvoerbaarheid

Er zijn zorgen geuit over de transitie en de uitvoerbaarheid daarvan. Het verdelen van de pensioenpot is een grote en internationaal unieke operatie waar niet iedereen vertrouwen in heeft. De transitie kan maar een keer gedaan worden en moet dan wel goed gaan. Dat begint bij nauwkeurige wetgeving. In plaats van het verdelen van de huidige pensioenpot zouden huidige aanspraken door kunnen lopen en zou alleen voor de nieuwe opbouw het nieuwe systeem gehanteerd kunnen worden. Een voordeel daarvan is dat er minder huiver en wantrouwen is bij de transitie, wat de transitie makkelijker kan maken. Het nadeel is dat er twee systemen in de lucht moeten worden gehouden wat administratieve kosten met zich meebrengt. Daarnaast worden de “uitstervende” oude pensioenpotten steeds kleiner en kan daarmee steeds minder risico genomen worden voor een koopkrachtig pensioen.

Gender pension gap

Tot slot zijn er zorgen geuit over de pensioenopbouw van vrouwen. Juist in de periode dat vrouwen kinderen krijgen en vaak minder gaan werken – aan het begin van de carrière – wordt pensioenopbouw belangrijker. Als vrouwen echter in deeltijd blijven werken wanneer de kinderen ouder worden (zoals we op dit moment vaak zien), ondervinden zij geen nadeel in het nieuwe systeem. Wanneer vrouwen op oudere leeftijd wel weer meer gaan werken, ondervinden zij wel nadeel van het feit dat pensioenopbouw op jonge leeftijd belangrijker wordt en dat de pensioeninleg op oudere leeftijd minder belangrijk wordt voor de hoogte van het pensioeninkomen.

Toekomst

Ondanks de gesignaleerde zorgen kan deze hervorming een aantal problemen oplossen die belangrijk zijn voor een toekomstbestendig stelsel. Om te beginnen is er een grotere kans op een koopkrachtig pensioen, wat voor de deelnemers erg belangrijk is. Daarnaast wordt het pensioen transparanter, het kan beter worden afgestemd op persoonlijke omstandigheden en het sluit beter aan op een flexibele arbeidsmarkt.

Ook na de hervorming blijven er relevante pensioenvraagstukken. Zo wordt er bijvoorbeeld onderzoek gedaan hoe inflatierisico beter verdeeld kan worden. Ook is er discussie over de hoogte van de pensioenbesparingen en de samenhang met vermogen in de eigen woning. Als mensen aflossen op hun hypotheek draagt dat ook bij aan hun financiële situatie na pensionering. Moeten mensen keuzevrijheid krijgen over duurzaam beleggen? Moet er meer geïnvesteerd worden in het verdienvermogen van mensen? Wat zou de verhouding moeten zijn tussen pensioen vanuit de overheid en de private sector? En moeten we toe naar een stelsel waarbij alle werkenden aanvullend pensioen opbouwen ongeacht de vorm waarin wordt gewerkt?

Auteurs

Categorieën