Ga direct naar de content

Het PBL en de blikopener

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 27 2019

Als student economie kreeg ik ooit van een hoogleraar een ‘economenmop’ voorgeschoteld: een natuurkundige, een geoloog en een econoom raken verdwaald in een woestijn. Flink uitgehongerd treffen ze een blik met bonen aan. De natuurkundige stelt voor om met de lens van zijn bril de zon te gebruiken, zodat het blik open brandt. De geoloog stelt voor een scherpe steen te zoeken om het blik te openen. De econoom denkt lang na en komt dan met de oplossing: “ik veronderstel een blikopener”.

Ik moest hieraan denken bij alle ophef over de energiedoorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Of sterker: het ontbreken van zo’n doorrekening voor 2018, waardoor ramingen nog gebaseerd zijn op de ‘Nationale Energieverkenning’ van 2017. In een eigen persverklaring stelt het PBL dat al in april 2018 die keuze weloverwogen is genomen en breed bekend is gemaakt. Nieuwe cijfers zouden verwarring wekken (want binnenkort komt er een doorrekening van het klimaatakkoord die op de NEV 2017 is gebaseerd) en bovendien was het personeel van PBL al overbezet. Uiteindelijk is er dan ook geen doorrekening is geweest, waardoor is vastgehouden aan de raming voor 2019 die al in 2017 was gemaakt. Hoe je het ook wendt of keert, dat vasthouden aan de oude raming kun je zien als een bewust gemaakte veronderstelling. Een veronderstelling ook die meteen het blikopener-probleem deed oplossen waar het PBL kennelijk mee zat. Maar achteraf gezien ook een oplossing die te mooi was om waar te zijn.

Er is de afgelopen week natuurlijk het nodige gezegd en geschreven over de redenen voor het besluit van PBL af te zien van een nieuwe raming. Maar wat mij nu zo intrigeert zijn de argumenten daarvoor die al in april 2018 de revue passeerden. Afgaand op het persbericht van vorige week zouden dat er dus twee moeten zijn: (i) er was onvoldoende behoefte aan en (ii) het was te veel werk.

Om met de eerste te beginnen: ieder jaar berekenen de planbureaus koopkrachtplaatjes. Je kunt daarvan veel zeggen, maar niet dat er geen vraag naar is. Energiekosten vormen een belangrijk deel van huishoudelijke bestedingen en zijn dus onontbeerlijk in een doorrekening. Om het wat directer uit te drukken: wat is de waarde van al dat gecijfer achter de komma op al die andere uitgavenposten als bij de energietarieven nieuwe informatie genegeerd wordt? Het PBL geeft in haar persverklaring aan dat energieprijzen kunnen schommelen, maar is dat niet juist een reden om de vinger aan de pols te houden? Misschien dat die cijfers op de lange termijn – lees: die van het klimaatakkoord – anders zijn, maar de (meeste) mensen leven nog in het heden.

Dan die andere vraag: zijn doorrekeningen van energieprijzen echt zo kostbaar? Het lijkt mij dat de lijntjes van het PBL naar energieleveranciers kort zijn en dat medewerkers van PBL (en EZ) zelf ook energierekeningen betalen. Bovendien hoeft zo’n doorrekening echt niet uit te monden in een studie van circa 240 pagina’s (de lengte van de NEV 2017); waarom niet alleen afzonderlijke analyse van de energierekeningen van huishoudens? Dat mag best een notitie van een paar kantjes zijn. Ook dit argument komt dus niet zo overtuigend over.

Maar nu komt het: het PBL erkent in het persbericht van april 2018 dat een kleine doorrekening wel degelijk mogelijk is. Sterker nog: het beloofde destijds dat er eind 2018 alsnog een afzonderlijke analyse zou komen voor de koopkrachteffecten voor verschillende inkomensgroepen (zie de tweede bullet bij “Tussentijdse nieuwe cijfers”). Die belofte is gedaan aan “diverse partijen met een behoefte aan tussentijdse informatie”. De belangrijkste partij staat overigens direct na de toezegging: “Aan de Tweede Kamer is eerder toegezegd dat deze analyse onderdeel zou uitmaken van de NEV2018.” Mijn interpretatie kan dus niet anders zijn dan dat de analyse alsnog los geleverd zou worden aan de kamer.

Anders dan het persbericht van april 2018 dus stelt is er dus eind vorig jaar geen tussentijds analyse verspreid. Hoe is dat dan mogelijk geweest? Optie 1 is dat “diverse partijen” en de Tweede kamer op een goed moment in een gecoördineerde actie zich hebben bedacht en hebben aangegeven dat die extra analyse van hen zo nodig niet meer hoefde. Gezien het debat dat in december in de kamer is gevoerd over de energieprijzen is dit hoogst onwaarschijnlijk (nog even los van het feit dat het dubieus zou zijn als PBL dit verzoek zo zou opvolgen). Optie 2 is dat het verzoek niet is afgestemd met de kamer, of dat de kamer heeft zitten slapen. Plausibeler, maar niet zo fraai. Maar wat te denken van optie 3, de zogenoemd “blikopener-variant”: het PBL heeft op een zeker moment verondersteld dat de energieprijzen het ‘basisscenario’ voor 2019 zouden blijven volgen dat gemaakt was in 2017. Scheelt een hoop werk, spaart een notitie uit en toch is er formeel gezien geleverd.

Auteur

Categorieën