Een reactie van Albert van der Horst van het Centraal Planbureau op “Het belang van innovatie, onderwijs en ondernemerschap voor groei” van Hugo Erken, Hans Stegeman en Roy Thurik.
De vraag hoe de productiviteit zal groeien in de komende jaren en decennia staat hoog op de beleidsagenda. Beleidsinitiatieven zoals het topsectorenbeleid en kwaliteitsverbetering MBO zijn gericht op het verhogen van de productiviteit van Nederlandse burgers en bedrijven. Cruciale vragen daarbij zijn: welk beleid draagt bij aan een hogere productiviteit? En wat zijn de verklarende factoren voor die groei? Ook het Centraal Planbureau (CPB) houdt zich met deze vragen bezig.
Beleid dat bijdraagt aan hogere productiviteit
De vraag welk beleid bijdraagt aan hogere productiviteitsgroei beantwoorden wij in onze Kansrijk-studies. Deze studies op het gebied van onderwijs, innovatie en wetenschap (nog te verschijnen) geven een overzicht van beleid dat aantoonbare effecten heeft op de economische groei. Het gaat daarbij om de effecten op langere termijn. Deze studies hebben wij ruim voor de verkiezingen gepubliceerd zodat de verschillende politieke partijen er hun voordeel mee kunnen doen. Dat zij belang hechten aan de Kansrijk-onderzoeken, blijkt wel uit het feit dat de meeste van deze studies inmiddels uitgebreid besproken zijn in de verschillende commissies van de Tweede Kamer die er over gaan.
Verklarende factoren achter economische groei
Economen voeren verhitte debatten over de verklarende factoren achter de economische groei. De lijst van factoren is langer dan dit blog kan beschrijven, variërend van culturele verschillen en taalbarrières, onderwijs en onderzoek (O&O, R&D) tot handelsbelemmeringen en publieke investeringen. Het debat gaat over de vraag of veranderingen in deze factoren de groei tijdelijk of structureel beïnvloeden, over de omvang van de effecten en over causaliteit. Het CPB levert met zijn onderzoek een bijdrage aan dit debat. Van Elk e.a. (2015) laten zien dat publieke O&O-investeringen niet automatisch tot hogere economische groei leiden. Het economische rendement op publieke O&O-investeringen lijkt afhankelijk van de specifieke nationale context.
In ‘Roads to Recovery’ laten wij zien dat een crisis geen permanente gevolgen heeft voor de groei, of beter gezegd, er bestaat geen overtuigend bewijs van het tegendeel. Een recente literatuurstudie laat zien dat Nederland nog altijd tot de meest productieve landen ter wereld behoort, ondanks de recente afvlakking van de groei (Elbourne en Grabska, 2016). Dit literatuuroverzicht vormt een startpunt voor nader onderzoek naar de determinanten van productiviteit.
We maken graag gebruik van nieuwe inzichten op dit gebied, maar die van Erken e.a. helpen helaas nog niet. Zij claimen dat R&D, ondernemerschap en menselijk kapitaal ook op korte termijn invloed hebben op de ontwikkeling van technologie en daarmee op de arbeidsproductiviteitsgroei. Deze conclusie is verrassend en wordt niet of nauwelijks gevonden in de literatuur. Bij hun onderzoek hebben wij echter een aantal vragen. Is de tfp-ontwikkeling op korte termijn goed gemeten, of bevat hun maatstaf (ten onrechte) sterk cyclische componenten? En is het mogelijk dat deze cyclische componenten in de tfp-metingen ook een deel van de gevonden correlatie met R&D en ondernemerschap kunnen verklaren? Deze factoren hebben namelijk ook een cyclische component. Een andere vraag is hoe robuust hun bevindingen zijn voor het gekozen econometrische model. De analyse van Erken e.a. is gebaseerd op een econometrisch model in eerste verschillen, met een beperkt aantal gevoeligheidsanalyses. Dit model is echter maar een van de vele manieren om het rendement van O&O econometrisch te schatten. De studie van Van Elk e.a. (2015) toont aan dat geschatte rendementen op (publieke) O&O-investeringen geen eenduidig beeld laten zien. De schattingen hangen sterk af van de modelspecificatie, de constructie van de variabelen, de steekproef en de geïncludeerde variabelen.
Het CPB streeft naar evidence based ramingen en beleidsadvies. De evidentie van Erken e.a. is hierin een nuttige bijdrage, maar overtuigt nog niet. Blijvend onderzoek is nodig om de oorzaken van productiviteitsgroei beter te begrijpen, zowel op korte als op lange termijn.
Literatuur
Elbourne, A. en K. Grabska (2016) Evidence on Dutch macroeconomic and sectoral productivity performance: Some stylised facts. Amsterdam: CPB.
Erken, H. H. Stegeman en R. Thurik (2016) Het belang van innovatie van innovatie, onderwijs en ondernemerschap voor groei. ESB, 4741, 600-603.
Gelauff, G., D. Lanser, A. van der Horst and A. Elbourne (2014) Roads to Recovery. Amsterdam: CPB.
Van Elk, R., B. Verspagen, B. ter Weel, K. van der Wiel en B. Wouterse (2015) A macroeconomic analysis of the returns to public R&D investments, CPB Discussion Paper, 313.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Het lijkt me raar om nog met modellen uit de tijd van de industriële revolutie te werken.
Kun je het niet beter Internet economie noemen? En wat dat betreft verloopt de modernisering van Nederland moeizaam en wordt er veel aan oude paradigma's vastgehouden.
Voor innovatie is onderwijs belangrijk maar iemand die geïnteresseerd is in iets zoekt dat vaak meestal zelf wel uit; het is ook niet zo dat je nou voor alles een volledige opleiding nodig hebt. Nederland zit vast aan een paradigma van kennis die in boeken opgesloten zit, of peperdure opleidingen die gevolgd moeten worden. Als ik iets wil weten, zoals wat basiskennis mechatronica of welke leveringsvoorwaarden ik aan een ICT product moet verbinden, staat die kennis nergens. Voor mechatronica mag je een opleiding van €15.000,- volgen, voor doodeenvoudige leveringsvoorwaarden betaal je makkelijk €800,- voor een cursus en ben je een dag kwijt.
Dit terwijl de waarde van kennis in een informatiesamenleving €0,- is omdat je alles vrij kunt delen. Zoiets als leveringsvoorwaarden moet je in een half uurtje 's-avonds Internetten ook kunnen regelen.
In de Angelsaksische wereld stappen ze over op het samen ontwikkelen van innovaties en is kennis laagdrempelig beschikbaar. Daarnaast zijn de communities veel groter, voor zover communities in Nederland bestaan, en wil je iets weten dan helpt iemand anders je daar wel bij. In Nederland is het paradigma dat een stichting een Internetfoldertje publiceert, dat werkt niet waardevermeerderend. (Ik geef wel toe dat het oprichten van succesvolle communities met vallen en opstaan gepaard gaat.)
Het is maar goed dat veel Nederlands redelijk Engels beheersen, maar of dat voor MBO-ers ook zo is? Zit de ESB.NU eigenlijk ook niet aan een verouderd paradigma vast? Waarom zou ik de ESB betalen terwijl ik juist aan de waardevermeerding op de site doe?