I
Black hole?
Black hole. A state of matter in which the
gravitational pull has become so great that
gen de officieel geregistreerde groei
van het nationale inkomen.
even light cannot escape from it. rendering
the object invisible. (Field, Verschuur. Ponnamperuma, Cosmic evolution, an introducrion ro astronomy, Boston. 1978).
Op 3 september jl. sprak de Tweede
Kamer uitvoerig met beide bewindslieden van Financiën over bestrijding
van de belastingfraude in Nederland.
Tijdens de beraadslagingen werd uiteraard veel aandacht besteed aan de conclusies en aanbevelingen van het rapport-Van Bijsterveld I). Los daarvan
had de Vaste Kamercommissie voor
Financiën ter voorbereiding van het
plenaire debat een groot aantal schriftelijke vragen gesteld over fraude in de
sfeer van de directe en de indirecte belastingen. De door de verantwoordelijke
bewindslieden gegeven antwoorden leverden eveneens rijke stof voor discussie op 2).
Van Bijsterveld verstaat onder fraude
het opzettelijk, of grof culpoos, verstrekken van onjuiste of onvolledige (dan
wel het onthouden van) gegevens nodig
voor het vaststellen van de belastingschuld, waaraan de wet (straf)sancties
verbindt. Zijn onderzoek bestreek de
inkomstenbelasting, d e omzetbelasting
en de motorrijtuigenbelasting. Na recherche van ruim 33.000 dossiers concluderen Van Bijsterveld en zijn medewerkers dat de achrerhaalde fraude in
de inkomstenbelasting over 1975 ongeveer f. 900 mln. beloopt, waarvan f. 243
miljoen boven water kwam na boekenonderzoek bij ondernemers. Alleen al in
de sfeer van het boekenonderzoek zou
de achterhaalbare fraude jaarlijks f. I
mrd. hoger zijn.
Het bedrag dat is gemoeid met door de
fiscus niet achterhaalde fraude, ontbreekt per definitie in de op gegevens
van de rijksbelastingdienst gebaseerde
CBS-inkomensstatistieken. Die weerspiegelen dus niet het volle economische
leven. Ook aan andere officiële statistieken (betreffende de omvang van de
nationale produktie, de werkloosheid
e.d.) kleven beperkingen, doordat daarin
een deel van de economische activiteit
niet naar voren komt. Belastingfraude
is overigens bepaald niet de enige oorzaak dat gepubliceerde statistieken de
economische werkelijkheid onvolledig
weergeven.
Statistische gegevens vormen de ruggegraat voor veel overheidsbeleid. Als
officiële statistieken een onjuist beeld
van de realiteit geven, varen beleidvoerders o p een valse kaart. Meer kennis
van aard en omvang vande .,onzichtbare
economie” – die de officiële statistiek
mist – is daarom van groot belang. Economen hebben zich tot nu toe echter
weinig op het glibberige terrein van de
onzichtbare economie gewaagd. De eniESB 3- 1 2- 1980
ge serieuze studie in Nederland waarin
het probleem (zijdelings) aan de orde
komt, is het onderzoek van Cramer en
Reekers naar het houderschap van liquiditeiten 3).
Prof. Ed Feige – momenteel als gasthoogleraar verbonden aan het NIAS en
het Centrum voor Onderzoek van de
Economie van de Publieke Sector van
de Rijksuniversiteit Leiden – concentreert zijn onderzoekinspanning sinds
enige tijd op de onzichtbare economie.
In globale lijnen komt zijn gedachtengang hierop neer 4). Feige onderscheidt
een ,,observedWen een ,,unobserved”
sector van de economie. Zijn analyse
richt zich o p transacties – waarbij geld
en goederen worden geruild – welke
niet worden gevangen in het net van de
officiële statistieken. Zijn stelling is dat
de onzichtbare sector (in de Verenigde
Staten) een aanzienlijke omvang heeft
en groeit in verhouding tot de omvang
van de zichtbare, in officiële statistieken
geregistreerde, sector van de economie.
Indien deze hypothese bevestiging mocht
vinden in waargenomen feiten, dan heeft
dat grote gevolgen, onder meer voor
timing en effectiviteit van conjunctuurpolitieke maatregelen, een doelmatige
aanwending van produktiefactoren en
voor het te voeren inkomensbeleid.
Feige bespreekt in zijn paper verschilende methoden om meer greep te krij;en o p het verschijnsel vande onzichtbae economie. Eén manier is de systematiiche verzameling van individuele gegelens. Kortom, de micro-aanpak die is
gekozen in het rapport-Van Bijsterveld.
Hij noemt daarnaast verschillende ma:ro-methoden:
1 analyse van
onverklaarde verschillen tussen gegevens afkomstig van d e
belastingdienst en van andere officiële
instellingen, b.v. betreffende het geaggregeerd persoonlijk inkomen;
1 analyses o p hetzelfde stramien: de
ontwikkeling van d e hoeveelheid chartaal en giraal geld wordt onder wisselende veronderstellingen afgezet te-
Feige berekent de omvang van de ,,unobserved” sector van de Amerikaanse
economie voor 1978-1979 op een kwart
à een derde van het statistisch wel geregistreerde nationaal inkomen. In de
jaren zeventig is de ,,unobserved”sector
van de Amerikaanse economie blijkens
zijn berekeningen spectaculair toegenomen. Hij beseft dat zijn methodologie
en resultaten controversieel zijn en wil
via zijn publikaties het onderzoek van
anderen o p dit terrein stimuleren. Voorts
hoopt hij o p vruchtbare samenwerking
met instanties en individuele vakgenoten in verschillende landen – waaronder Nederland – in het kader van een
internationaal project, gericht o p het in
kaart brengen van d e onzichtbare economie in economisch ontwikkelde staten.
Astronomen kunnen onzichtbare
,,zwarte gaten” in het heelal soms waarnemen doordat deze enorme gaswolken
opzuigen die alvorens voor altijd uit het
zicht te verdwijnen enorm heet worden
en straling uitzenden. Economen moeten aard en omvang van de onzichtbare
sector van de economie voorlopig eveneens via indirecte signalen peilen. Het
werk van prof. Feige is belangrijk omdat
hij zeer serieuze pogingen in het werk
stelt ,,black holes” in de economie in
kaart te brengen. Hopelijk zullen meer
economen – in zijn voetspoor – de
antennes afstemmen op de uitstraling
van de onzichtbare economie.
I ) W. J. van Bijsterveld. Aangepasre iursie
van her ivrslag van een onderzoek naar de
lard en de ontiSangi-an de belastingfraude.
Den Haag, april 1980.
!) Een goed overzicht van strekking en afoop van het parlementaire debat geeft
4. Nooteboom. Aard en omvang van de beastingfraude in Nederland. Weekblad ivoor
Fiscaal Recht. 13 november 1980. blz. 12091779
~)J.’s.
Cramer. G . M. Reekers. Hei hotrder-
;
>n ntacroeconontic phenotnena. The rheorj.
ind nteasurentenr ?f rhe unobseri~edseivor
$rhe Unired Srares ee