Big Brother?
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
Vrije Universiteit en WRR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4235, pagina 933, 17 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
In een ver verleden maakte ik mijn landrover-expedities door de Sahara met het Engelse Minitrek. Deze pioniers in avontuurlijke
groepsreizen gingen failliet toen de overstap van een stel vrijgevochten jongens naar een professionele organisatie gemaakt moest
worden. Bij de financiële afhandeling van het faillissement bleek er nog maar weinig van waarde te zijn: de landrovers en ook het
ameublement in het gehuurde kantoortje waren volledig afgeschreven. Opmerkelijkerwijs vertegenwoordigde alleen de adreslijst met
deelnemers aan deze reizen een aanzienlijke waarde. Het ging hier immers om adressen van een gerichte doelgroep in een
interessant marksegment. Hoe interessant blijkt uit de successen van de professionele opvolgers van Minitrek, zoals Penn Overland
en Explorer in Engeland en Sindbad en Baobab in ons land.
In de huidige door informatisering gedreven maatschappij vertegenwoordigen gegevens over persoonlijke kenmerken en voorkeuren een
steeds groter commercieel belang. Op allerhande slinkse en minder slinkse manieren wordt, bijvoorbeeld via spaarsystemen, gepoogd om
gegevensbestanden op te bouwen waarmee de marketing van producten en diensten zich op de specifieke doelgroepen kan richten. De
houding van de Nederlanders bij het verstrekken van dit soort persoonlijke gegevens is nogal tweeslachtig. Aan de ene kant is er sprake
van flink wat naïviteit, zoals gebleken is bij het spaarsysteem van de air miles. Een enkeling beleeft er zelfs genoegen aan om op internet
zijn hele levenswandel open en soms ook bloot te leggen. Aan de andere kant wordt er vaak sterk aan het behoud van privacy gehecht.
Als uitvloeisel daarvan is het gebruik van persoongegevens via de nieuwe wet Bescherming Persoonsgegevens aan strenge regels
gebonden. Ook is er veel publiciteit en beroering ontstaan toen de Algemene Rekenkamer ontdekte dat de Belastingdienst slordig met de
aan hem toevertrouwde gegevens zou zijn omgegaan.
Dit dilemma tussen de bescherming van de privacy en de beschikbaarheid van goede gegevens worden steeds groter. Goede gegevens
zijn immers niet alleen van belang voor de commercie maar ook voor het sociaal-economisch beleid en voor het wetenschappelijk
onderzoek dat dit beleid ondersteunt. Vanuit de wetenschap wordt terecht en bij voortduring aangedrongen op betere
gegevensbestanden, zeker nu de rekencapaciteit van de moderne computers koppeling van omvangrijke gegevensbestanden mogelijk
maakt. Daarbij vindt bovendien de analyse op macroniveau steeds vaker op basis van microbestanden plaats.
De commerciële behoefte aan gegevens zit deze gegevensbehoefte vanuit het maatschappelijk perspectief behoorlijk in de weg. Zo is de
respons op de enquêtes van het CBS nogal laag. Wellicht heeft dat te maken met de steeds hogere frequentie waarmee wij met allerlei
schriftelijke en telefonische enquêtes voor commerciële doeleinden worden lastig gevallen. Nu wordt dit probleem van de lage respons
door het CBS deels ondervangen door het aanboren van andere bronnen (administraties en registraties) en het koppelen op grote schaal
van gegevens over personen. Een voorbeeld hiervan is het Sociaal-Statistisch Bestand (SSB) waarin de informatie die het CBS over
personen heeft uit registraties en enquêtes op microniveau wordt gecombineerd. Eén van de doelstellingen het SSB is dat ermee kan
worden voldaan aan de richtlijnen die Eurostat voor de volkstelling van 2001 heeft opgesteld 1. Omdat het om privacygevoelige
informatie gaat is bij het aanmaken, de toegang en het gebruik van het SSB vanzelfsprekend ruime aandacht besteed aan de beveiliging
van de bestanden.
Toch is hier sprake van een problematiek die merkwaardigerwijs nooit goed vanuit een welvaartstheoretisch-economisch gezichtspunt is
geanalyseerd. Het verzamelen van gegevens voor de officiële statistieken brengt een welvaartsvoordeel met zich mee vanwege de betere
wetenschappelijke beleidsonderbouwing die de gegevens mogelijk maken. Daarmee hebben deze gegevens het karakter van een publiek
goed. Indien de overmaat aan enquêtes voor commerciële doeleinden inderdaad het verzamelen van de beleidsstatistieken belemmert,
brengt dit commerciële handelen dus negatieve externe effecten met zich mee. Meer in het algemeen betekent het een welvaartsnadeel
wanneer het verzamelen van statistische gegevens ten koste gaat van de perceptie die de burgers hebben over de wijze waarop de
privacy wordt gegarandeerd. Het welvaartsoptimum hangt dan enerzijds af van de preferenties voor de privacy en anderszijds van de
doelmatigheid waarmee de gegevens in het beleid worden gebruikt. Wanneer de informatisering zowel een versoepeling teweeg zou
brengen in de preferenties voor privacy als een verbetering van de doelmatigheid van de kwantitatieve analyse, kan dat een belangrijke
impuls voor de statistiek-verzameling zijn. En voor Orwell’s doembeeld hoeven we ook dan echt niet bang te zijn
1 K. Arts en E. van Lith, Een nieuwe weg voor statistieken over personen: het Sociaal-Statistisch Bestand, CBS Sociaal-Economische
Maandstatistiek, september 1999, blz. 22-29.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (
www.economie.nl )