P. II. Admiraa
Bezuinigingen
In Nederland beginnen zich de contouren af te tekenen van een ,,no nonsense”beleid. De houding van de regering blijkt
verhard, hetgeen tot uitdrukking komt in
drastische bezuinigingen bij teruglopende
economische bedrijvigheid en ook in de
verscherpte controle op belastingfraude en
allerlei grijs en grauw gedrag. Hiertegen
zijn bedenkingen aan te voeren van economische, politieke en morele aard.
Bij de economisehe bedenkingen kan
worden gewezen op de belangrijke invloed
die de toekomstverwachtingen momenteel
uitoefenen op net ruilverkeer. Vaak zonder
dat reele veranderingen aanwijsbaar zijn,
voltrekken zich in de economic turbulente
ontwikkelingen en doen zich abrupte
marktbewegingen voor. Deze verhoogde
werking van psychologische factoren leidt
in geval van bezuinigingen tot ongunstige
bijverschijnselen. Het geeft nieuw voedsel
aan net bestaand pessimisme, dat negatief
uitwerkt op het particulier initiatief.
Waarschijnlijk is het zo dat het keynesiaanse macrobeleid ten onrechte is gehanteerd in de jaren zestig en een groot deel
van de jaren zeventig. Nu echter de omstandigheden na drastische wijzigingen
keynesiaans beleid lijken te rechtvaardigen, gaan wij over op een beleid dat de
koopkrachtige vraag niet stimuleert.
Ook vanuit politick gezichtspunt lijken
bezuinigingen, die neerkomen op het terugdraaien van ontwikkelingen, twijfelachtig en mogelijk zelfs enigszins na’ief.
Om dit te verduidelijken is het nodig enige
aandacht te schenken aan het politieke
mechanisme dat de opkomst van de welvaartsstaat mogelijk heeft gemaakt.
Het democratische bestel werkt vrij goed
wanneer de kosten en de voordelen van
overheidsmaatregelen breed zijn gespreid
over de bevolking. Het is dan waarschijnlijk dat in politick opzicht wordt gestreefd
naar een beslissing die met een grote meerderheid wordt genomen. Immers, uit overwegingen van concurrence zullen de politieke partijen proberen de voorstellen op
zodanige wijze trachten te rechtvaardigen
dat het zo min mogelijk stemmen bij de
verkiezingen zal kosten.
Wanneer het beleid echter ten goede
komt aan een betrekkelijk klein deel van de
ESB 16-3-1983
bevolking, gaat dit verhaal niet langer op.
Bij de opbouw van de welvaartsstaat is
voor dit probleem een oplossing gezocht
door stemmen te ruilen. Het houdt in dat
een meerderheid wordt gezocht door een
programma samen te stellen dat bestaat uit
een reeks van uiteenlopende beleidspunten
die voor allerlei verschillende groepen iets
leuks bevat. De aandacht heeft zich daarbij
heel eenzijdig gericht op de uitgavenkant
van de collectieve sector: belangengroepen, die zich manifesteren in de media om
hun wensen kracht bij te zetten; politici,
die hun inventiviteit trachten te bewijzen
door ,,vergeten” groepen te ontdekken. Alleen de belastingbetaler geniet geen belangstelling: hij blijft ongeorganiseerd en is bovendien politick niet bruikbaar voor stemmenruil, omdat de lasten van de overheidsmaatregelen dun over de bevolking worden uitgesmeerd.
Op den duur, na vele dun gespreide lastenverzwaringen, is de kans groot dat een
dergelijke klandizie-politiek leidt tot een
verstoring van het politieke evenwicht. De
omvang van de collectieve sector is dan
meer toegenomen dan in overeenstemming
is met de individuele voorkeuren. Als dat
nu in Nederland het geval zou zijn, kan
dan een oplossing worden bereikt door het
ontwikkelingspad met behulp van jaarlijkse bezuinigingsronden in omgekeerde richting af te lopen? Het valt te verwachten dat
de terugtocht bijzonder moeizaam zal verlopen. De reeds bestaande belangenorganisaties, die aard- en nagelvast zijn verbonden aan de welvaartsstaat, zullen de overheid hinderen bij iedere stap. ledere bezuiniging zal worden beantwoord met pogingen de publieke opinie daartegen te mobiliseren. Het politiek mechanisme zal zich
keren tegen de regeringspartijen: een rij
van ontevreden groepen resulteert in het
gevaar van stemmenverlies.
Maatschappelijke verschijnselen, zoals
wetsontduiking, belastingfraude en burgerlijke ongehoorzaamheid, zijn niet alleen
een indicatie van verstoring van het politieke evenwicht, maar duiden ook op een
ernstig moreel vraagstuk. De steeds meer
voorkomende overtredingen van de spelregels, die wij gezamenlijk op democratische
wijze hebben ingevoerd, wijzen op een wei-
gering de status quo te handhaven. De mening is wijd verbreid dat de regeling van de
onderlinge betrekkingen door middel van
rechten en plichten niet meer klopt. Het
bevordert dat opportunistische overwegingen de overhand krijgen onder het motto:
,,Pik in, het is winter”.
Reeds in de jaren dertig heeft Knight er
op gewezen dat verzwaring van sancties
een dubieuze oplossing is voor dit vraagstuk. De onderdrukking van zwart, grijs en
grauw gedrag houdt het gevaar in dat een
sociale loopgravenoorlog ontstaat. Vanuit
dat gezichtspunt is het machtsvertoon dat
de overheid onlangs heeft ten toon gespreid
bij overvallen van banken en ondernemingen heel bedenkelijk.
Ook de bezuinigingen, zoals zij worden
doorgevoerd, leiden tot ernstige problemen
op het morele vlak. Het rode potlood
schrapt verwachtingen die de overheid zelf
heeft gewekt, het doorkruist idealen die zij
heeft gedeeld, en het zet een streep door activiteiten waarvan zij veelal heeft erkend
dat zij nuttig waren. Te veel wordt het beleid gezien als een financiele operatic, die
wordt gerechtvaardigd door een verwijzing
naar de hoogte van het financieringstekort
(dat overigens in hoofdzaak door Nederlands kapitaal is gedekt). Te weinig wordt
perspectief geboden, alternatieven aangedragen, mensen geactiveerd. In plaats
daarvan ontstaan boekhouderige discussies
over rekenfouten die de geraamde omvang
van de ontslagen beinvloeden. Het beleid
van de overheid, financieel navelstarend
en verder zonder een sprankje fantasie,
leidt zo naar een moreel failliete samenleving.
235