Arbeidsmarktregulering en economische dynamiek
Aute ur(s ):
D. Pilat (auteur)
De auteur is senior econoom b ij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso). Dirk.Pilat@oecd.org
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4454, pagina 90, 25 februari 2005 (datum)
Rubrie k :
reactie
Tre fw oord(e n):
et artikel van Storm en Naastepad op pagina 86-89 van deze editie is een interessante bijdrage over het belangrijke vraagstuk van
arbeidsmarktflexibilisering. Employment Protection Legislation (EPL) staat in de politieke belangstelling in verschillende OESO-landen en
het is daarom belangrijk om de verschillende aspecten van EPL op een rijtje te zetten en zorgvuldig af te wegen. Ik wil drie
kanttekeningen maken bij het artikel van Storm en Naastepad.
Werkgelegenheid
De eerste kanttekening is dat het belangrijkste effect van EPL waarschijnlijk niet productiviteit, maar het functioneren van de
arbeidsmarkt betreft. Dit effect moet daarom worden meegenomen in de afweging. Een recente studie voor de 2004 Employment Outlook
(OESO, 2004a) geeft een goed overzicht van de effecten van EPL op de arbeidsmarkt en trekt een aantal conclusies op basis van de
empirie. Ten eerste vervult EPL inderdaad de taak waarvoor het bedoeld is, namelijk het beschermen van bestaande banen. De instroom
van werknemers in werkloosheid wordt dus verminderd door EPL.
Tegelijkertijd vermindert EPL de kansen van werklozen om terug te keren in de arbeidsmarkt, grotendeels omdat werkgevers de kosten
van eventueel toekomstig ontslag meenemen in de afweging om iemand aan te nemen. De stroom van werkloosheid naar
werkgelegenheid is dus lager bij een hoog niveau van EPL. Dat kan leiden tot hogere langetermijnwerkloosheid.
Doordat deze eerste twee effecten tegen elkaar inwerken, is het effect van EPL op de werkloosheid niet direct duidelijk. Wel duidelijk zijn
echter de effecten van EPL op de werkgelegenheidskansen van bepaalde groepen werklozen, vooral jongeren en herintredende vrouwen.
Empirisch onderzoek laat zien dat deze relatie negatief is, omdat deze groepen over het algemeen relatief grote problemen hebben om
(voor de eerste of tweede keer) in de arbeidsmarkt te worden opgenomen. In landen met een hoog niveau van EPL is daarom vaak maar
een laag percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar in deze twee groepen werkzaam (figuur 1). Dergelijke landen hebben ook vaak
een laag aandeel werkenden in de totale bevolking van 15 tot 64 jaar, dat wil zeggen een lage employment rate (OESO, 2004a). Een hoog
niveau van EPL is echter niet de enige factor die bijdraagt aan het lage niveau van werkgelegenheid in die landen.
Figuur 1. Correlaties tussen EPL en werkgelegenheid/ bevolkingsratio voor vrouwen en jongeren, 2003
Tweedeling
De studie in de 2004 Employment Outlook analyseert ook de effecten van recente hervormingen in EPL. In de afgelopen jaren is in vele
OESO-landen het niveau van EPL voor tijdelijk werk verlaagd, zowel om meer werkgelegenheid te creëren als om wat meer flexibiliteit voor
bedrijven te scheppen. Voor reguliere contracten is het niveau van EPL veelal vrijwel hetzelfde gebleven. Dit heeft bijgedragen aan een
sterke groei in tijdelijk werk voor jongeren en laaggeschoolden, maar ook tot een groeiende tweedeling in de arbeidsmarkt. Aan de ene
kant van deze tweedeling gaat het om werknemers met vaste contracten, vaak mannen van 25 tot 54 jaar. Aan de andere kant gaat het om
werknemers met tijdelijke en parttime contracten die een veel lossere band met bedrijven hebben en vaak weinig mogelijkheden tot
scholing hebben.
Landen met een relatief hoog niveau van EPL kunnen dus wellicht hoge productiviteitsgroei hebben, onder andere door de effecten
beschreven door Storm en Naastepad. Dit kan echter ten koste gaan van de werkgelegenheid en ook leiden tot een groeiende tweedeling
in de arbeidsmarkt tussen insiders en outsiders.
Negatief verband
De tweede kanttekening is de vraag of een hoog niveau van EPL inderdaad zo goed is voor productiviteitsgroei. De argumenten in het
paper van Storm en Naastepad zijn bekend. Het zijn echter niet de enige effecten die EPL op productiviteitsgroei zou kunnen hebben. Een
voorbeeld is de introductie van informatie- en communicatietechnologie (ict). Empirische studies tonen aan dat dit gepaard gaat met veel
experimenteren, reorganiseren en herallocatie van arbeid en kapitaal (OECD, 2004b). Bij een dergelijke ‘verstorende’ technologie zou EPL
een belemmering voor productiviteitsgroei kunnen zijn, doordat bedrijven moeite hebben om de organisatorische veranderingen door te
voeren die optimaal gebruik van ict mogelijk maken. Empirische studies vinden daarom vaak dat een hoog niveau van EPL gepaard gaat
met een laag niveau van investeringen in ict (Gust & Marquez, 2002; Bartelsman & Hinloopen, 2004). Dit heeft gevolgen voor de
productiviteitsgroei, ook omdat, zoals getoond door Bartelsman en Hinloopen, een hoog niveau van EPL vooral negatieve gevolgen
heeft voor innovaties die gepaard gaan met veel risico.
Zoals besproken in het artikel van Storm en Naastepad blijkt uit eerder OESO-onderzoek dan ook een negatief verband tussen
productiviteitsgroei en EPL. Bassanini en Ernst (2002) vinden daarnaast dat een combinatie van hoge EPL en lage coördinatie in de
arbeidsmarkt een negatief effect heeft op de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling, terwijl een dergelijk effect veel geringer is bij meer
centrale coördinatie. In een eerdere studie, door Arnal, Ok en Torres (2001) blijkt dat productiviteitsgroei vaak samengaat met een korte
tenure van werknemers. Dit suggereert dat een zekere mobiliteit in de arbeidsmarkt wenselijk is voor productiviteitsgroei, een mobiliteit
die beperkt kan worden door een (te) hoog niveau van EPL.
Interpretatie
De derde kanttekening bij het artikel van Storm en Naastepad betreft de positieve relatie tussen de EPL-index en uitgaven aan sociale
zekerheid. Deze relatie kan op een andere manier geïnterpreteerd worden dan zij in hun paper doen. Hoge uitgaven aan sociale zekerheid
kunnen simpelweg te wijten zijn aan hoge werkloosheid of aan hoge uitgaven voor andere groepen die niet meer in de arbeidsmarkt
terecht kunnen. Het verbaast mij dan ook dat landen met een hoog niveau van werkloosheid en lage employment rates zoals Griekenland,
Italië en Spanje worden beschreven als landen met high trust arbeidsmarktverhoudingen.
Conclusie
Al met al blijkt uit vele empirische studies dat een hoog niveau van EPL onwenselijke effecten heeft op de werkgelegenheid en op
productiviteit. Beleidsmakers in vele OESO-landen zijn daarom op zoek naar een balans tussen de bescherming van werknemers – en dus
een zeker niveau van EPL – de dynamiek van de arbeidsmarkt en andere effecten, zoals productiviteitsgroei. Daarbij staan eventuele
hervormingen van EPL niet op zichzelf, maar zijn vaak onderdeel van een breder kader, ook omdat de effecten van EPL afhankelijk blijken
van andere karakteristieken van de arbeids- en goederenmarkt. Een hoog niveau van EPL blijkt bijvoorbeeld minder schadelijk voor de
werkgelegenheidskansen van jongeren en herintredende vrouwen te zijn als landen een actief beleid voeren om die groepen in de
arbeidsmarkt op te nemen (OESO, 2004a).
Dirk Pilat
Literatuur
Arnal, E., W. Ok & R. Torres (2001) Knowledge, Work Organisation and
Economic Growth, Labour Market and Social Policy – Occasional Papers No. 50, OESO, Parijs.
Bartelsman, E. & J. Hinloopen (2004) Unleashing Animal Spirits: Investment in ICT and Economic Growth. In: L. Soete & B. ter Weel
(eds.) The Economics of the Digital Economy. Edward Elgar, te verschijnen.
Bassanini, A. & E. Ernst (2002) Labour Market Institutions, Product Market Regulation, and Innovation: Cross-Country Evidence,
Economics
Department Working Papers, 316. Parijs: OESO.
Gust, C. & J. Marquez (2002) International Comparisons of Productivity Growth: The Role of Information Technology and Regulatory
Practices, International Finance Discussion Papers, 727, Federal Reserve Board, mei.
OESO (2004a), Employment Protection Regulation and Labour Market
Performance, OECD Employment Outlook, Chapter 2. Parijs: OESO.
OESO (2004b) The Economic Impact of ICT – Measurement, Evidence and Implications. Parijs: OESO.
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)