Ga direct naar de content

Aanpassingsbeleid in India

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 18 1993

Aanpassingsbeleid in India
C.W.M. Naastepad en S.T.H. Storm*

T

weejaargeleden begon India met de implementatie van een structureel
aanpassingsprogramma. Tot nu toe resulteerde dit in een daling van de
economische groei, terwijl de inflatie boog bleef. Het tegenvattende resultaat is
vooral te wijten aan de bezuinigingen op infrastructurele overheidsinvesteringen
en aan bet afschaffen van rentesubsidies voor kleinschalige particuliere
investeringsprojecten.

Het economische beleid in India heeft de afgelopen
decennia grote veranderingen ondergaan. Een periode van planning, relatieve isolatie van de wereldeconomie en direct overheidsingrijpen maakte vanaf het
midden van de jaren zestig geleidelijk aan plaats
voor een grotere nadruk op prijs- en subsidiemaatregelen als instrumenten van overheidsbeleid en liberalisering van het handels- en industriebeleid. De nieuwe economische politick, die in de jaren tachtig
hogere groei bracht maar ook een stijgende inflatie
en groeiende tekorten op de overheidsrekening en
de lopende rekening van de betalingsbalans, culmineerde in de aanvaarding van een programma van
structurele aanpassing in de zomer van 1991.
Inmiddels loopt het aanpassingsprogramma al bijna twee jaar. Met het beschikbaar komen van een
aantal recente gegevens wordt het mogelijk enig
licht te werpen op de vraag hoe de economic op dit
aanpassingsprogramma heeft gereageerd. Dit artikel
behandelt de vraag in hoeverre de korte-termijn doelen al zijn gerealiseerd, en in hoeverre de korte-termijn resultaten hoop geven voor de realisatie van de
door de beleidsmakers gewenste resultaten op de
langere termijn.

Logica van het aanpassingsbeleid
Het centrale idee achter het aanpassingsbeleid is dat
de binnenwaartse gerichtheid van de economic alsmede de grote rol die de overheid in het produktieproces heeft gespeeld, India hebben gemaakt tot
een inefficiente economic met een hoog kostenniveau1. Volgens de huidige regering is deze inefficientie, die bij voorbeeld tot uitdrukking komt in een
naar internationale maatstaven lage produktiviteit
van kapitaal en arbeid, mede veroorzaakt door een
te sterke bescherming van de binnenlandse Industrie
tegen buitenlandse .concurrence en door een te grote overheidsregulering van de binnenlandse goederen- en financiele markten. De inefficientie is in het
verleden nog versterkt door het gevoerde fiscale beleid, dat werd gekenmerkt door (i) hoge en stijgende
overheidsuitgaven, (ii) een hoge indirecte belasting-

ESB 17-2-1993

druk, en (iii) een herhaalde en voor Indiase begrippen sterke vergroting van de geldhoeveelheid door
de monetisatie van een deel van het financieringstekort.
Bovendien werd de particuliere economische activiteit geremd door een tekort aan besparingen en
door een inefficiente allocatie van de beschikbare
middelen. De beschikbare besparingen waren laag
door het grote beslag crop van overheidswege alsook ten gevolge van de door het fiscale beleid veroorzaakte inflatie. Voorts was de allocatie van de beschikbare besparingen inefficient door overmatig
overheidsingrijpen, waarbij van overheidswege aan
een aantal sectoren prioriteit werd verleend op andere dan bedrijfseconomische gronden (hierop komen
we nog terug) .
Op basis van bovenstaande diagnose ligt het
door de Indiase overheid gevoerde beleid voor de
hand. Forse bezuinigingen op de lopende uitgaven,
investeringen en inkomensoverdrachten van de overheid moeten zowel belastingverlagingen mogelijk
maken als monetisatie van de financieringstekorten
vermijden. Op deze manier worden investeringsmiddelen vrijgemaakt voor de efficientere particuliere
sector. In de tweede plaats wordt gepoogd om het
aanbod en de efficientie van de particuliere sector te
bevorderen door het afschaffen van beperkingen op
de internationale handel, hetgeen particuliere bedrijven zou forceren tot internationale concurrentie, en
door het afschaffen van overtollige overheidsbemoeienis op de binnenlandse markten (deregulering
* De auteurs zijn verbonden aan respectievelijk het Tinbergen Instituut en het Centrum voor Ontwikkelingsprogrammering, Erasmus Universiteit Rotterdam.
1. Zie de ‘Finance minister’s budget speech’ van 24 juli
1991. in: U. Kapila (red.), Recent developments in Indian
economy with special reference to structural reforms, Delhi,
1992. Het Indiase programma heeft veel gemeen met aanpassingsprogramma’s uitgevoerd in andere landen. Voor
een vergelijking zie L. Taylor, Varieties of stabilization experience, Clarendon Press, Oxford, 1988.
2. Zie bij voorbeeld het Report of the Narasimham Committee on the Financial System, Delhi, december 1991.

Tabel 1. Enkele macro-economise be gegevens van India, in %

Inflatie
Voedselprijsstijging
Industriele prijsstijging
Groei reeel bbp

1990C

1989°

-2,0
-2,3

-1,7

25,0

24,5

een reele economische groei van 4% bij een daling

26,8

Betallngsbalans
Saldo handelsbalans/bbp
Saldo lopende rekening/bbp
Buitenlandse schuld/bbp
Schuldendienst/uitvoer

1991C
-0,7
-2,5

1992a

Overheidsfinancien
Directe belastingen/bbp
Indirecte belastingen/bbp
Rentebetalingen/bbp
Subsidies/bbp
Financieringstekort/bbp
Monetaire financiering/bbp

In het begrotingsjaar 1992-1993 moet het financieringstekort tot 5% van het bruto binnenlandse produkt (bbp) worden teruggebracht. Daartoe wordt

26,6

van de inflatie tot 7%.

De tweede groep van maatregelen beoogt de particuliere aanbodzijde van de economic te stimuleren
door middel van lastenverlichting, deregulering en liberalisering. De begroting voor het financiele jaar
1992-93 bracht een aantal noemenswaardige lastenverlagingen met zich mee, zoals een verlaging van

wacht de regering voor het begrotingsjaar 1992-93

2,5
9,8
4,7
1,5
-5,0
0,8

2,4
8,8
4,4
2,0
-6,2
1,4

2,1
8,8
4,1
2,3
-8,4
2,8

2,0
8,2
3,9
2,3
-7,9
3,1

7,0

13,6
18,2
11,2

10,3
13,0
-8,4

7,5
2,2
11,3

4,0

2,5

5,8

fors bezuinigd op de investeringsuitgaven en wor-

den de tarieven voor het openbaar vervoer en de
door de overheid gereguleerde energieprijzen (met
name benzine) aanzienlijk. verhoogd. Al met al ver-

5,2

a. Begrotingsraming.

b. Herziene begrotingsraming.
c. Realisatie.
Bron: Economic and Political Weekly, 11-18 april 1992, biz. 808, 849-852; en
13-20 juni 1992, biz. 1241-1242.

van de Industrie, privatisering van overheidsbedrij-

ven en liberalisatie van financiele markten). Dit alles
zou op termijn de particuliere sector stimuleren tot
een verhoging van de netto export, waarmee de import van technologisch hoogwaardige (doelmatiger)
kapitaalgoederen zou kunnen worden gefinancierd.
In de transitieperiode zal de groei van de exportopbrengsten waarschijnlijk niet voldoende zijn om

in de benodigde importen te voorzien. In deze periode kan het tekort aan aan buitenlandse valuta met internationale leningen worden gedekt. Ten slotte zou
in deze visie de afnemende groei van het nationale
inkomen als gevolg van de reductie van de over-

Deregulering en liberalisering

het hoogste marginale belastingtarief op particulier

inkomen tot 40%, een verlaging van de vermogensen dividendbelasting, en een verhoging van de belas-

tingvrije voet. Tegelijkertijd werden de maximale invoertarieven gereduceerd van 150 naar 110% met de

bedoeling ze binnen twee tot drie jaar verder te reduceren tot een niveau van 20-40% voor alle goederen.
Deregulering vindt plaats in de industrie (opheffing van overheidsmonopolies, gedeeltelijke privatisering van winstgevende overheidsbedrijven) en op
het gebied van de binnenlandse investeringen (bijna
volledige opheffing van het licentiesysteem). Van
groot belang is ook de deregulering van de financiele sector. Hier is sprake van een forse reductie van

het aandeel in de totale kredietverlening dat tegen
gesubsidieerde rentevoeten aan prioriteitssectoren
wordt verleend (voorheen circa 40%).
Ten slotte is met het oog op de liberalisering van
de buitenlandse handel, de rupiya gedeeltelijk convertibel gemaakt. Exporteurs mogen voortaan 60%
van hun exportopbrengsten omwisselen tegen de
vrije marktkoers, terwijl de resterende 40% dient te

worden geruild tegen de officieel vastgestelde koers.

Resultaten tot nu toe

heidsuitgaven, gecompenseerd kunnen worden door

de toename in de binnen- en buitenlandse particuliere vraag in reactie op de lagere prijzen die door de
verhoogde efficientie worden bewerkstelligd.

Concrete maatregelen
Macro-economische stabilisatie
Het aanpassingsprogramma begon met een beleid
gericht op macro-economische stabilisering, dat zich

concentreerde op de beperking van de inflatie en
een snel herstel van het evenwicht op de overheidsrekening en de betalingsbalans3. De poging tot stabilisering werkte voornamelijk via contractie, importrestricties en devaluatie. Er werd bezuinigd op de

Dank zij de leningen van onder andere het IMF is de
Indiase economic er in geslaagd om in mei-juni 1991
een acute betalingsbalanscrisis te doorstaan. Met
name door de via importrestricties afgedwongen importcompressie, is in 1991 het tekort op de handelsbalans teruggebracht tot 0,7% van het bbp, het kleinste handelsbalanstekort in de afgelopen 10 jaar

(tabel 1). Opmerkelijk is dat ondanks de devaluatie
in dezelfde periode, de Indiase exporten zowel in
volume als in waarde (uitgedrukt in buitenlandse valuta) met 5% zijn gedaald. De belangrijkste oorzaak
hiervan is de daling van het exportvolume door het
wegvallen van het handelsverkeer met enkele Oosteuropese landen en de Sovjet-Unie. In tegenstelling

overheidsuitgaven, de particuliere vraag werd be-

perkt door renteverhoging, importen werden onderworpen aan kwantitatieve beperkingen en de rupiya
werd met 20% gedevalueerd. Om het onmiddellijke
tekort aan buitenlandse valuta’s te overbruggen,

3. De belangrijkste maatregelen genomen onder het aanpassingsprogramma staan vermeld in het in 1991 gepubliceerde Memorandum of economic policies for 1991-92 and
1992-93, Delhi, Ministerie van Financien, en in de Finance

werd $ 2,26 mrd. geleend van het IMF.

minister’s budget speech, 29 februari 1992.

tot wat werd gehoopt, is de reductie in het handels-

Aanbod particuliere sector

balanstekort dus vooral teweeggebracht door importcompressie, en niet door stijging van de export.
Ook de economische groeicijfers zijn verre van

bemoedigend. Terwijl het bbp in 1990-91 met 5,8%

Het aanpassingsprogramma legt een grote nadruk
op de aanbodkant van de economic, waar het de
particuliere sector betreft, terwijl de overheid vooral

groeide, was dit in 1991-92 slechts 2,5% (tabel 1). Dit

een rol in het be’invloeden van de totale vraag wordt

is niet verwonderlijk gezien het contractionaire karakter van het macro-economische stabilisatiebeleid.
Het restrictieve begrotingsbeleid, de hogere rentetarieven, de stringente kredietbeperkingen en de importrestricties hebben alle bijgedragen tot een afna-

toegedacht. Aan de aanbodeffecten van deze over-

me van de industriele produktie met 0,9% in de

periode april-december 1991. Ook de landbouwproduktie stagneerde niettegenstaande een goede moesson. Hierdoor was de Indiase overheid voor het

heidsmaatregelen wordt echter geen aandacht ge-

schonken. In onze visie doet het nieuwe fiscale en
monetaire beleid, dat gericht is op de vervanging
van overheidsinvesteringen en particuliere investeringen met een laag rendement door ‘efficiente’ particuliere investeringen, de economische groei dalen, niet
alleen door wegvallende (overheids)vraag, maar ook

door wegvallend aanbod (inclusief overheidsaan-

eerst sinds jaren jaar gedwongen voedsel te importe-

bod). Bovendien zullen de negatieve effecten van de

ren. .
De baling die is opgetreden in de binnenlandse
groei komt niet als een verrassing. De terugval is in
de ogen van de hervormers tijdelijk en wordt volgens hen volledig veroorzaakt door het wegvallen
van een deel van de overheidsvraag (als gevolg van

hervormingen op de particuliere investeringen niet
slechts tijdelijk van aard zijn.

de bezuinigingen) en van de exportvraag (door we-

vooral de overheidsinvesteringen hebben getroffen.

reldmarktomstandigheden). Naar verwachting zullen
de genomen maatregelen pas op de langere termijn
vruchten afwerpen . Opmerkelijker is dat ondanks

Met name de overheidsinvesteringen in agrarische infrastructuur, zoals irrigatiefaciliteiten en elektriciteit,
hebben het moeten ontgelden. Volgens de begroting

het contractionaire stabilisatiebeleid, de inflatie in

nemen de betreffende uitgaven in het komende jaar

1991-92 maar liefst 13% bedroeg (tabel 1). Deze inflatie kan dan ook niet op basis van alleen vraagfactoren worden verklaard. Aanbodfactoren (waarover later meer) en de door de devaluatie gestegen importprijzen zijn zeer voorname oorzaken van de toegenomen inflatie.
Ten slotte lijkt de inkomensongelijkheid als gevolg van het aanpassingsprogramma te zijn toegenomen. Het zijn namelijk vooral de lagere inkomensgroepen die er het meest van te lijden hebben. Met
name deze groepen worden met omvangrijke werkloosheid bedreigd, nu veel kleine en middelgrote industriele bedrijven door faillissement worden getroffen, nadat hun winstmarges onder druk zijn komen
te staan door de hoge rente en de door de devaluatie duurder geworden gei’mporteerde inputs5. Daar-

nominaal met slechts 6% toe, hetgeen bij de huidige
inflatie van 13% een aanzienlijke reele daling betekent.
De regering verwacht dat deze daling op termijn
ruim zal worden gecompenseerd door een toename
van de particuliere investeringen. Een groot deel van
de overheidsinvesteringen betreft echter investerin-

naast is de toegenomen inkomensongelijkheid het

gevolg van de gestegen inflatie, die zich heeft geconcentreerd in agrarische produkten, welke een rela-

tief groot aandeel vormen in het budget van lagere
inkomensgroepen.

Tekortkomingen aanpassingsprogramma

Wegvallende overheidsinvesteringen
Daarbij kan in de eerste plaats gewezen worden op
het feit dat de bezuinigingen in de afgelopen jaren

gen die de particuliere sector niet bij machte of niet
van zins is op zich te nemen, maar die anderzijds
particuliere investeringen in andere sectoren mogelijk en winstgevend maken. Met name in de sectoren

energie, transport en agrarische infrastructuur speelt
de overheid een belangrijke rol die niet zonder meer
door het particuliere bedrijfsleven kan worden overgenomen. Bezuinigingen op overheidsinvesteringen
in deze cruciale sectoren verzwakken de aanbodkant van de economie, en kunnen een groot deel
van de (potentiele) produktie verloren doen gaan.
Zo is de belangrijkste oorzaak voor de tegenval-

lende agrarische groei in de afgelopen jaren ons inziens gelegen in de onvoldoende uitbreiding van de
agrarische infrastructuur gedurende de jaren tachtig
en begin jaren negentig, waaraan met name de voortdurende daling van overheidsinvesteringen debet
is . Het resultaat hiervan is dat in de periode 1989-92

Het is naar onze mening niet erg waarschijnlijk dat

de (tot nu toe teleurstellende) resultaten van de Indiase hervormingen op de langere termijn zullen verbeteren. De reden hiervan is dat de logica van het
doorgevoerde aanpassingsprogramma enkele tekortkomingen bevat, die maken dat de economische

4. Zie bij voorbeeld Manmohan Singh (1992), After one
year of structural reforms in Indian economy, in: U. Kapila
(red.), op. cit., 1992.
5. S. Mundle, The employment effects of stabilisation and

doelen die de regering zich heeft gesteld niet kun-

related policy changes in India, in: R. Islam en E.G. Mabere

nen worden bereikt. Onze kritiek betreft met name
de veronderstelde positieve gevolgen van het aanpassingsprogramma voor het aanbod van de particuliere sector en de mogelijkheden voor exportgeleide

(red.), Social dimensions of structural adjustment in India,

groei.

1992.

ESB 17-2-1993

ILO-Artep, Delhi, 1992.

6. Zie M.K. Rakshit, Issues in structural adjustment of the Indian economy, paper gepresenteerd op de conferentie van
de International Economic Association in Moskou, augustus

bevolkingsgroei van 2,1% en ten opzichte van de

tijdige afschaffing van de prioriteitsstelling in de kredietverlening, bedreigt de groei van deze sectoren,
met alle genoemde macro-economische consequen-

groei in voorafgaande jaren.

ties van dien.

Een tekortschietende agrarische groei heeft in
een land als India belangrijke macro-economische
implicaties. Niet alleen remt het de groei van dat

Overheidsinterventie in de kredietmarkt blijft
noodzakelijk voor een ‘optimale’ allocatie van het
krediet voor korte-termijn werkkapitaal en lange-ter-

de jaarlijkse groei van de voedselproduktie ongeveer
0,7% bedroeg, hetgeen laag is ten opzichte van een

deel van de industriele sector dat inputs van de landbouw betrekt, maar ook leiden agrarische prijsstijgingen, die een gevolg zijn van agrarische aanbodtekorten, tot prijsstijgingen van industriele goederen die
met agrarische inputs zijn vervaardigd. De inflatie in

mijn investeringen. Ons iriziens is de splitsing van

de kredietmarkt in een commercieel en een nietcommercieel deel optimaal. In het commerciele deel
zullen de krachten van vraag en aanbod de rente-

tarieven doen stijgen, hetgeen de besparingen stimu-

India is zelfs grotendeels te verklaren uit agrarische
prijsstijgingen en maar ten dele uit monetaire of fisca-

leert. Het niet-commerciele deel kan bij voorbeeld

le factoren. Zo bestaat er geen statistisch significant

sneden kredietinstellingen waar krediet wordt ver-

verband tussen inflatie en het begrotingstekort, de

leend tegen gesubsidieerde rente.
Een beleid dat te eenzijdig is gericht op de vraageffecten van fiscaal en monetair beleid onder verwaarlozing van bovengenoemde aanbodeffecten,
loopt het risico een spiraal in werking te zetten waar-

mate van monetaire financiering of de geldhoeveel-

heid (M3)7.

Afschaffing prioriteitsstelling in de kredietverlening
Ten tweede zal de (gedeeltelijke) afschaffing van de
prioriteitsstelling in de kredietverlening de groeimogelijkheden van een aantal belangrijke sectoren,

waaronder opnieuw de landbouw, ernstig beperken.
De prioriteitsstelling in de kredietverlening is ooit ingevoerd ter stimulering van dat deel van de particuliere produktie dat weliswaar gekenmerkt wordt
door een laag rendement, maar dat macro-economisch gezien niettemin van groot belang is. Het betreft vooral de agrarische en de kleinschalige industriele produktie.
Een hoge agrarische produktie is nodig ter ver-

de vorm krijgen van op de prioriteitssectoren toege-

in het vraagoverschot en de inflatie niet kunnen wor-

den weggewerkt doordat de terugdringing van het
financieringstekort het aanbod sneller doet dalen
dan de vraag. Het is vooral in landen waar de overheid stond op handhaving van cruciale overheidsinvesteringen (zoals in Zuid-Korea), dat aanpassingsprogramma’s succesvol zijn geweest. Het is dus van
belang de kredietverlening aan, en de overheidsinvesteringen in, sectoren waarin het aanbod achterblijft bij de vraag, veilig te stellen.

Exportgeleide groei

mijding van inflatoire druk, alsmede om de beschikbaarheid van voedsel tegen betaalbare prijzen te
kunnen garanderen aan dat deel van de Indiase bevolking dat onder de armoedegrens leeft (meer dan
40%). Invoer van de benodigde hoeveelheid graan
zou de prijzen weliswaar laag kunnen houden, maar
zou de bestaande onevenwichtigheden op de beta-

Voor het welslagen van het structurele aanpassingsprogramma lijkt de Indiase regering in de huidige situatie van stagnerende binnenlandse vraag vooral te
vertrouwen op de toekomstige groei van de industriele uitvoer, ten gevolge van enerzijds de devaluatie
en anderzijds het gedeeltelijk vrij laten van de rupiya-

lingsbalans vergroten. Kleinschalige bedrijven zijn

koers.

verantwoordelijk voor een groot deel van de totale
industriele produktie. Voor de betalingsbalans is het

Deze toekomstverwachtingen zijn om een aantal
redenen misschien te hooggespannen. Ze zijn geba-

veiligstellen van de produktie in de kleinschalige in-

seerd op de aanname dat een devaluatie op zich al

dustrie eveneens van groot belang aangezien deze

een positieve invloed op het (industriele) exportvolume zal hebben, terwijl de omvang van de Indiase uitvoer in sterkere mate door een combinatie van
andere factoren lijkt te worden bepaald, zoals de internationale conjunctuur, de beschikbaarheid van internationale distributiemogelijkheden, de levertijden
en de produktkwaliteit .
Met name de internationale conjunctuur is op dit
moment niet gunstig. Met de dreigende recessie in
delen van Europa en met het (bijna) vastlopen van
de GATT-besprekingen, dreigt het protectionisrne in

producenten het merendeel van de export voor hun

rekening nemen.
De agrarische en kleinschalige industriele secto-

ren zijn in hoge mate afhankelijk van krediet ter financiering van hun investeringen en werkkapitaal.
Vergeleken met grote industriele bedrijven hebben
agrarische en kleinschalige industriele bedrijven nau-

welijks mogelijkheden tot uitgifte van aandelen en
veel kleinere mogelijkheden tot interne financiering8. Gezien hun lage financiele rendement is ook
cornmerciele kredietverlening geen optie. Vanwege

hun hoge sociale en/of macro-economische rendement kreeg een aantal van deze sectoren daarom via
het genationaliseerde bankwezen circa 40% van het
totale beschikbare krediet tegen een lage rente toebedeeld.
Het succes van de Groene Revolutie was zonder
de toegenomen beschikbaarheid van krediet voor

moderne inputs als kunstmest en pesticiden niet mogelijk geweest. Verhoging van de rente onder gelijk-

“i-Ki^tf^m!.^–:.

7. M.K. Rakshit, The macro-economic adjustment programme: a critique, Economic and Political Weekly, 1991, biz.
1977-1988.
8. Zie N.A. Mujumdar, Financial reforms and rural development, Economic and Political Weekly, 4 april 1992.
9. Zie B.C. Kumar, Can the market do it? Economic reform
in an uncertain world, Economic and Political Weekly, 21
maart 1992; en ook R.G. Gidadhubli, Requiem for rupee trade, Economic and Political Weekly, 30 mei 1992.

het internationale handelsverkeer weer de kop op te
steken. De vorming van de Europese interne markt
en het handelsverdrag tussen Mexico, Canada en de
Verenigde Staten (NAFTA) hebben aanzienlijke impli-

Ook op de middellange termijn lijkt het gevoerde structurele aanpassingsbeleid niet aan de gestelde doeleinden te voldoen. Door de bezuinigingen

op overheidinvesteringen in agrarische infrastructuur
worden de mogelijkheden voor hogere agrarische
groei in de komende jaren ernstig beperkt, hetgeen
op haar beurt grenzen zal stellen aan de beperking

caties voor de groei en samenstelling van de wereldhandel met ernstige negatieve consequenties voor
de (buitengesloten) Indiase economic. Deze negatieve gevolgen worden nog versterkt door de desintegratie van de Sovjet-Unie, een van India’s voornaamste handelspartners, en door de weigering van de
GOS om de vroegere handelsovereenkomsten met
India te verlengen.
Er is echter nog een andere reden waarom ver-

vesteringen in enkele cruciale sectoren, zoals de
landbouw, de energieproduktie en de transportsector alsook in het industriele midden- en kleinbedrijf,
worden ontmoedigd door de deregulering van het financiele systeem. Hierdoor zal op grote schaal pro-

hoogde industriele exportgroei waarschijnlijk strijdig

duktie, inkomen en exportgroei verloren gaan. Bij

is met de realisatie van de doelstellingen van het aan-

een voortzetting van het huidige beleid lijken er de

van de inflatie. Vervolgens zullen de particuliere in-

passingsprogramma (hogere economische groei, la-

komende jaren voor de Indiase economic dan ook

gere inflatie, lagere tekorten op de begroting en de
betalingsbalans). Een verhoogde exportgroei zal weliswaar in eerste instantie leiden tot een toename
van het industriele inkomen, aangezien er voldoende overcapaciteit in de industriele sectoren bestaat,
maar in tweede instantie ook tot een toename van
de toch al hoge binnenlandse inflatie. De reden hiervan is dat een groot deel van de inkomenstoename
wordt besteed aan extra vraag naar voedsel en andere agrarische produkten, waaraan het langzaam
groeiende en relatief prijsinelastische agrarische aanbod op de korte termijn niet gemakkelijk zal kunnen
voldoen. Het aldus ontstane vraagoverschot naar
landbouwprodukten resulteert in agrarische prijsstijgingen, die op hun beurt weer leiden tot loon- en
produktiekostenstijgingen in de niet-agrarische sectoren. De negatieve gevolgen hiervan voor zowel de
inkomensverdeling als de internationale concurrentiepositie van Indiase exporteurs zouden de over-

vooral stagnerende economische groei, voortdurend
hoge inflatie, groeiende sociaal-economische ongelijkheid en toenemende afhankelijkheid van de internationale financiele instellingen in het verschiet te
liggen.
Een beleid met een beter toekomstperspectief zal
de overheidsinvesteringen in de landbouw en infrastructurele sectoren meer ontzien. Dit hoeft bezuinigingen en financiele hervormingen niet in de weg te
staan, mils niet uit het oog wordt verloren dat behalve de hoogte vooral ook de samenstelling van overheids- en particuliere investeringen van belang is.
Bovendien lijkt de huidige structuur van de inkomstenbelasting, waarbij slechts twee procent van de
huishoudens belastingplichtig is, voldoende ruimte
te bieden voor een herstel van het evenwicht op de
overheidsbegroting door een vergroting van de belastingbasis.

heid kunnen doen besluiten tot extra publieke distri-

C.W.M. Naastepad
S.T.H. Storm

butie van voedsel, verkregen uit eigen voorraden of
uit additionele invoer. Dit zal echter onherroepelijk
leiden tot grotere financierings- en/of betalingsbalanstekorten. Het afgelopen jaar heeft de werking
van dit mechanisme al duidelijk laten zien.
Een succesvol exportbeleid moet de herstructurering van de exportsector in reactie op een veranderende wereldvraag bevorderen met zowel prijsbeleid

(inclusief wisselkoersaanpassingen en rentesubsidies) als met niet-prijs-interventies (zoals via over-

heidsinvesteringen in cruciale sectoren). In de tweede plaats kan een succesvol exportbeleid niet los

worden gezien van een beleid ter vergroting van het
produktiepotentieel van de belangrijkste ‘wagegoods’ sector, de landbouw.

Conclusie
Het gaat niet erg goed met de Indiase economic: de
economische groei vertraagt, de inflatie loopt op en

de tekorten op de overheidsbegroting en de betalingsbalans zijn tot nu toe alleen maar verminderd
door respectievelijk forse bezuinigingen op investeringen en sociale uitgaven, en strenge importrestricties. De huidige regering slaagt er vooralsnog niet in
al haar korte- termijn doelstellingen volledig te reali-

seren.

ESB 17-2-1993

Auteurs