Ga direct naar de content

Of het van de minister mag?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 18 1993

Of het van de minister mag?
Hike seconde zijn er wel twee volwassenen die afspreken lets voor elkaar te betekenen, in voile vrijheid en onder volledige informatie. Meestal worden
ze er samen beter van. Aan de overheid hebben ze
geen boodschap. Het voortbestaan van de mensheid
hangt ervan af en het is de kern van de economic.
Als een werknemer en een werkgever in voile
vrijheid en onder volledige informatie afspreken dat
de een voor de ander zal werken tegen betaling van
een afgesproken loon, dan is dat goed voor hen en
voor de samenleving. Er worden tussen ‘consenting
adults’ wel gekkere afspraken gemaakt. Als ze bovendien afspreken dat ze op elk moment voor een
beter alternatief uit elkaar kunnen gaan, dan moet
dat kunnen. Maar in Nederland mogen werkgever en
werknemer meestal niet alleen beslissen over het
verbreken van een arbeidsovereenkomst. Ze moeten
minister De Vries om toestemming vragen, of de regionaal directeur voor de Arbeidsvoorziening, want
daar heeft de minister het aan gedelegeerd. Dat is
gek, want voor het verbreken van een huurovereenkomst hoeft minister Alders niet ingeschakeld te worden. Gelukkig wil De Vries blijkens een brief van
eind december aan de Kamer van die preventieve
toetsing van ontslag af. De Ser was in zijn advies uit
1988 voor handhaving van deze toetsing. Maar ik
ben het met de minister eens.
Waarom moet de overheid zo zwaar tussenbeide
komen? Er zijn hier twee mogelijke gronden voor
overheidsinmenging: monopsoniemacht en externe
effecten. De economische machtspositie kan erg ongelijk zijn. Het mentale beeld is de barse, dikke sigaren rokende kapitalist in de rechterhoek en de bedeesde, kromliggende werknemer, pet in hand, in
de linkerhoek. Wanneer een werknemer zonder alternatief (er zijn geen vacatures) staat tegenover een
werkgever met ruime keuze (er zijn veel werklozen)
dan heeft de werkgever monopsoniemacht. De
zwakke partij wordt gedwongen tot het aanvaarden
van minder aantrekkelijke contractvoorwaarden. Ter
bescherming van de zwakke arbeidsmarktpartij
bouwt de wet een ‘redelijkheidstoets’ in. Dat is wat
de preventieve toetsing van ontslag beoogt te doen:
kijken of het ontslag redelijk is en de werkgever
geen misbruik maakt van zijn machtsoverwicht.
Een tweede grond voor ontslagregulering is het
negatieve externe effect, vooral zichtbaar bij collectief ontslag. Wanneer plotsklaps door massaal ontslag honderden nieuwe werkzoekenden op een regionale arbeidsmarkt stromen, dan vermindert dat
de kansen op het vinden van een baan voor alle
werkzoekenden. Overheidsregulering kan dit negatieve effect op de werkgelegenheidskansen mitigeren door te eisen dat’van, tevoren informatie wordt
verstrekt over dreigend collectief ontslag. Daardoor
ontstaat ruimte voor aanpassing, voor herplaatsing,
voor zoeken naar een nieuwe baan. Daarom is er
een Wet melding collectief ontslag. In Amerika werd

ESB 17-2-1993

een soortgelijke meldingswet in
1988 ingevoerd en uit onderzoek
blijkt dat deze wet een positief effect heeft op het loon in de nieuwe
baan. Dat is hoger bij werknemers
die vooraf gewaarschuwd worden.
Ontslagbescherming is, net als
zonnebrandolie, in vele sterkten beschikbaar. Met meer bescherming
wordt de arbeidsmobiliteit lager en
verstart de arbeidsmarkt. Hoge ontslagkosten hebben op twee manieren negatieve gevolgen voor de
werkgelegenheid. Ten eerste wordt
het aannemen van een nieuwe
werknemer in onzekere conjuncturele periodes een riskante aangelegenheid. Voor- JJ.M. Tbeeuives
zichtige bedrijfsleiders vermijden nieuwe aannames en vangen produktieschommelingen op met zittend personeel en flexibele krachten (bij voorbeeld
uitzendkrachten). Ten tweede wordt door de ontslagbarriere de positie van het zittende personeel versterkt ten opzichte van de werkloze werknemers. De
‘insiders’ kunnen hogere looneisen stellen, wat een
negatieve invloed heeft op de werkgelegenheidsgroei en de positie van de ‘outsiders’. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de werkgelegenheid in
landen met hogere Ontslagbescherming minder conjuncturele schommelingen vertoont maar tegelijk gemiddeld ook lager ligt dan in andere landen.
Tijdens de jaren tachtig is men de kosten van Ontslagbescherming gaan benadrukken ten opzichte
van de baten. De brief van De Vries is daar een uiting van. Vaak is bescherming overbodig, neem bij
voorbeeld de ‘redelijkheidstoets’ bij individueel ontslag. Die is nodig bij zwakke werknemers die worden misbruikt door machtige, kortzichtige werkgevers. Maar zijn werknemers zwak en werkgevers
kortzichtig? Er zijn arbeidsmarktsituaties waarbij
werknemers over behoorlijke alternatieven beschikken. En de meeste werkgevers nemen geen werknemers aan om ze zo snel mogelijk weer te ontslaan
maar om ze op te leiden en in te werken tot betrouwbare, vaste, produktieve krachten. In vele gevallen is
de machtsverhouding niet asymmetrisch maar lopen
de belangen van werkgever en werknemer parallel.
Preventieve toetsing van ontslag is dan niet nodig en
als het echt fout gaat, blijft de mogelijkheid van een
rechterlijke procedure open.
Het is eigenlijk wrang dat werknemers met een
sterke arbeidsmarktpositie het meest profiteren van
Ontslagbescherming, terwijl de zwakken, de laaggeschoolden, de gedeeltelijk arbeidsongeschikten, de allochtonen en de oudere werknemers uit de boot vallen. Die zitten meestal in de periferie van de arbeidsmarkt met veel minder bescherming of in de werkloosheid. Zo bekeken schiet Ontslagbescherming ondanks alle goede bedoelingen precies naast de roos.

Auteur