Mijn oog viel gisteren op deze opvallende blog van Jeroen Hinloopen, onderdirecteur van het Centraal Planbureau (CPB). In de blog neemt Hinloopen journalisten de maat die stellen dat monopolisten kostenstijgingen voor een groter deel doorberekenen aan de consument dan bedrijven in volledige concurrentie. Volgens les 1 van de economie is dat juist andersom: bedrijven in volledige concurrentie geven kostenstijgingen wel door en monopolisten minder.
Nu snap ik Jeroen wel. Toen ik nog bij het CPB aan marktwerking werkte – dat was tijdens Paars I – kopte de Volkskrant ‘Notaris failliet, marktwerking mislukt.’ Terwijl ze natuurlijk ‘Notaris failliet, marktwerking geslaagd!’ hadden moeten schrijven. Je moest als notaris in die tijd wel heel stom zijn om failliet te gaan.
We moeten journalisten daarom niet overschatten en het is goed dat Jeroen ze scherp houdt. In een vermakelijke en goed leesbare beschouwing koppelt Jeroen daar wat lessen aan voor zijn dochter die hij op deze spontane manier de eerste beginselen van economie leert. En Jeroen, gepromoveerd op dit gebied en scribent van een lesmethode voor de middelbare school, kan het weten.
Monopolie is hoe dan ook schadelijk
Mijn zoon doet ook de eerste stappen op weg naar de economie, dus ik vul Jeroens lessen graag aan. Om over de echte werkelijkheid te gaan, is namelijk meer nodig dan les 1 over volledige concurrentie en zuivere monopolies. Ik trek daarom de stoute schoenen aan en probeer ook les 2 en 3.
Les 2 gaat over de monopolieprijs. De blog van Jeroen lijkt voor de minder goed geïnformeerde lezer te suggereren dat consumenten beter af zijn met monopolisten. Immers die rekent die akelige kosten niet allemaal door! Nu vindt Jeroen dat natuurlijk helemaal niet, maar het had geholpen als hij had vermeld dat bij monopolies consumenten toch echt nog steeds de monopolieprijs betalen en bij volledige concurrentie niet.
Concurrentie om marktaandeel
Les 3 is belangrijker en gaat over dynamiek. De analyse van Jeroen is theoretisch en statisch. In werkelijkheid bestaan er geen markten met volledige concurrentie en zijn er maar weinig monopolies die nul rekening hoeven te houden met toetreding van concurrenten. Bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) praten we daarom liever over goed werkende en minder goed werkende markten. Goed werkende markten komen het dichtst bij het theoretische concept van volledige concurrentie.
In goed werkende markten zullen bedrijven huiverig zijn kostenstijgingen direct door te rekenen aan hun consumenten. Zeker als het om een tijdelijke stijging die alle bedrijven raakt gaat (de schaarste kan immers best snel voorbij zijn, dat weten bedrijven niet) zullen er ook bedrijven zijn die liever interen op hun vermogen dan het risico te lopen marktaandeel te verliezen omdat er concurrenten zijn die de kosten niet doorrekenen. Wellicht troeven ze hun concurrenten juist af door de prijzen niet te verhogen en winnen ze marktaandeel? Ten tweede zullen er bedrijven zijn die de grenzen opzoeken om kosten te besparen, nieuwe diensten te verzinnen of creatieve loyaliteitsschema’s te bedenken. Alles om consumenten, die extra kritisch zijn op hun uitgaven, te behouden.
Bij monopolisten werkt het precies omgekeerd. Niet voor niets zei de econoom Hicks ‘the best part of a monopoly is a quiet life’. En dat geldt ook voor oligopolies (in de praktijk bestaan er geen zuivere monopolisten). In sterk geconcentreerde markten is het risico kleiner dat concurrenten de kosten niet zullen doorberekenen. Een oligopolie is misschien geen rustig leven maar wel easy going.
Door de grenzen van de mededingingswet op te zoeken via het eenzijdig afgeven van openbare signalen (de CEO laat in de krant optekenen dat zijn bedrijf helaas de kosten moet doorberekenen) of door het maken van verboden prijsafspraken, kunnen bedrijven in geconcentreerde markten het risico dat concurrenten de kosten niet doorberekening zelfs nog verder verkleinen.
Theoretische bespiegeling te simpel
In de praktijk verwacht ik daarom het omgekeerde van wat Jeroen beweert, namelijk dat oligopolies kostenstijgingen voor een groter deel doorberekenen aan de consument dan bedrijven in goed werkende markten. Van een ‘afwentelingsparadox’, de titel van Jeroens blog, is geen sprake. Ook de gerelateerde vakliteratuur over ‘rockets and feathers’ biedt weinig steun voor het bestaan van Jeroens paradox.
Ik heb niks tegen theoretische en statische bespiegelingen. Alleen is het wat gevaarlijk om daaruit lessen over de werkelijkheid te trekken. Voor je het weet sla je namelijk de plank mis. Misschien zijn die journalisten toch niet zo naïef als Jeroen doet voorkomen.
Auteur
Categorieën