Flexibiliteit is dé ontwikkeling op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren. Flexibele arbeidscontracten exploderen onder jong en oud, laagopgeleiden staan steeds meer buitenspel, tweeverdieners vervangen in hoog tempo eenverdieners en deeltijdbanen komen in de plaats van voltijdbanen – met gemiddeld een lager uurloon naarmate er minder uren gewerkt wordt. De coronacrisis versterkt deze ongelijkheid op de arbeidsmarkt nog eens en maakt het belang van solidariteit onontkoombaar duidelijk.
Ook en juist voor de tweedepijlerpensioenen heeft flexibiliteit gevolgen. Flexibiliteit vergroot de loonongelijkheid en de cumulatieve opbouw van pensioenrechten vergroot die uit. De pensioenopbouw is een weerspiegeling van de jaarlonen en jarenlange herhaalde opbouw op basis van ongelijke lonen leidt er toe dat de top-10% van pensioenaanspraken op dit moment bijna de helft van alle pensioenrechten omvat, zo rekent het CBS voor.
Pensioenakkoord is hypercomplex
Des te schrijnender is het daarom dat er geen begin van een antwoord op deze ontwikkelingen in het Pensioenakkoord is. Er is geen enkele aandacht voor ongelijkheid, ook niet in de SER-adviezen. De vraag welke problemen voortkomen uit de vormgeving van het stelsel zelf, en wat de maatschappelijke effecten ervan zijn, wordt niet gesteld. Ook is er geen woord over de druk op de tweede pijler vanwege het achterblijven van de eerste pijler.
Alle aandacht in het Pensioenakkoord gaat uit naar de logica van de kapitaalmarkt: belegging en rendement. Die logica stelt de gevolgen voor ongeborenen die in 2065 pensioen gaan opbouwen, boven de huidige arbeidsmarktproblemen. Die vult solidariteit in als verevening van variabele beleggingsopbrengsten, niet als de zwaarste lasten op de sterkste schouders.
Met nieuwe foefjes moeten pensioenregelingen hun baan blijven draaien om de kapitaalmarkt – zoals vroeger de planeten om de aarde. Het pensioenakkoord maakt het toekomstig pensioen onzeker, en het doet dat voor iedereen. Het biedt geen bescherming aan de snel groeiende groep die met moeite een klein pensioen opbouwt. Straks komt elke pensioenregeling met een eigen leeftijdsindeling, een eigen verdeling van beleggingsrendement over de leeftijden, en een eigen verdeling tussen individuele opbouw en bufferfonds. Een bestaand probleem wordt ‘opgelost’ met een nieuw probleem. Het stelsel dreigt dan echt te bezwijken onder het gewicht van zijn eigen ingewikkeldheid.
Introduceer basispensioenpolis
Meer solidariteit is nodig om de ongelijkheid te verkleinen. Solidariteit een plek geven kan gemakkelijk. De huidige pensioenregelingen hoeven er niet massaal voor op de schop, en de fondsen hoeven niet te worden afgeschaft. De wettelijke invoering van een uniforme basispensioenpolis binnen alle bestaande pensioenregelingen is voldoende, ongeacht uitvoering door fonds of verzekeraar. Het basispensioen is van toepassing op ieders verdiensten tot, bijvoorbeeld, het gemiddelde jaarloon in ons land. Met daarbovenop aanvullend pensioen in bedrijfstakken die daar de middelen voor hebben. Aan de rechten van de deelnemers hoeft daarvoor niets veranderd te worden.
Het basispensioen krijgt uit de beleggingsopbrengst voldoende dekking voor indexatie voordat aanvullend pensioen aan bod komt. Kan een pensioenfonds ook dan de vereiste dekking niet realiseren, dan wordt collectieve dekking verschaft door de gezamenlijke pensioenfondsen – net als in Finland, en zoals de depositogarantieregeling van de banken. Dan krijgt elke deelnemer de zekerheid van een basispensioen.
De risico’s worden gelegd bij het hogere deel van de hoogste pensioenen, die ze het beste kunnen dragen. Dat geeft solidariteit een plaats in het stelsel.
Onderbreking van pensioenopbouw door werkloosheid, een belangrijk probleem voor lage pensioenen, wordt aangepakt door werklozen in het basispensioendeel van hun fonds te houden met aangepaste financiering door de WW. Een wettelijke basispolis vult de witte plekken in waar mensen geen pensioen opbouwen, inclusief zzp’ers. De collectieve garantie houdt buitenlandse aasgieren op een afstand.
Basispensioenpolis maakt stelsel transparant
Met een uniforme basispolis wordt het pensioenstelsel voor de meeste deelnemers transparant. Die versimpeling maakt een non-probleem van het belangrijkste onderwerp van het Pensioenakkoord, de doorsneeproblematiek. Die komt er op neer dat iedereen hetzelfde rendement krijgt op de ingelegde pensioenpremie, ongeacht leeftijd. De inleg van jongere deelnemers gaat langer mee en daarom zouden zij een hoger rendement moeten krijgen. Zo lang dat niet gebeurt krijgen zij bij vertrek naar een ander fonds een te laag opgebouwd pensioen mee – een belemmering voor baanmobiliteit.
De oorzaak van die problematiek ligt in de vormgeving van het stelsel zelf, de grote verschillen tussen pensioenregelingen. De kracht die het Nederlandse pensioenstelsel tot het beste ter wereld maakte – de bedrijfstakgewijze opbouw – verzwakt het nu. Meesmuilend werd tijdens de Franse pensioenstaking opgemerkt dat ze daar 43 verschillende pensioenregelingen hebben – geen wonder dat Macron dat wil hervormen! Ons eigen stelsel, met ruim drie maal minder werknemers, telt liefst 64 (bedrijfstak)regelingen, met grote, onbekende verschillen.
In eigen familiekring leverde 25 jaar indexatie nul procent koopkrachtverbetering op voor een ABP pensioen tegenover bijna vijftig procent voor een bankpensioen. Niemand die alle verschillen op een rij heeft; professioneel advies is onmisbaar bij overstap naar een ander pensioenfonds.
Het nieuwe leeftijdsonderscheid dat het Akkoord voorstelt, verergert dat. Als je vertrekt naar een ander fonds krijg je voortaan wel een papier met daarop een precies bedrag. Maar welk deel daarvan komt uit de mee opgebouwde solidariteitsbuffer en hoeveel draag je weer af aan de solidariteitsbuffer in het nieuwe fonds? Dat is onduidelijk. In welke leeftijdscategorie beland je daar, en hoe verdelen ze het rendement daar?
Al die onduidelijkheid maakt het veranderen van baan een hachelijke onderneming; de mobiliteit op de arbeidsmarkt is het haasje. Het is diep te betreuren dat werkgevers noch vakbeweging belangstelling tonen om zelf de vergelijkbaarheid te verbeteren. Iedere bedrijfstak voor zich en god voor ons allen.
Met de basispolis wordt het meenemen van het opgebouwde pensioenkapitaal bij verandering van fonds een eitje. Iemands positie in een nieuw fonds is identiek aan de oude en ook de verdere opbouw is identiek. Jongeren krijgen dan vanzelf de voordelen van ouderen. Dan verdwijnt het probleem van de doorsneepremie en daarmee ook dat van de afschaffing ervan: het grimmige gevecht om compensatie van de verliezers dat anders de komende zes jaren gevoerd wordt. De doorsneepremie voor aanvullende pensioenen is een luxe probleem dat de pensioenregelingen zelf mogen oplossen.
Het Akkoord heeft de komende zes jaar nodig om in te vullen wat nu alleen nog maar op papier bestaat. Het is dus niet te laat om solidariteit een plaats te geven in het stelsel.
Auteur
Categorieën