■ Daan Vodegel en Shawn Vos (SZW)
De arbeidsmarktcijfers van maart van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten de eerste effecten van de coronacrisis zien: het aantal werkenden is met ongeveer 17.000 gedaald en het aantal WW-uitkeringen is met ongeveer 10.000 toegenomen. De netto-arbeidsparticipatie, het percentage van de beroepsgeschikte bevolking met een betaalde baan, laat de scherpste daling zien in zes jaar. Maar het werkloosheidspercentage blijft historisch laag en was in maart gelijk aan dat van februari (2,9 procent). Hoe kan dit?
Volgens de internationale definitie worden mensen aangemerkt als werkloos als zij aangeven op zoek te zijn naar werk en beschikbaar te zijn voor werk. Voor veel van de baanverliezers gaat deze definitie niet op, ook al heeft een deel van hen wel een WW-uitkering.
De oranje lijn in de figuur toont het aantal personen dat volgens de definitie werkloos werd en in de voorgaande drie maanden hun baan verloor als percentage van het totaal aantal personen dat in de voorgaande drie maanden hun baan verloor. Tussen januari en maart ging slechts 21,6 procent van de 283.000 baanverliezers naar de werkloze beroepsbevolking. Het aantal baanverliezers dat naar de werkloze beroepsbevolking ging was onvoldoende groot om de werkloosheid te doen toenemen.
De werkloosheid is als graadmeter voor de arbeidsmarkt dus beperkt bruikbaar. Ook tijdens de periodes van hoogconjunctuur gaf de werkloosheid geen volledig beeld. Slechts 31,9 procent van de 295.000 baanvinders werd in de drie maanden daarvoor aangemerkt als werkloos (blauwe lijn). De toename van de werkgelegenheid was voor een groot deel een gevolg van personen die direct vanuit de niet-beroepsbevolking een baan vinden.
De werkloosheid lijkt als indicator de afgelopen jaren bovendien steeds minder bruikbaar geworden. De figuur laat zien dat er de afgelopen jaren relatief minder baanverliezers zijn die werkloos worden en dat relatief minder baanvinders uit de werkloze beroepsbevolking komen.
Een evaluatie van de arbeidsmarkt vraagt om een breder perspectief. Daarin horen in ieder geval ook de onderliggende stromen op de arbeidsmarkt en de bruto- en netto-arbeidsparticipatie. Alleen het werkloosheidspercentage bekijken geeft een vertekend beeld.