COVID-19 en de contactbeperkende maatregelen hebben wereldwijd en ook in Nederland effecten op ons dagelijks leven, zo ook op onze mobiliteit. Deze mobiliteitseffecten zien we elke dag op straat: het is een stuk rustiger dan ‘normaal’.
Wat we op straat echter niet goed kunnen zien is hoe deze veranderde mobiliteit samenhangt met persoonlijke kenmerken, veranderingen in activiteiten buitenshuis en veranderingen in de werksituatie. Zijn mensen enkel minder of ook anders gaan reizen als gevolg van de coronacrisis? Hoe worden de veranderingen beleefd? Verwacht men dat de huidige situatie gevolgen heeft voor hun reisgedrag in de toekomst?
Om antwoord te kunnen geven op deze vragen heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid in de week van 30 maart een enquête uitgezet onder een representatieve steekproef van bijna 2.500 panelleden van het Mobiliteitspanel Nederland. Het longitudinale karakter van dit onderzoek geeft de mogelijkheid om het huidige gedrag van respondenten te vergelijken met hun gedrag voor de crisis. In deze blog geven we een overzicht van de eerste resultaten.
Werksituatie: Tien procent is tijdelijk gestopt
Ongeveer 50 procent van de werkenden in de studie ervaart dat hun werksituatie veranderd is ten opzichte van de situatie voor corona (zie figuur 1). In de meeste gevallen zijn de werktijden veranderd (24 procent). Daarnaast is zo’n 16 procent minder gaan werken en is zo’n 10 procent tijdelijk gestopt met werken. Dat laatste geldt overigens vooral voor zelfstandigen zonder personeel en werknemers met een flexibel contract.
Thuiswerken overwegend positief ervaren
Ook heeft het thuiswerken en op afstand vergaderen onder invloed van de coronacrisis een vlucht genomen. Een aanzienlijk deel van de werkende Nederlanders (circa 40 procent) maakt nu zelfs bijna alle werkuren op het thuisadres – voorheen betrof dit slechts 6 procent. Door de coronacrisis ervaart een grote groep mensen dus voor het eerst hoe het is om veel thuis te werken.
Die ervaringen met thuiswerken, zo blijkt uit de studie, zijn overwegend positief: een meerderheid gaat het thuiswerken makkelijk af en voelt zich ook thuis voldoende productief (figuur 2). Ook over het vergaderen op afstand is men redelijk positief gestemd, hoewel veel mensen aangeven dat deze vergadervorm vooral geschikt is voor overleg met directe collega’s.
Deze positieve ervaringen leiden ertoe dat mensen verwachten ook ná de coronacrisis vaker thuis te werken en op afstand te vergaderen. Dit geldt voor 27 procent van de thuiswerkers en voor 36 procent van de mensen die nu op afstand vergaderen.
De enquêteresultaten laten ook verschillen tussen sectoren zien. Voor mensen werkzaam binnen de sector Automatisering & ICT is, niet geheel verrassend, de toename in thuiswerken het grootste. Zij zijn hier in vergelijking met andere sectoren ook het meest positief over. Hoewel de sector Onderwijs & Wetenschap ongeveer evenveel vaker is gaan thuiswerken, zijn de ervaringen en toekomstverwachtingen hier juist minder positief.
Minder vaak boodschappen
We besteden gemiddeld gezien dus momenteel minder tijd op onze werkplek en meer tijd in onze woning. Daarnaast is onder respondenten van alle leeftijden ook een duidelijke afname zichtbaar van andere activiteiten buitenshuis, zoals boodschappen doen, winkelen, sporten, vrijwilligerswerk en op bezoek gaan (figuur 3).
Vooral het aantal keer dat men buitenshuis winkelt of bij iemand op bezoek gaat is sterk afgenomen. Bij ouderen (65+) is deze afname zelfs nog iets sterker. Voor de dagelijkse boodschappen halen veel mensen meer boodschappen in één keer zodat ze minder vaak de deur uit hoeven. Waar vóór de coronacrisis nog zo’n 15 procent van de Nederlanders bijna dagelijks (4 of meer keer per week) boodschappen deed, is dit momenteel gedaald naar 8 procent.
Opvallend is daarnaast dat veel mensen het digitaal boodschappen doen niet als volwaardig alternatief zien voor fysiek boodschappen doen. De beschreven gedragsveranderingen lijken dan ook niet blijvend: van de respondenten die nu minder vaak activiteiten buitenshuis ondernemen verwacht het overgrote deel (>90 procent) na de coronacrisis het oude gedrag weer op te pakken.
Negatiever over openbaar vervoer en vliegen
Bovenstaande veranderingen zien we ook terug in het reisgedrag. Zo gaan we minder naar buiten: het aandeel mensen dat op een gemiddelde dag niet naar buiten gaat is ten opzichte van de situatie voor de corona crisis toegenomen van ongeveer 20 naar ongeveer 50 procent. Mensen die wel de deur uitgaan, lopen relatief veel vaker. Daarnaast is opvallend dat het aandeel zogenaamde ‘rondeverplaatsingen’ (zoals een rondje wandelen of fietsen) is gestegen van ongeveer 7 naar ongeveer 25 procent van al onze verplaatsingen.
Ook zijn Nederlanders momenteel een stuk negatiever over het openbaar vervoer. Bijna iedereen maakt nu dan ook liever gebruik van individueel vervoer dan van openbaar vervoer. We zien dit ook terug in het oordeel over het vliegtuig; bijna twee derde van de mensen oordeelt momenteel negatief over deze vervoerswijze.
Men verwacht meer te gaan lopen en fietsen
Maar of deze veranderingen blijvend zullen zijn? Het overgrote deel van de respondenten (circa 80 procent) verwacht nu dat de veranderingen in hun reisgedrag slechts van tijdelijke aard zijn (figuur 4). Toch denkt zo’n 20 procent van de ondervraagden na de coronacrisis meer te gaan lopen en fietsen dan voorheen. Eenzelfde percentage verwacht in de toekomst juist minder reizen met het vliegtuig te maken.
In hoeverre gewoontes daadwerkelijk veranderen zal uiteraard ook afhangen van de vraag in hoeverre de nieuwe gewoontes ‘inslijten’. Daarbij spelen ook de wijze waarop de overheid en werkgevers de anderhalve-meter-maatschappij straks vormgeven een grote rol.
Tot slot
De resultaten laten zien dat de effecten van de coronacrisis op ons activiteitenpatroon, ons werk en reisgedrag niet gering zijn. Hoe lang deze effecten blijven aanhouden en of het tot blijvende veranderingen aanzet in werk, activiteiten en reizen valt echter nog te bezien. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid blijft het gedrag van de Nederlanders onderzoeken om meer inzicht te krijgen in de mate waarin het gedrag structureel zal veranderen.
Auteurs
Categorieën