Het politieke gesteggel over de besteding van het begrotingsoverschot van elf miljard euro is begonnen. Moet het gebruikt worden voor koopkrachtherstel, voor duurzaamheid of voor een versnelde aflossing van de staatsschuld?
Het kabinet heeft een uitgesproken voorkeur voor het laatste. Dit past naadloos in het politiek dominante narratief dat sinds het uitbreken van de crisis in 2008 de hoge staatsschulden aanwijst als het voornaamste macro-economische risico, met Griekenland als afschrikwekkend voorbeeld.
Op dit narratief is veel af te dingen. Zo is er geen eenduidig verband tussen de hoogte van de staatsschuld en de macro-economische groei – de waarde van tachtig procent, die de Amerikaanse economen Reinhart en Rogoff (2011) aanwezen, bleek gebaseerd op een tikfout. Empirisch gezien bestaat er een enorme bandbreedte in de hoogte van de staatsschuld die nationale economieën kennelijk kunnen dragen. Terwijl de Franse economie bijvoorbeeld groeit met 1,8 procent bij een staatsschuld van tegen de 100 procent, groeit die van Japan bij een staatsschuld van rond de 220 procent met 1,7 procent. Belangrijker dan de hoogte van de schuld zijn de houdbaarheid van de schuld, de looptijd ervan en de identiteit van de bezitters.
Kwalijker aan de focus op staatsschulden is dat deze preoccupatie het zicht belemmert op de veel grotere risico’s van hoge private schulden. De crisis die in 2008 uitbrak, en die in 2010 muteerde in de eurocrisis, is namelijk niet ontstaan door te hoge publieke schulden maar door te hoge private schulden, om meer precies te zijn: te hoge hypotheekschulden.
In een aantal landen, waaronder Nederland, is onder invloed van beleid de woningmarkt in een paar decennia langzamerhand getransformeerd van een huurdersmarkt tot een kopersmarkt. En wie van huurders kopers wil maken, zal ze toegang moeten geven tot forse kredieten, zeker als grote delen van de spaarruimte worden benut voor de oude dag – zoals in Nederland het geval is. Dit betekende hogere loan-to-value-plafonds, hogere loan-to-income-normen, meer aflossingsvrije hypotheekvormen, meer fiscale aftrekmogelijkheden, een verschuiving van individuele inkomens naar gezinsinkomens – als grondslag voor de beoordeling van de houdbaarheid van de lening – en een verruiming van de mogelijkheid om pakketten hypotheken van de bankbalans te halen en door te verkopen aan derden.
Als gevolg van het beleid om kopen te stimuleren, zijn banken zich vrijwel volledig gaan toeleggen op hypotheekverstrekking – dat levert hoge rendementen op tegen, in ieder geval in West-Europa, weinig risico. Hierdoor zijn hun balansen de afgelopen twintig jaar geëxplodeerd, zijn de woonlasten de pan uit gerezen en is de kwetsbaarheid van huishoudens enorm toegenomen. In 2008 was Nederland met een uitstaand bedrag van 650 miljard euro wereldkampioen hypotheekschulden. En ja, daar staan weliswaar dan pakweg 1.400 miljard euro aan pensioenspaargelden tegenover – maar wat heb, je als je veertig bent tijdens een huizencrisis, aan spaargeld waar je pas aan mag komen na je zeventigste? Oftewel: in een liquiditeitscrisis doet het er niet toe of je al dan niet solvabel bent.
Hoe groot de macro-economische kwetsbaarheden zijn die hoge hypotheekschulden met zich meebrengen, hebben Nederlanders aan den lijve mogen ervaren. Toen in 2010, door onzekerheid op de financiële markten, de transacties op de woningmarkt tot stilstand kwamen en de marktwaarde van woningen in korte tijd kelderde zodat er steeds meer huishoudens aanhikten tegen onderwaarde, begon in feite het grote private ontschulden. Burgers schrapten hun overbodige consumptie en gebruikten de vrijgekomen bestedingsruimte om versneld af te lossen. De macro-economische gevolgen waren groot: groei werd krimp, volledige werkgelegenheid werd torenhoge werkloosheid, en het begrotingsoverschot van 2008 werd in de daaropvolgende jaren een begrotingstekort van meerdere procenten.
En daar komt het gesteggel over het begrotingsoverschot van 2018 om de hoek kijken. Want door de fixatie op de hoogte van de staatschuld, hebben de drie kabinetten-Rutte exact het tegenovergestelde gedaan van wat de burgers nodig hadden. In plaats van burgers, door het laten oplopen van het begrotingstekort, in staat te stellen te ontschulden zonder te hoeven snijden in hun consumptieve bestedingen, hebben Rutte I, II en III meer dan vijftig miljard euro van de portemonnee van de gewone man naar de eigen balans laten vloeien. Reductie van de staatsschuld boven alles. Het was oerstom en veel te bruusk.
En zo kan het dat – terwijl het kabinet trots meldt dat de staatsschuld gezakt is tot onder de Maastricht-norm van zestig procent – onze private schuld zich nog altijd op het internationaal ongekende niveau bevindt van pakweg drie maal het Nederlandse bruto binnenlands product. Ontschuld is er nog nauwelijks. En de kwetsbaarheden zijn dus nog net zo groot.
Ik zou het als kabinet wel weten: geef die overschotten in de vorm van belastingverlagingen en kostenreducties terug aan burgers en prikkel ze fiscaal om snel en fors af te lossen. En zorg ervoor dat er een rem komt op nieuwe schuldaanwas door eerherstel voor de sociale huisvesting en afschaffing van het leenstelsel.
Literatuur
Reinhart, C.M. en K.S. Rogoff (2011) This time is different: eight centuries of financial folly. Princeton: Princeton University Press.
Auteur
Categorieën
2 reacties
Het niet teruggeven heeft een gunstig effect voor de rijken der aarde. Huurders kunnen de beschikbaar gekomen woningen niet kopen, dus belanden ze in handen van huisjesmelkers zoals de welbekende prins. Waar kleine spaarders geld mee moeten nemen naar de bank, halen de huisjesmelkers 5% rendementen.
Dit is natuurlijk precies waar rechts-conservatieve politiek voor staat.
Wat ik een beetje mis in veel discussies is het verschil tussen incidenteel ( bijv. te kort of overschot op de lopende rekening ) en structureel geld (bijv. te kort of bestedingsruimte in de meerjarenbegroting) Daarbij komt dat de verwarring over het gebruik van de term 'investering' het er allemaal ook niet eenduidiger op maakt. Natuurlijk kun je incidenteel geld gebruiken om ruimte te maken voor structurele uitgaven en omgekeerd, maar 1 mld incidenteel wordt volgens mij nooit het zelfde als 1 mld structureel, zelfs niet als de rente bijna 0 is. Over incidenteel kun je maar één keer een besluit nemen over structureel vaker.
Waarom is dit relevant, volgens mij, staan we, de bv Nederland, aan de vooravond van het nemen van een flink aantal belangrijke besluiten, bijv. over:
- structurele inkomsten bijv. over de aardgas baten, milieu en CO2 gerelateerde belastingen
- structurele uitgaven bijv. over de zorg, het onderwijs, orde en veiligheid en defensie
- mix van inkomsten en uitgaven bijv. het pensioenstelsel e.a.
daar naast lopen we aan tegen- (onvermijdelijke) / moeten we gaan investeren = incidentele kosten zaken als:
- het verbeteren / hervormen van onze waterhuishouding, mede in relatie met zeespiegelstijging en klimaatverandering
- het verbeteren / hervormen van onze energie infrastructuur
- mobiliteit (Schiphol, doorvaarthoogte bruggen, OV, en dergelijke)
Natuurlijk hebben deze 'investeringen' behalve een incidentele- ook een structurele component.
De discussie over de aanwending van incidentele- resp. structurele ruimte in de rekening en de begroting van de bv Nederland zou ik graag gekoppeld willen zien het incidentele (investering) of structurele karakter van de besteding daar van.
Economen hebben natuurlijk een hele gereedschap kist waarmee ze, zoals ik dat zie, plaatjes kunnen maken die voor gewone mensen niet meer te volgen zijn, maar die gewone mensen moeten wel draagvlak geven aan die voorstellen, en als wij het niet meer snappen en er niet meer in geloven, of nog erger 'ze doen maar, we zien wel', dan wordt het uiteindelijk niks met die plannen.
Op basis van incidentele overschotten voorstellen om de belastingen te verlagen, terwijl de structurele kosten van bv Nederland onvermijdelijk steeds hoger zullen worden, is voor mij bijv. onbegrijpelijk. Dat neemt niet weg dat we onze private schuldenlast zo snel mogelijk moeten verminderen. Geef incidentele overschotten dus maar gewoon terug aan de belastingbetaler als 'eindejaarsuitkering', natuurlijk naar rato van eerder betaalde belasting.