315Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
Verslag symposium
‘Keuzevrijheid en pensioenen’
PENSIOENEN
E
r is behoefte aan meer keuzevrijheid in het
pensioenstelsel maar mensen hebben weinig
zicht op de consequenties van die vrijheid,
zegt Jetta Klijnsma bij aanvang van het ESB-
symposium ‘Keuzevrijheid en pensioenen’.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
benadrukt dat bij hervorming van het pensioenstelsel de
juiste balans moet worden gevonden tussen meer keuzevrij –
heid enerzijds en het verplichtende karakter van het pensi-
oenstelsel anderzijds. Vergroting van de keuzevrijheid is inmiddels een van
de meest besproken thema’s in de discussie over de toe –
komst van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarbij komen
meerdere aspecten van het pensioenstelsel aan de orde,
denk bijvoorbeeld aan het moment van pensionering , de
omvang en het risicoprofiel van de pensioenopbouw en de
mate van risicodeling tussen de pensioendeelnemers. Maar
voor welk probleem vormen de diverse vormen van keuze –
vrijheid eigenlijk een oplossing ? En wat zijn de consequen –
ties van meer keuzevrijheid voor het pensioenstelsel en zijn
deelnemers? Over deze vragen gingen wetenschappers, be –
leidsmakers en pensioenbeheerders en -verzekeraars op 22
april bij Dudok in Den Haag met elkaar in discussie. Het
gesprek stond onder leiding van Sandra Phlippen (ESB). WENSELIJKHEID VAN KEUZEVRIJHEID
Het bieden van meer keuzevrijheid in het pensioenstelsel
biedt volgens Paul de Beer (Universiteit van Amsterdam)
in potentie diverse voordelen. Zo kan de introductie van
keuzevrijheid bij het vaststellen van de pensioenuitvoer
–
der de pensioenaanbieders mogelijk prikkelen om beter te
presteren. Bovendien krijgen pensioendeelnemers op deze
wijze – ook wanneer zij frequent van baan wisselen – de
mogelijkheid om hun pensioen gedurende hun hele leven
bij één beheerder onder te brengen. MATTHIJS
WILLEMSE
Redacteur ESB
Onlangs verscheen het ESB dossier ‘Keuzevrijheid en pensioenen’,
over de mogelijkheden, onmogelijkheden en wenselijkheid van
meer keuzevrijheid binnen het pensioenstelsel (ESB 4703). Op 22
april vond bij Dudok in Den Haag het gelijknamige symposium
plaats, waar wetenschappers, beleidsmakers en uitvoerders over
het thema doorpraatten.
Pensioenen ESB
Jette Klijnsma,
staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werk- gelegenheid, opent het symposium
ESB Pensioenen
316Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
Het belangrijkste voordeel van meer keuzevrijheid
bestaat misschien wel in de mogelijkheid om individuele
pensioenen beter af te stemmen op de uiteenlopende voor –
keuren en behoeftes van mensen. Maar of pensioendeelne –
mers die mogelijkheid in de praktijk daadwerkelijk zullen
benutten betwijfelt Onno Steenbeek (Erasmus Universiteit
Rotterdam): “Veel mensen geven aan behoefte te hebben
aan meer keuzevrijheid, maar gebruiken deze niet wanneer
ze daar eenmaal over beschikken.” Wanneer pensioendeelnemers wel gebruikmaken van
hun keuzevrijheid, is het bovendien allerminst zeker dat zij
verstandige keuzes zullen maken. De voorkeuren van men –
sen blijken namelijk niet stabiel te zijn, maar zijn afhanke –
lijk van de context. “Welke keuzes je aan mensen voorlegt,
en de manier waarop je ze deze keuzes aanbiedt, heeft in –
vloed op de uiteindelijke pensioenbeslissing”, aldus Steen –
beek. De Beer benadrukt daarom het belang van goede
standaardopties, zodat keuzevrijheid voor de grote meer –
derheid niet tot negatieve consequenties hoeft te leiden.
Niettemin blijft het gevaarlijk om pensioendeelnemers de
vrijheid te bieden om in het geheel uit de pensioenregeling
te stappen. Dan bestaat het risico dat met name jonge deel –
nemers op basis van kortzichtige overwegingen uittreden.
Volgens De Beer is de kans op uitstelgedrag groot: “Ook als
mensen aangeven meer te willen sparen voor hun pensioen,
dan beginnen ze daar liever morgen mee dan vandaag.”
CONSEQUENTIES VOOR HET PENSIOENSTELSEL
Wat voor consequenties heeft de introductie van keuze –
vrijheid voor het bestaande pensioenstelsel? Binnen het
huidige collectieve stelsel zijn beperkte vormen van keu –
zevrijheid mogelijk – bijvoorbeeld het zelf kiezen van de
pensioenleeftijd. Verdergaande vormen van keuzevrijheid,
zoals het bepalen van de pensioenuitvoerder of het risico –
profiel van de pensioenbeleggingen, staan op gespannen
voet met het bestaande stelsel waarin alle premies worden
gestort in een collectief pensioenfonds. Deze vormen van keuzevrijheid maken het noodzakelijk dat er duidelijkheid
komt over individuele eigendomsrechten en dat de veelbe
–
sproken doorsneesystematiek op de helling gaat. De doorsneesystematiek houdt in dat iedere pensioen –
deelnemer eenzelfde percentage pensioenpremie inlegt.
Dat klinkt redelijk, maar dit heeft in de praktijk tot gevolg
dat jongeren de pensioenopbouw van ouderen subsidiëren.
Een euro premie die wordt ingelegd door een jonge pen –
sioendeelnemer kan immers veel langer renderen dan die
van een oudere deelnemer, maar dit wordt niet gecom –
penseerd door een hogere pensioenopbouw. Pas op latere
leeftijd wordt deze achterstand weer ingehaald, waardoor
er in feite sprake is van een omslagelement in het huidige
pensioenstelsel. “Het is niet mogelijk om een overgang te
maken naar een systeem met vergaande keuzevrijheid en te –
gelijkertijd de doorsneesystematiek te handhaven. Als deel –
nemers de mogelijkheid krijgen om de pensioenregeling
te verlaten dan zullen jongeren immers massaal uittreden”,
waarschuwt Sweder van Wijnbergen (Universiteit van Am –
sterdam). “Niettemin is de doorsneesystematiek op zich
onwenselijk. Deze leidt immers niet alleen tot herverdeling
van jong naar oud, maar ook van arm naar rijk, doordat de
inkomensverschillen in de tweede fase van het werkzame
leven veel groter zijn.” In het publieke debat is de heersende opvatting dat het
afschaffen van de doorsneesytematiek heel duur is. Deze
gedachte berust volgens Van Wijnbergen en Roel Mehl –
kopf (Universiteit van Tilburg ) echter op een misverstand.
“In het huidige pensioenstelsel bestaat er reeds een impli-
ciete schuld tussen generaties. Wanneer je de doorsneesys-
tematiek afschaft dan doe je niets anders dan die bestaande
schuld expliciet maken”, aldus Mehlkopf.
Foto linksonder:
Overhandiging
ESB Dossier aan
staats secretaris Jetta Klijnsma
Foto rechtsboven: Aan tafel vlnr:
Onno Steenbeek,
Sandra Phlippen en Paul de Beer
Pensioenen ESB
317Jaargang 100 (4710) 21 mei 2015
ERVARINGEN MET KEUZEVRIJHEID
Pensioenfondsen en -verzekeraars hebben beide al enige
praktijkervaring opgedaan met het aanbieden van keuze-
vrijheid. Wat kunnen we leren van die ervaringen? Volgens
Paul Duijsens (ABP) geven deelnemers van het pensioen –
fonds aan interesse te hebben in een deeltijdpensioen en
de mogelijkheid om eerder of later met pensioen te gaan.
Maar tegelijkertijd blijken deze opties in de praktijk toch
nog maar weinig benut te worden. Daarmee lijkt de geble –
ken voorkeur van deelnemers af te wijken van hetgeen ze
zeggen te willen. Verzekeraars hebben al wat meer ervaring opgedaan
met keuzevrijheid dan pensioenfondsen, omdat de derde
pijler van het pensioenstelsel hiervoor meer ruimte biedt.
Maarten van Edixhoven (AEGON) geeft aan dat ook hier
de ervaring leert dat het grootste deel van de verzekerden
kiest voor de standaardoptie. “We zien wel dat steeds meer
deelnemers vragen stellen over hun pensioen en invloed
willen hebben op de beleggingskeuzes.” Het bieden van keuzevrijheid is niet de enige mogelijk –
heid om pensioenen beter te laten aansluiten bij de indivi-
duele voorkeuren. Door het pensioen beter af te stemmen
op individuele kenmerken die reeds bekend zijn, is het mo –
gelijk om maatwerk te bieden binnen een collectieve pensi-
oenregeling. Fieke van der Lecq (Erasmus Universiteit Rot –
terdam en SER) denkt dat hier een eerste stap gemaakt kan
worden: “Op basis van objectieve criteria – zoals de aanwe –
zigheid van een eigen huis – is het mogelijk het collectieve
pensioen te verfijnen. Daarna kun je door de voorkeuren
van deelnemers te achterhalen het pensioen verder aanpas-
sen aan de individuele preferenties.” De praktijkervaringen van pensioenfondsen en -verze –
keraars bieden voor onderzoekers een schat aan informatie
die benut kan worden om meer te leren over de effecten
van keuzevrijheid. Op basis van informatie die recent be –
schikbaar is gemaakt, gaat Mehlkopf onderzoek doen naar
de mogelijke welvaartswinst van diverse vormen van keu –
zevrijheid. Daarbij worden empirische inzichten uit de
gedragseconomie benut om ook inzicht te krijgen in het
welvaartsverlies dat optreedt wanneer deelnemers onver –
standige keuzes maken. Om meer onderzoek naar de effecten van keuzevrij –
heid mogelijk te maken, pleitte Van der Lecq voor betere,
openbare toegang tot de reeds aanwezige informatie: “Er is behoefte aan een pensioenkadaster, waarbij op huishou
–
densniveau zichtbaar is wat voor pensioenkeuzes gemaakt
worden.” Op basis van deze data is het bijvoorbeeld mo –
gelijk nader onderzoek te doen naar de discrepantie tussen
wat mensen zeggen te willen op het gebied van keuzevrij –
heid en de keuzes die ze daadwerkelijk maken.
CONCLUSIE
Door meer keuzevrijheid te introduceren in het pensioen –
stelsel kan het pensioen in potentie beter aansluiten bij de
individuele voorkeuren van mensen. Pensioendeelnemers
geven aan behoefte te hebben aan meer keuzevrijheid, maar
blijken deze in de praktijk slechts weinig te benutten. Om
te voorkomen dat de introductie van keuzevrijheid tot ver –
keerde keuzes leidt, zijn goede standaardopties essentieel.
Binnen het huidige collectieve pensioenstelsel zijn zonder
ingrijpende wijzigingen slechts eenvoudige vormen van
keuzevrijheid mogelijk – bijvoorbeeld de keuze voor de
pensioenleeftijd. Verdergaande vormen van keuzevrijheid
– zoals de vrijheid om uit een pensioenregeling te stappen
– staan op gespannen voet met het collectieve karakter van
het huidige pensioenstelsel en maken het ten minste nood –
zakelijk dat de doorsneesystematiek op de helling gaat. Wat
betreft deze vergaande vormen van keuzevrijheid is er eerst
meer inzicht nodig in de daadwerkelijke kosten en baten
van deze opties.
Vlnr: Sweder van
Wijnbergen en Roel
Melhkopf