Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 28 2014

ESB Statistiek

Werk in internationaal perspectief

D

eze maand zijn nieuwe economische ramingen uitgekomen
van onder andere de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie. Beide organisaties ramen voor Nederland een werkloosheid van
ongeveer 7,5 procent in 2014 en 2015 volgens een operationalisering
van de internationaal gangbare werkloosheidsdefinitie van de International Labour Organisation (ILO). ‘Werkloos’ is binnen deze definitie
iemand die ouder is dan 15 jaar en zoekt naar werk voor meer dan 1 uur
per week. Terwijl Nederland in de beginjaren van de crisis een zeer lage
werkloosheid kende, zien we die sinds halverwege 2011 gestaag oplopen.
Hoe verhoudt dit zich tot de landen om ons heen?
De figuur toont zowel de werkgelegenheid als werkloosheid van personen volgens cijfers van de OESO. Werkloosheidscijfers zoals we die
kennen geven de werkloosheid als percentage van de beroepsbevolking.
De beroepsbevolking is over de crisis echter geen constante grootheid:
mensen stromen in en uit, bijvoorbeeld omdat ze niet meer actief zoeken naar werk of langdurig ziek zijn. Een eenvoudige vergelijking van
werkloosheidspercentages houdt met dit soort effecten – die juist in
een crisisperiode sterk kunnen zijn – geen rekening. Om deze reden zijn
werkgelegenheid en werkloosheid in de figuur uitgedrukt als percentage
van de bevolking ouder dan 15 jaar. Weergegeven zijn twee momenten
in de tijd: het tweede kwartaal van 2008 – toen in veel Europese landen
het bbp en de arbeidsmarktspanning piekten – en de meest recente observatie, het vierde kwartaal van 2013.
De figuur geeft een genuanceerd beeld: gemeten in personen hebben re-

internationaal
latief veel mensen een betaalde baan in Nederland. Bijna 60 procent van
alle inwoners ouder dan 15 jaar werkt 1 uur in de week of meer. Dit grote
aantal mensen dat werkt hangt voor een belangrijk deel samen met de
participatie van jongeren die een baan naast school en studie hebben, en
het aantal vrouwen dat in deeltijd werkt (gemeten in aantal uren per persoon is de arbeidsparticipatie in Nederland juist laag). De bolletjes geven
de ontwikkeling van de werkloosheid op de rechteras van de figuur. Het
niveau van de werkloosheid is in Europees perspectief gezien gemiddeld,
maar de oploop is sinds 2008 aanzienlijk. â–  emiel afman (Ministerie van
financiën)

Arbeidsmarktontwikkelingen in Europese landen
70
60
50
40
30
20
10
0

Ned Zwe Oos VK Den Dui Est Fin Ier

Werkgelegenheid vierde kwartaal 2013 (linkeras)
Werkgelegenheid tweede kwartaal 2008 (linkeras)

Por Fra Poo Bel Hon Esp Ita Gri

Werkloosheid vierde kwartaal 2013 (rechteras)
Werkloosheid tweede kwartaal 2008 (rechteras)

Bron: OESO

IMF biedt inzicht in houderschap van Nederlandse effecten

N

ederlandse ingezetenen bezitten omvangrijke beleggingen in
Duitse obligaties en Amerikaanse aandelen. Deze informatie
ontvangt De Nederlandsche Bank grotendeels rechtstreeks
van Nederlandse beleggers. Over het spiegelbeeld, de interesse van bijvoorbeeld Duitsland in Nederlands obligaties, zijn gegevens niet direct
voorhanden. Slechts het totale bezit aan Nederlandse effecten in het buitenland, onderverdeeld in type instrument, wordt gemeten. Een geografische onderverdeling ontbreekt, omdat emittenten maar over beperkte
informatie beschikken over wie hun effecten in bezit hebben.
De Coordinated Portfolio Investment Survey (CPIS) van het IMF biedt
sinds 2001 in toenemende mate uitkomst. Via deze vrijwillige enquête
verzamelt het IMF jaarlijks gegevens op het gebied van houderschap
van effecten. Het bereik van de enquête, met inmiddels 78 deelnemende
landen, is groot. Ondanks de onvolledige dekking en het onbreken van
belangrijke landen (zoals China) geeft de CPIS de afgelopen jaren een
goed beeld van de geografische verdeling van het effectenbezit.
Van de bijna 1.800 miljard euro aan Nederlandse effecten (inclusief de
effecten uitgegeven door Nederlandse brievenbusmaatschappijen) die
eind juni 2013 in het bezit waren van het buitenland, was bijna 300 miljard euro in het bezit van Amerikaans ingezetenen (figuur). De interesse
van de Amerikanen vertoont na een dip in 2008 de afgelopen jaren weer
een opgaande lijn. Opvallend is dat Amerikanen vorig jaar zelfs bijna de
helft (48 procent) van het totaalbedrag van 401 miljard aan uitstaande
Nederlandse aandelen in hun bezit hadden.
Nederlandse obligaties vinden daarentegen vooral aftrek onder Europese
336

18
16
14
12
10
8
6
4
2
0

monetair

beleggers. De Fransen gaan daarbij aan kop, gevolgd door de Duitsers en
de Britten. Mede dankzij de omvangrijke portefeuille aan Nederlandse
obligaties ter waarde van inmiddels zo’n 200 miljard euro vormden de
Fransen tussen 2007 en 2012 de grootste groep buitenlandse beleggers
in Nederlandse effecten. De top-5-positie van Luxemburg hangt samen
met het grote aantal beleggingsfondsen dat zich daar gevestigd heeft vanwege de gunstige regelgeving. â–  eva hagendoorn (DNB)

Buitenlands bezit Nederlandse effecten, top-5
20

In procenten

15

10

5

0

2006

2007

2008

Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk

2009

2010
Frankrijk
Luxemburg

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

2011

2012

2013

Duitsland

Bron: IMF

Jaargang 99 (4686) 30 mei 2014

Statistiek ESB

Rolverdeling in inkomen man en vrouw

I

n 2012 hadden 12,8 miljoen mensen in Nederland inkomen. Gemiddeld ontvingen zij 29.100 euro. Het persoonlijk inkomen van
vrouwen was flink lager dan dat van mannen: 21.400 tegen 36.600
euro. In de figuur zijn alle mannen en vrouwen van 15 tot 95 jaar met
een inkomen tot 120.000 euro vertegenwoordigd. De donkere vlekken
in de figuur wijzen op een concentratie van personen van gelijke leeftijd
en een even hoog inkomen. Opvallend in de figuur zijn enkele horizon-

Persoonlijk inkomen naar leeftijd
Mannen
120

Vrouwen

Maal duizend euro

120

110

110

100

Maal duizend euro

100

90

90

80

80

70

70

60

60

50

50

40

financiële markten

tale lijnen. Het gaat hier om mensen in de leeftijd van 23 tot 65 jaar die
een gelijk bedrag aan bijstand ontvangen. De hoogte hiervan is immers
alleen afhankelijk van hun positie in het huishouden: alleenstaand, alleenstaande ouder, of lid van een paar. Bij de 65-plussers betreffen de
horizontale lijnen de AOW, met verschillende bedragen voor een alleenstaande en voor een lid van een paar.
Het gemiddeld inkomen van mannen en vrouwen tot 25 jaar verschilt
nog maar weinig. Daarna wordt met het klimmen van de jaren de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen steeds groter. Dit komt mede
doordat vrouwen dan wegens de zorg voor kinderen vaker een kortere
werkweek hebben dan mannen en dus minder verdienen. Pas na het
vijftigste levensjaar neemt het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen weer af. Vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd gaat iedereen AOW
ontvangen, ook degenen die voorheen weinig of geen inkomen hadden.
Doordat mannen vaker dan vrouwen een aanvullend pensioen ontvangen, en doorgaans ook een hoger bedrag incasseren dan vrouwen, is hun
persoonlijk inkomen ook in deze leeftijdsgroep gemiddeld hoger dan dat
van vrouwen. â–  wim bos (CBS)

40

30

30

20

20

10

10

0

20 30 40 50 60 70 80 90

Leeftijd in jaren

0

20 30 40 50 60 70 80 90

Leeftijd in jaren

Ontwikkeling energiekosten huishoudens

D

e energiekosten voor een gemiddeld huishouden zijn sinds
2000 gestaag gestegen. In 2000 betaalde een huishouden
1.181 euro voor de kosten van elektriciteit en gas. Deze kosten
zijn in 2014 opgelopen naar 1.851 euro, een stijging van 57 procent. De
gemiddelde inflatie in dezelfde periode was 30,5 procent. De kosten van
energie leggen dus een groter beslag op de huishoudportemonnee.
Deze kosten zijn berekend op basis van het verbruik van een gemiddeld

Stijgende energiekosten voor gemiddeld
huishouden
100

In procenten

In Euro’s

2.500

90
2.000

80
70

1.500

60
50

1.000

40
30

500

20
10
0

‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10
Netwerkkosten (linkeras)
Belasting (linkeras)

‘11

‘12

‘13

‘14

Levering (linkeras)
Totale kosten (rechteras)

Bron: Eigen berekening op basis van Senternovem databank

Jaargang 99 (4686) 30 mei 2014

economie en samenleving

huishouden; ze bevatten belastingen (btw en de energiebelasting), de
kosten van de levering van energie en de netwerkkosten. De leveringskosten zijn de vergoeding aan het energiebedrijf voor de levering van een
kWh elektriciteit en een m3 aardgas. De netwerkkosten zijn de vergoeding aan het netwerkbedrijf voor het transport van energie en de kosten
van de aansluiting.
Het aandeel van de belastingen in de totale kosten is met 38 procent ongeveer gelijk gebleven (figuur) . De energiebelasting op elektriciteit wordt
via een heffingskorting gecompenseerd en is daardoor constant gebleven.
Het energiebelastingtarief voor gas is wel flink toegenomen in de periode
2000–2014, maar wordt deels gecompenseerd door een daling in het gemiddeld gasverbruik met 25 procent. Deze daling verklaart ook de daling
van het aandeel van de levering in de totale energiekosten. De tarieven
voor elektriciteit en gas zijn sinds 2000 met respectievelijk 32 en 253
procent gestegen. Sinds 2004 is de kleinverbruikersmarkt voor energie
geliberaliseerd, maar dit effect is niet terug te zien in de tariefstelling. In
2009 stegen de prijzen van energie wereldwijd en de hogere kosten van de
inkoop van energie veroorzaakten een prijspiek in dat jaar.
Opvallend is de sprong in het aandeel van de netkosten van 8 naar 22
procent. Het nettarief valt onder het gereguleerde deel van de energiemarkt. Deze sprong is veroorzaakt door de wijziging van de tariefsystematiek in 2009: het nettarief is sinds dat jaar afhankelijk van de capaciteit van de aansluiting. Dit heeft voor een gemiddeld huishouden geleid
tot een verdubbeling van de netkosten voor elektriciteit. â–  bert tieben

(SEO Economisch onderzoek)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

337

Auteurs