Ga direct naar de content

Ceteris paribus

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 2014

ESB Ceteris paribus

Ceteris paribus
het woord aan…
Jim Been
Jim been is promovendus aan de Universiteit Leiden.
ESB stelde hem een aantal vragen.
Waar werkt u momenteel aan?
Ik werk op het moment aan een vervolgstudie op een
eerder onderzoek waarin de financiële positie na pensionering geschat
wordt op basis van pensioenaanspraken, huidige vermogens en aannames omtrent de toekomst. Pensioensopbouw is opgedeeld in vier pijlers, naast de algemene pensioensvoorziening (de AOW) zijn dit het
aanvullende pensioen, het vrijwillige pensioen en het ‘officieuze’ pensioen dat volgt uit vermogensopbouw. De tweede pijler is van cruciaal
belang voor de uiteindelijke hoogte van de pensioenbaten na pensionering. Om goede voorspellingen te maken over de opbouw van het
tweedepijlerpen­sioen voor individuen die momenteel nog niet gepensioneerd zijn schatten we loonprofielen op basis van historische gegevens.
Het gebruikte model corrigeert voor zelfselectie in zowel voltijd- als
deeltijdarbeid. De ongeobserveerde achtergrondkarakteristieken van
voltijders, deeltijders en werklozen verschillen namelijk veelal. Indien je

Uit de oude ESB-doos
(Te) luxe aanvullende pensioenen?

Een veelgehanteerd argument pro versobering van
het aanvullende pensioenstelsel is dat het stelsel
vrij genereus zou zijn. Het blijkt dat dit slechts in
beperkte mate opgaat. Zo geldt dat een substantieel
deel van de werknemers van 25 jaar en ouder geen
pensioenrechten opbouwt. Perioden van deeltijdwerk impliceren
daarnaast gedeeltelijke opbouw en tijdelijke terugtrekking uit de arbeidsmarkt resulteert veelal in stopzetting van de opbouw.
Het kan moeilijk volgehouden worden dat er sprake is van een (te)
luxueuze voorziening wat betreft de aanvullende pensioenen. Eerder
lijkt er te weinig aandacht voor de grote groep van werknemers die
slechts een beperkt of geen aanvullend pensioen opbouwt.
Nelissen, J.H.M. (2000) Een onbezorgde oude dag? ESB, 85(4263), 548-549.

256

een model schat dat hiervoor niet corrigeert, laat je de groep individuen
zonder loon – de werklozen – buiten beschouwing, wat tot een overschatting van de variabelen in je model kan leiden. Een nieuw element
in onze methode is de simultane correctie voor zelfselectie in voltijden deeltijdarbeid. Deeltijdarbeid wordt gekozen door een selecte groep
mensen en gaat veelal gepaard met een lager uurloon. Door informatie
over de keuze voor deeltijd- of voltijdwerk te gebruiken kunnen we de
geschatte loonprofielen, en de daarmee gepaard gaande opbouw in het
tweedepijlerpensioen, over de levenscyclus verbeteren. Dit is belangrijk
omdat in Nederland veel vrouwen in deeltijd werken en een gedeelte
van de mensen voor deeltijdpensioen kiest. In het model houden we
verder rekening met leeftijds-, periode- en cohorteffecten.
Wat volgt er uit uw onderzoek?
We hebben het onderzoek nog niet afgerond. Een voorlopige conclusie die we kunnen trekken is dat het belangrijk is om rekening te houden met zelfselectie in deeltijd- en voltijdwerk. We vinden dat mannen met relatief goede ongeobserveerde karakteristieken vaker werken
voor hun zestigste jaar, maar dat zij de arbeidsmarkt ook relatief eerder
verlaten na hun zestigste. De mannen met relatief slechte ongeobserveerde karakteristieken, zoals het gebrek aan vaardigheden, blijven
dan over (negatieve zelfselectie). Wanneer we niet zouden corrigeren
voor zelfselectie zou het model deze negatieve zelfselectie-effecten niet
vinden onder mannen. Voor vrouwen is het selectie-effect nog sterker
positief dan voor mannen, zeker rond de leeftijd waarop kinderen geboren worden en opgroeien. Wanneer het model niet zou corrigeren
voor deze zelfselectie in deeltijd- en voltijdwerk zouden de resultaten
erop wijzen dat juist de vrouwen met slechte ongeobserveerde karakteristieken vaker zouden werken.
Welke lessen kan de beleidsmaker halen uit jullie onderzoek?
Het model stelt ons in staat de effecten van wijzigingen in de fiscale
regelgeving, zoals de hoogte van het opbouwpercentage of de franchise in het Witteveenkader, op de pensioenopbouw van verschillende
cohorten te simuleren. Zo kan er, op basis van empirische resultaten,
beter pensioenbeleid gevoerd worden.

Jaargang 99 (4683) 18 april 2014

Auteur