“Verplicht verzekerd tegen overstroming”, kopte het Algemeen Dagblad laatst. Het nieuws is dat iedereen met een inboedelpolis vanaf volgend jaar extra premie betaalt als dekking voor schade door overstroming. De discussie is of een verplichte verzekering wenselijk is.
De initiatiefnemer, het Verbond van Verzekeraars, meent van wel: “Solidariteit is een vereiste. Anders is zo’n verzekering voor mensen woonachtig in een risicogebied onbetaalbaar.” De Vereniging Eigen Huis, die vorig jaar samen met een verzekeraar de markt opende met een vrijwillige polis, meent van niet: “Hoe wenselijk is het dat mensen mee moeten betalen aan risico’s die ze niet lopen?”
Dat de discussie loopt, is begrijpelijk. In het buitenland mogen we dan te koop lopen met onze waardevolle ervaringen met dijkdoorbraken, in ons eigen kikkerland is niet gezegd dat rivieren binnen hun oevers blijven en zeeën achter de duinen. Het tegendeel is waar: weersextremen nemen toe, net als de kans op overstroming en de onvoorspelbaarheid ervan. Financieel ziet ons waterige lot zich weerspiegeld in een vertienvoudiging van de schadelast binnen enkele decennia. Risico-averse huishoudens zoeken daarom financiële zekerheid, die ze noch bij de overheid noch bij verzekeraars ooit eerder wisten te vinden. Verzekeraars wagen zich er nu eindelijk aan, maar zijn nog op zoek naar de ideale marktordening.
Ook begrijpelijk is dat de discussie hoog oploopt. Waar schade is zien verzekeraars geld. Of de polis vervolgens vrijwillig of verplicht is, bepaalt niet alleen de omvang van de premiepot maar ook de verdeling ervan. Zo verliest de vrijwillige polis waarin de Vereniging Eigen Huis participeert alle bestaansrecht zodra premiebetalers kunnen overstappen naar een goedkope club verzekeraars vol met solidaire polishouders. Andersom zien de verenigde verzekeraars een brede inkomstenbasis verloren gaan als ze de aanvullende overstromingspolis niet mogen verplichten. Dan geef je niet graag aan elkaar toe.
En dat de discussie vastloopt is al evenzeer begrijpelijk. De discussie gaat over rechtvaardigheid; een begrip met meerdere gezichten en uiteenlopende voorkeuren. Enerzijds is er weinig oneerlijks aan een hoge premie bij een hoog risico. Mensen kunnen de cv-ketel op zolder zetten, zandzakken inslaan of een waterbestendige vloer aanleggen. En mocht je denken dat het te nat onder de voeten zou kunnen worden dan is er altijd nog de optie om bij het woelige water vandaan te verhuizen. Anderzijds zijn mensen slecht op de hoogte van kleine kansen met grote gevolgen, ook bij overstromingsrisico’s, die we gauw onderschatten. Fricties op woningen arbeidsmarkten weerhouden ons van verhuizing. En het noodlot slaat haast per definitie onverwachts toe. In hoeverre moeten we kwetsbare huishoudens in kwelders, polders en uiterwaarden nu ontzien? Wat vinden we een eerlijke premie? Hoe solidair willen we zijn? Daar kom je niet zomaar uit.
Onbegrijpelijk echter, is dat de meest belangrijke overlegpartner voor de discussie wegloopt: de politicus. Niet alleen verzekerden en verzekeraars vragen verantwoordelijkheid voor schadelast maar ook de overheid. Als een overstroming rampzalig genoeg is, keert de overheid ad hoc uit volgens het criterium ‘redelijkerwijze verzekerbaar’, maar wat ‘rampzalig’ is en ‘redelijkerwijze verzekerbaar’ moet te zijner tijd maar blijken. Vooraf is het een kwestie van duimen of de overheid ons wel of niet financieel te hulp zal schieten. Zonder politiek besluit over de precieze rol van de wettelijke schaderegeling kan niemand de overstromingspolis op waarde schatten, en blijven verzekeraars verzanden in oeverloze discussies.
Zolang de politicus ontbreekt, is een einde aan de discussie zelfs ongewenst. Bij kwesties die gaan over een rechtvaardige verdeling versus een efficiënte allocatie is veel te zeggen om het eerste aan politici te laten en zeker niet aan een verenigde groep verzekeraars. Liever dat politici namens ons bepalen hoe solidair we zijn dan verzekeraars voor ons, opdat we op voorhand tenminste nog iets te zeggen hebben over wat ons daarna is opgelegd. En als uit politieke inmenging dan volgt dat we solidair willen zijn – iets dat verzekeraars aan polishouders niet vragen – dan kan verder nagedacht worden over de meest efficiënte manier om de gewenste mate van solidariteit te organiseren.
De overheid als herverzekeraar zodat verzekeraars lagere buffers en premies kunnen aanhouden? Het belastingstelsel als kanaal waarlangs we solidariteit organiseren? Verzekeraars die zich volop concentreren op de concurrentieslag om de kieskeurige consument? Het zou zo maar kunnen, als we dat willen, maar dan moet de discussie wel politiek gevoerd worden. Zo niet, dan moeten we ons bij natte voeten maar zien te warmen aan het onderlinge hulpbetoon zoals we dat uit 1825, 1953 en 1995 kennen: spontaan en menslievend, maar al even zo onzeker.
Auteur
Categorieën