Ga direct naar de content

Agglomeratievoordelen zijn terug

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 18 2002

Agglomeratievoordelen zijn terug
Aute ur(s ):
Rienstra, G.U. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij Ecorys Kolpron te Rotterdam. Hij dankt Maarten Scholten en Joep Thonissen voor nuttige opmerkingen b ij eerder
versies.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4343, pagina 56, 18 januari 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
steden

De afgelopen jaren groeiden steden sneller dan overig Nederland. Nog niet zo lang geleden was dat wel anders. Wat voor trendbreuk
heeft zich voorgedaan?
Gunstige omstandigheden om te wonen en te werken alsmede de nabijheid van gelijksoortige of complementaire functies zijn
verantwoordelijk voor het ontstaan en de groei van steden en stedelijke gebieden. De concentratie van bevolking en sociaaleconomische functies in steden zijn de oorsprong van de term agglomeratievoordelen. Hierover is de laatste twintig jaar veel
gepubliceerd 1. Ook de tegenhanger van het begrip, agglomeratienadelen, heeft in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw
veel aandacht gekregen. Economische groei hoeft namelijk niet automatisch tot betere omstandigheden voor bestaande en nieuwe
bedrijvigheid in steden te leiden. De kwaliteit van het vestigingsmilieu, in het bijzonder de beschikbare ruimte voor economische
activiteiten en de bereikbaarheid, speelt daarin ook een belangrijke rol.
Twee factoren
Tegenwoordig wordt met agglomeratievoordelen vooral gedoeld op zogenoemde urbanisatievoordelen, een begrip dat wijst op de
synergie door nabijheids-effecten van activiteiten in stedelijke gebieden 2. In steden vindt concentratie van economische activiteiten
plaats die afhankelijk is van de omvang en samenstelling van de stedelijke bevolking en van het stedelijk verzorgingsgebied, de
zogenoemde verzorgende activiteiten. Deze stuwende activiteiten met een groter marktbereik concurreren op een regionale, nationale of
internationale schaal. Economische groei in steden wordt daarom in principe door twee factoren bepaald, namelijk door veranderingen in
de omvang of de samenstelling van de bevolking en het stedelijk verzorgingsgebied (verzorgende deel) en door veranderingen in de
concurrentiekracht van economische activiteiten op andere markten (stuwende deel). Steden zijn van fundamenteel belang voor de
economische ontwikkeling in verband met hun agglomeratievoordelen en hun incubatiefunctie voor activiteiten met een groter
marktbereik dan de stad zelf.
Daarbij is in het bijzonder de ontwikkeling naar een economie met een hogere kennisintensiteit van belang. Deze kan een verklaring
bieden voor stedelijke groei 3. In hoeverre kunnen de Nederlandse grotere steden als motoren van een dergelijke transformatie naar een
kenniseconomie worden beschouwd?
De grote steden sinds 1995
In dit artikel wordt gekeken naar de ontwikkelingen sinds 1995 in de 25 grote en middelgrote steden in Nederland die volledig onder het
grotestedenbeleid vallen (de G25), en hun omgeving. Deze steden kunnen worden onderverdeeld in de vier grootste steden, de G4, en de
middelgrote steden, de G21. De omgeving is gedefinieerd als het overblijvende deel van de corop-gebieden waarin de steden gelegen
zijn. Voor een analyse vanaf 1995 is gekozen omdat naar de periode 1970-’95 reeds uitvoerig onderzoek is gedaan 4.
Naast de totale ontwikkeling van de steden is ook de sectorstructuur van de G25 geanalyseerd. Voor een gezonde economische
ontwikkeling is het immers van belang te beschikken over voldoende sectoren die nationaal groei vertonen (de zogenoemde
structuurcomponent) en die bovendien op stedelijk niveau kunnen groeien (de stedelijke component).
Agglomeratievoordelen lachen steden weer toe
Tussen 1970 en 1995 presteerden zowel de grote als de middelgrote steden slechter dan hun omgeving. Dit leidt in de genoemde
onderzoeken tot de constatering dat bij een bepaalde bevolkingsomvang van steden automatisch een neergang inzet. Dit zou het gevolg
zijn van agglomeratienadelen die deze steden, als zij een bepaalde bevolkingsomvang bereiken, op zich zien afkomen, zoals congestie en
gebrek aan ruimte.
Met name sinds 1997 lijken steden zich echter te herstellen van een langdurige groeivertraging. Zij scoren gemiddeld over de periode
1995-’99 hoger dan het Nederlandse gemiddelde (zie figuur 1). De verschillen tussen de 25 steden gezamenlijk en hun omgeving zijn
bovendien veel minder groot dan in het verleden. Wordt nader onderscheid gemaakt tussen de vier grootste steden, de overige steden

en hun respectievelijke omgeving, dan blijkt de groei het grootst te zijn geweest in de omgeving van de vier grote steden, gevolgd door
de vier grote steden zelf, de middelgrote steden en tenslotte de omgeving van de middelgrote steden. Waren er in de periode 1970-’95 in
een vergelijkbare groep van 22 steden slechts vier die beter scoorden dan het Nederlands gemiddelde, in de afgelopen vijf jaar waren dat
er tien!

Figuur 1. groei economie (1995-’99) en arbeidsvolume (1995-’98) in de G25 versus Nederland
Het algemene G25-niveau van economische ontwikkeling is gestegen, maar er bestaan grote onderlinge verschillen, die dwars door
categorale indelingen heen lopen. Zo doen de G4-steden Utrecht, Amsterdam en Den Haag het aanzienlijk beter dan Rotterdam. Ook in
vergelijkbare regio’s zijn grote verschillen waarneembaar: in Twente laat Enschede een veel hogere groei zien dan Almelo en Hengelo, in
Noord-Brabant bestaan grote verschillen tussen Eindhoven, Breda en ‘s-Hertogenbosch enerzijds en Helmond en Tilburg anderzijds.
Een nog gunstiger beeld voor de steden wordt zichtbaar bij een analyse van de groei van de werkgelegenheid, uitgedrukt in
voltijdsequivalenten, het zogenoemde arbeidsvolume werknemers. De grote steden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de
werkgelegenheidsgroei van de afgelopen jaren (figuur 1). Zij scoren daarbij niet alleen beter dan Nederland als geheel, maar ook beter
dan hun directe omgeving. Alleen de omgeving van de vier grote steden laat, evenals bij de economische groei, een hogere score zien.
De bij de economische groei geconstateerde onderlinge verschillen binnen de G4 en de regio’s Twente en Noord-Brabant zijn ook bij de
werkgelegenheidsontwikkeling waarneembaar.
Arbeidsaanbod
Grote steden kennen niet alleen een belangrijke werkgelegenheidsfunctie, zij zijn ook bronnen voor de aanbodzijde van de arbeidsmarkt.
Doorgaans biedt de stad als concentratie van heterogeen arbeidsaanbod een meer flexibele arbeidsmarkt dan het platteland. Een
kwantitatief voldoende en kwalitatief gedifferentieerde stedelijke arbeidsmarkt kan, zoals nu in tijden van schaarste aan arbeidskrachten,
écht als een concentratievoordeel worden benut. tabel 1

Tabel 1. De 25 onderzochte steden, aantal inwoners 2001
stad

aantal inwoners

Almelo
Amsterdam
Arnhem
Breda
Den Haag
Deventer
Dordrecht
Eindhoven
Enschede
Groningen
Haarlem
Heerlen
Helmond
Hengelo (O.)
‘s-Hertogenbosch
Leeuwarden
Leiden
Maastricht
Nijmegen
Rotterdam
Schiedam
Tilburg
Utrecht
Venlo
Zwolle

70.416
734.594
139.329
162.308
442.356
85.008
120.021
203.397
150.449
174.250
148.377
95.149
80.932
80.433
130.477
89.453
117.022
122.163
153.705
595.255
76.102
195.819
256.420
90.500
107.373

Bron: cbs, 2001.

Arbeidsproductiviteit
Een belangrijke indicator voor de aanwezigheid van agglomeratievoordelen wordt doorgaans gevormd door een hoge
arbeidsproductiviteit. Uit empirische studies in de Verenigde Staten en Frankrijk is gebleken dat steden een hogere arbeidsproductiviteit
tonen dan elders het geval is 5. De afgelopen jaren is vooral in de steden en hun directe omgeving, de stadsgewesten, een hoge
arbeidsproductiviteitsstijging gerealiseerd. Ook bij deze indicator is het verschil tussen steden en hun omgeving minimaal, een teken dat

de steden hun economische concurrentiepositie hebben verbeterd.
Sectoren
Sectoraal doet de groei van productie en werkgelegenheid zich in de steden met name voor in de commerciële dienstensector. Binnen
deze breed samengestelde sector zijn het vooral de zakelijke en in mindere mate de financiële dienstverlening die hoge groeicijfers laten
zien. In deze sector gaat het ten dele om hoogwaardige, kennisintensieve functies zoals advocatuur, consultancy, accountancy en
onderzoek.
De opkomst van hoogwaardige zakelijke diensten vormt een belangrijke verklaring voor het plotselinge succes van de grote steden,
overigens niet alleen in Nederland. Amerikaanse onderzoekers wijzen op een stedelijke renaissance, die leidt tot nieuwe vitale stedelijke
netwerken 6. Stedelijke gebieden vormen nog steeds de beste omgeving voor kennis-intensieve activiteiten ten behoeve van industrie en
dienstensector. Dit wordt onder meer veroorzaakt door een grote behoefte aan ‘face-to-face’ contacten en kennisuitwisseling in het
algemeen, waarvoor ruimtelijke nabijheid nog steeds een belangrijke voorwaarde vormt 7. Bij diensten in de vorm van onderzoek en
advies, voorbeelden van sterk groeiende economische activiteiten, is deze behoefte groter dan bij de traditionele productie van
goederen.
Belang van ict
Een andere belangrijke verklaring wordt gevormd door ict. Steden met een krachtige ict-sector lieten in de tweede helft van de jaren
negentig ook de hoogste groei zien 8. Er is echter ook sprake van groei in de minder hoogwaardige vormen van zakelijke dienstverlening,
zoals uitzendarbeid en schoonmaken. Deze meer faciliterende activiteiten, met over het algemeen een lagere opleidings-behoefte, vormen
mede een voorwaarde voor het goed functioneren van de hoogwaardige financiële en zakelijke diensten. Er is dus niet alleen sprake van
een groei van hoogwaardige arbeid; ook lager geschoolden zijn nodig om kenniseconomie te ontwikkelen.
Toekomstverwachtingen
Het is niet alleen belangrijk om te analyseren wat er in het verleden is gebeurd in de steden, ook de verwachtingen voor de toekomst zijn
van betekenis. Daarom is met behulp van shift-and-share analyse nagegaan hoe de stedelijke groei is samengesteld.
De nationale component heeft op de steden in het algemeen een sterker effect dan een gunstige sectorstructuur of een gunstig stedelijk
vestigingsklimaat. De op dit moment onzekere macro-economische vooruitzichten zijn ook voor de steden van grote betekenis. De G25
laat echter ook positieve resultaten zien bij de structuurcomponent en de stedelijke component. Ondanks een relatief gunstige
sectorstructuur worden evenwel relatief tegenvallende werkgelegenheidsresultaten bereikt. Groei bij het arbeidsvolume zit in de steden
minder dan verwacht mocht worden bij de sterkste nationale groeiers, financiële en zakelijke dienstverlening, maar meer dan gemiddeld bij
overheid, zorg, cultuur en overige niet-commerciële dienstverlening. Steden hebben als nationale en regionale verzorgingscentra een
belangrijke rol bij het aanbieden van niet-commerciële voorzieningen.
Wie profiteren het meest?
De verwachtingen voor de economische ontwikkeling van de G25 tot 2010 zijn op basis van de drie scenario’s Divided Europe, European
coordination en Global competition uit de lange termijnverkenning van het cpb gunstig te noemen: een hogere economische groei dan
landelijk en dan de omgeving van de steden (zie figuur 2). In de G4 liggen de groeicijfers fractioneel hoger. Daar profiteren vooral de
handel, de horeca en de zakelijke dienstverlening van de gunstige economische vooruitzichten bij een verdere Europese eenwording of
een globalisering van de economische structuur. De economische ontwikkeling in de G21 blijft daarbij enigszins achter. Het
arbeidsvolume groeit in de G21 daarentegen sterker dan in de G4. Daardoor is in de G25 wel sprake van een weer toenemende
arbeidsproductiviteit, zoals al eerder gememoreerd een indicatie voor agglomeratievoordelen.

figuur 2. Groei in de 25 grootste steden en Nederland als geheel op grond van drie CPB-scenario’s, verwachte jaarlijks
groeipercentages 1999-2010
De vier grote steden lijken derhalve de beste papieren te hebben: een gunstige sectorstructuur en een gunstig stedelijk vestigingsklimaat
maken bij bepaalde economische en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals verdere Europese eenwording en globalisering, hoge
groeicijfers mogelijk.
Tot slot
Het gaat te ver om de positieve economische ontwikkelingen volledig toe te rekenen aan het gevoerde grotestedenbeleid op nationaal,

regionaal en gemeentelijk niveau. Uit de analyse blijkt immers dat de nationale conjunctuur de belangrijke verklaring vormt voor de groei
van de stedelijke economie. Deze is maar moeilijk op stedelijk niveau te beïnvloeden. Wel kan op de lange termijn door actief acquisitieen accomodatiebeleid herstructurering worden gestimuleerd. De stedelijke component is echter ook van belang. Juist deze component is
beleids-matig te beïnvloeden. Kwaliteit van het ondernemerschap en een gunstig stedelijk vestigingsklimaat kunnen op stedelijk niveau
gestimuleerd worden. Sociale aspecten zoals leefbaarheid en veiligheid behoren ook bij de kwaliteit van het stedelijk vestigingsklimaat,
zowel voor bedrijven als burgers. Deze aspecten kunnen door stedelijke overheden nadrukkelijk worden verbeterd

1 Zie voor een overzicht van literatuur en gehanteerde begrippen: H.W. Richardson, Regional and urban economics, Penguin, New York,
1978; H. Armstrong en J. Taylor, Regio-nal economics and policy, Prentice Hall/Harvester Wheatsheaf, New York, 1993;
2 Lambooy, op cit., 1998, blz. 10.
3 S. Sassen, The global city, Princeton University Press, 1991.
4 SEO, Steden en stadsgewesten, economische ontwikkelingen 1970-2015, Sdu uitgevers,
5 Lambooy, op. cit., 1998.
6 M. Castells, The rise of the network society,
7 M.E. Porter, The competitive advantage of nations, Free Press, New York, 1990.
8 Het is echter de vraag of door de ineenstorting van de nieuwe economie dit fenomeen de komende jaren doorzet: de steden kunnen
door deze ontwikkeling ook kwetsbaarder voor economische fluctuaties geworden zijn.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur