Een belaste levensloop
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
Lans Bovenb erg is hoogleraar algemene economie aan het CentER van de Katholieke Universiteit Brab ant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4296, pagina 171, 23 februari 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
De inzetbaarheid van de beroepsbevolking moet worden vergroot, want het menselijk kapitaal van de Nederlandse bevolking is de kurk
waarop onze kenniseconomie drijft. De huidige krapte op de arbeidsmarkt drukt ons met de neus op dat feit. Dat geldt ook voor de
vergrijzing: om het productieve vermogen op peil te houden, moet een relatief kleine beroepsbevolking productief zijn. Ook voor de zo
gewenste hoge arbeidsparticipatie is menselijk kapitaal de sleutel. De grote toestroom van vrouwen naar de Nederlandse
arbeidsmarkt, de belangrijkste factor achter het succes van het bewierookte poldermodel, is vooral te danken aan scholing. Van de
stijging van de huizenprijzen die is uitgelokt door de hogere arbeidsparticipatie heeft ook de oudere generatie geprofiteerd: voor hen
is de scholing van hun dochters een uitstekende oudedagsvoorziening gebleken.
Het fiscale stelsel is nog ingesteld op de oude economie waarin niet menselijk kapitaal maar het eigen huis en pensioen de belangrijkste
vermogensbestanddelen waren. Het belastingstelsel past naadloos bij de klassieke indeling van de levensloop: eerst leren, dan werken
en vervolgens rusten. De fiscale subsidies voor pensioenbesparingen maken vroeg afschrijven op menselijk kapitaal aantrekkelijk.
Werknemers worden ontmoedigd levenslang te leren: de verdiencapaciteit hoeft immers toch niet lang mee. Belastingen bevestigen zo
een levensloop waarbij mensen in de middelste leeftijdsgroep zich uit de naad werken om zich de hypotheek en het pensioen te kunnen
veroorloven. Tussen neus en lippen worden dan ook nog kinderen opgevoed. Men verlaat daarna het arbeidsproces – soms genietend
van het Zwitserleven-gevoel maar vaak ook afgebrand via de achterdeur van de WAO. Het leven laat zich dan van haar tragische kant
zien: tijdens de jeugd had men geen geld om het leven te vieren, toen men deelnam aan het arbeidsproces was er geen tijd en daarna
ontbrak gezondheid.
De klassieke indeling van het leven lijkt dan ook allesbehalve optimaal, zeker in een moderne kennissamenleving. Om leren, werken,
zorgen en vrije tijd beter over het leven te spreiden, dienen werknemers meer in menselijk kapitaal te beleggen in plaats van al hun eieren
in het mandje van het pensioen of het eigen huis te stoppen. Alleen zo kunnen ouderen langer maatschappelijk actief blijven.
Fiscaal gefacilieerde spaarrekeningen kunnen hierbij een nuttige rol vervullen. Het recent ingevoerde verlofsparen is een eerste stap.
Burgers dienen over een grotere flexibiliteit te beschikken om fiscaal gefacilieerde spaargelden niet alleen in te zetten voor de afschrijving
op menselijk kapitaal, maar ook om dat kapitaal te onderhouden. Via vraagfinanciering komen zo meer private middelen beschikbaar voor
het postleerplichtig onderwijs. Ook de overheid kan voor elke scholier een zeker startkapitaal op een geoormerkte rekening storten, dat
op elk gewenst moment in het leven kan worden ingezet voor scholing. Jongeren worden zo gestimuleerd eerst een kijkje te nemen op de
werkvloer alvorens ze een verdere opleiding uitkiezen. Dit vormt de persoonlijkheid en vergroot de motivatie tijdens de studie.
Spaargeld kan ook worden ingezet voor zorgverlof. Ouders investeren zo meer in hun kinderen, zodat het goud van onze kenniseconomie
– de motivatie om te leren, aanpassingsvermogen, normen en waarden – reeds op zeer jonge leeftijd wordt gedolven. De spaarrekening
kan verder dienen als verzekering tegen werkloosheid en veroudering van menselijk kapitaal. Op middelbare leeftijd kan in nieuwe kennis
en vaardigheden worden geïnvesteerd, hetgeen kan renderen in de vorm van een tweede carrière. Terwijl de risico’s in de oude economie
zich vooral concentreerden aan het einde van het leven, staan in een moderne, flexibele economie ook de middengeneraties bloot aan
risico’s. Door risico’s in te dekken, bevorderen de spaarrekeningen ondernemingszin en ontlasten ze de sociale zekerheid. Afspraken over
deze rekeningen kunnen eventueel op cao-niveau worden gemaakt, zeker als werkgeversbijdragen worden benut voor het aanleren van
sectorspecifieke vaardigheden. Pensioenfondsen komen in beeld wanneer de eerste carrière is beëindigd en de tweede wordt gestart. Zij
kunnen een nieuwe rol vinden bij het beheer van de spaargelden en het begeleiden van werknemers bij het op peil houden van hun
verdiencapaciteit.
Werknemers en werkgevers zetten vut-regelingen momenteel om in individuele spaarregelingen. De overheid kan laten zien dat het haar
ernst is met het verhogen van de inzetbaarheid van de bevolking door werknemers toe te staan deze fiscaal gefacilieerde spaarregelingen
te investeren in het menselijk kapitaal van zichzelf en dat van hun eventuele kinderen. Naast het eerdergenoemde zorgverlof valt hierbij te
denken aan ‘sabbaticals’ en ander studieverlof. Door tegelijkertijd het ambitieniveau van fiscaal gefacilieerde pensioenen geleidelijk te
verlagen, komt er een cultuuromslag op gang waarbij mensen zich instellen op een langer arbeidzaam leven en hun verdiencapaciteit
koesteren door levenslang te leren. Zo legt de overheid de basis voor een welvarende vergrijzende samenleving en voorkomt ze dat
mensen door een gebrek aan vaardigheden verstrikt raken in de armoedeval. Een kennisintensieve, vergrijzende economie leeft niet van
pensioenbesparingen alleen, maar ook van menselijk kapitaal.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )