Ga direct naar de content

Column: Gul met andermans geld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 11 2008

column

Bernard van Praag

Gul met andermans geld
De meeste mensen willen graag goed doen, tenminste
ik ben zo naïef om dat te denken. En die wil tot goed
doen wordt nog veel sterker wanneer het je niets kost.
Een saillant voorbeeld van deze levenshouding wordt
gegeven door de heren Vinken, Kremers, Ribourdouille
en enige anderen, die samen het bestuur vormen van
de Stichting OPTAS. Zij hebben in het verleden een
grote en terechte reputatie in Nederland opgebouwd.
De kwestie-OPTAS zal daar echter naar verwachting
niets aan bijdragen.
De kwestie-OPTAS krijgt eigenlijk nog niet de aandacht
die zij verdient. Het Kamerlid Pieter Omtzigt tracht de
zaak op de politieke agenda te krijgen en heeft vra­
gen gesteld aan minister Donner. Die zit ermee in zijn
maag en vroeg om nader onderzoek. De zaak is niet
alleen belangrijk om de zaak zelve, maar ook omdat ze
helderheid kan verschaffen over een schemergebied
betreffende de zeggenschap over pensioenfondsen,
stichtingsvermogens, en dergelijke.
Bij OPTAS gaat het in principe om het volgende. De
havenarbeiders, werkzaam in de havens van Rotterdam
en Amsterdam, hebben in het verleden een gezamenlijk
pensioenfonds opgebouwd, waarvoor zij jarenlang pen­
sioenpremie apart hebben gelegd. Die pensioenen zijn
in de loop der jaren niet of zeer gebrekkig geïndexeerd.
In de jaren negentig is dit fonds omgezet in de pensi­
oenverzekeringsmaatschappij OPTAS en in 2007 is die
maatschappij overgenomen door AEGON. AEGON staat
dus garant voor alle (niet-geïndexeerde) pensioenbeta­
lingen in de toekomst. Nu blijkt OPTAS zeer behoorlijk
belegd te hebben, waardoor het vermogen in OPTAS
veel groter bleek dan de benodigde reserve voor de te
garanderen pensioenverplichtingen. Daaruit zou men
een belangrijk deel van de indexatie kunnen opvangen.
Er was een verschil van circa 1,3 miljard euro, dat
AEGON terugbetaalde aan een inmiddels opgerichte
Stichting OPTAS, waarvan de heer Vinken c.s. het
bestuur vormen. De vraag is nu: wat gebeurt er met
dit overschot? Het blijkt uit art. 2.4 van de in 2005
gewijzigde statuten dat de stichting het geld wil gaan
aanwenden voor “sociale, ideële en culturele doelein­
denâ€. Dat wil zeggen, zij sturen aan op een nieuw VSBfonds (ruim twee miljard euro) of een nieuw GAK-fonds
(circa 0,6 miljard euro).
Dat is nogal als een koude douche neergekomen bij de
deelnemers van het pensioenfonds en hun werkgevers,
die het geld bij elkaar gespaard hebben. Zij hadden
natuurlijk gedacht dat deze onverwachte meevaller in
eerste instantie zou worden besteed aan het indexeren
van hun pensioenen. Zij hebben een rechtszaak aange­

spannen tegen de Stichting OPTAS om het geld weer in
handen te krijgen. Op 10 januari 2008 zal de rechter
uitspraak doen.
Zij beweren dat het nooit in de bedoeling heeft gelegen
van Rotterdamse havenwerkers dat hun pensioenpre­
mies voor toekomstig mecenaat zouden worden aange­
wend. En dat klinkt inderdaad heel plausibel.
Formeel-juridisch ligt die zaak niet zo eenvoudig. De
havensector wilde de uitvoering van de pensioenvoor­
ziening graag in handen leggen van nette heren van
onbesproken reputatie, die zakelijk geen enkele relatie
hadden met het havengebeuren. En daarna hebben de
havenwerkers even niet opgelet, en toen zij wel weer
opletten, hadden de nette heren geen boodschap meer
aan ze. De statuten werden gewijzigd zodat het oor­
spronkelijke doel kon worden veranderd.
Ethisch gezien is het natuurlijk voor iedereen duidelijk
dat het bestuur geen enkel recht van spreken heeft
in deze. Zij waren geen eigenaar van die reserves, zij
waren slechts de beheerders.
We raken hier echter aan een meer principiële kwestie.
Wie is eigenaar van een ondernemingspensioenfonds
en hoe ligt dit bij een bedrijfstakpensioenfonds? Deze
kwestie is nu wel bijzonder relevant nu vele pensioen­
fondsen en bedrijven hun uitvoeringstaken uitbesteden.
Wat gebeurt er met het geld, in het bijzonder wanneer
er overschotten zijn? En de vraag wordt nog prangen­
der, wanneer zulke regelingen uitgevoerd gaan worden
op een beschikbare-premie-basis, waarbij de verzeke­
raar alle beleggingsrisico’s heeft toegeschoven aan de
verzekerde. In dit geval, dat zeer goed te vergelijken
is met een beleggingspolis, heeft de pensioenverze­
keraar slechts een inspanningsverplichting maar geen
uitkeringsverplichting. Het komt er dus op neer dat de
werknemer maar moet afwachten wat er na zijn 65ste
uit de beleggingen voor hem beschikbaar is gekomen.
Doordat de verzekeraar alle vrijheid heeft tot het aftrek­
ken van kosten en bovendien weinig prikkels heeft om
het beleggingsresultaat te optimaliseren, kan een heel
stuk, dat bedoeld was voor pensioenopbouw, worden
weggesluisd in inefficiencyverliezen en de winst van
de verzekeraar. In dit verband wijzen we op een recent
onderzoek van PWC, waaruit blijkt dat non-profitpen­
sioenfondsen een kostenpercentage hebben van circa
vier procent, terwijl verzekeraars op profitbasis daar
circa 25 procent voor nodig hebben.
Uiteraard is het geval van OPTAS maar een voorbeeld.
Helaas vindt men elke maand wel weer nieuwe voor­
beelden van zich onaantastbaar voelende regenten.

ESB

11 januari 2008

29

Auteur