Netwerk-economie en concurrentie
Aute ur(s ):
Boot, A.W.A. (auteur)
Hoogleraar Ondernemingsfinanciering en Financiële Markten, Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4237, pagina 3, 7 januari 2000 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
De discussie over het bestaan van een ‘nieuwe economie’ lijkt wel een nieuw gezelligheidsspel: journalisten en politici tegenover
sceptische economen. Welke econoom neemt eindelijke de nieuwe economie serieus? Geen nueva economia deze keer, maar de
netwerk-economie. Netwerken, de paradepaardjes van de nieuwe economie, zouden de bestaande economische wetten op hun kop zetten.
Distributiekanalen, bijvoorbeeld, met alleen maar toenemende meeropbrengsten: hoe groter en meer vertakt, hoe beter. Vergeet de
afnemende meeropbrengsten die in het traditionele economen-vocabulaire een rem zetten op ongebreidelde marktmacht. De
marktleider met een groot netwerk is een onneembare vesting. Denkend over netwerken, denk dan vooral ruim: het Microsoft
Windows besturingssysteem, wie kan er omheen? Inderdaad, wil je behoren tot de computergeneratie dan zul je je moeten neerleggen
bij wat anderen gebruiken. Kortom, netwerkeffecten zijn echt.
Maar wat staat ons te wachten? Zullen de wereldwijde fusiegolf en de nog grotere distributie-netwerken die hieruit voortkomen
concurrentie in de kiem smoren? Of bieden de informatietechnologische ontwikkelingen juist een bescherming tegen ongebreidelde
marktmacht?
Echt nieuw is deze problematiek niet. Netwerken zijn niet nieuw, noch zijn de mogelijke toenemende meeropbrengsten een nieuw
fenomeen. Neem bijvoorbeeld het meest verouderde economieboek en zoek naar het begrip natuurlijk monopolie. Het is een standaard
onderwerp uit de economische theorie. Wat lag hier meestal aan ten grondslag? Inderdaad, toenemende meeropbrengsten en
netwerkeffecten: van de distributie van elektriciteit en water tot die van telefoondiensten. In de leerboeken wordt gesproken over
activiteiten waarvoor toetreding buitengewoon moeilijk is. Bijvoorbeeld, het is normaliter niet rendabel om een concurrerend
waterleidingennet aan te leggen. De eigenaar van het bestaande net heeft daardoor een grote markmacht. De moderne netwerkeconomie
duidt op hetzelfde.
Waar het echt om gaat is dat er sprake is van ‘capture’, door het ontbreken van concurrerende alternatieven. Niet nieuw misschien, maar
de nieuwe economie heeft ongetwijfeld gelijk dat netwerken belangrijker worden. Maar belemmeren ze concurrentie? Het verrassende
antwoord is: voorlopig niet, maar straks des te meer. Voor het moment geldt dat dezelfde snelle informatietechnologische ontwikkelingen
die netwerken mogelijk maken zorgen voor concurrerende alternatieven. Zo werd in een recente uitspraak in de anti-trust zaak tegen
Microsoft opgemerkt dat standaarden tamelijk fragiel zijn. Daarmee werd bedoeld dat de snelheid van de technologische ontwikkeling
zodanig is, dat de bestaande standaard (Windows) door nieuwe innovaties kan worden verdrongen ondanks de netwerkeffecten van de
bestaande standaard. Dat Microsoft toch werd veroordeeld had te maken met allerlei slinkse tactieken waarmee ze de concurrentie in de
wielen probeerde te rijden.
Een ander voorbeeld is het bankwezen. Informatietechnologische ontwikkelingen stellen banken in staat een veel groter
distributienetwerk effectief aan te sturen. Maar dit betekent niet dat bancaire en andere distributienetwerken aan macht hebben
gewonnen. In tegendeel, distributienetwerken zijn misschien wel minder effectief geworden in het tegenhouden van concurrentie.
Informatietechnologie maakt het namelijk mogelijk allerlei – concurrerende – netwerken te creëren. Banken kunnen hierover meepraten: zij
realiseren zich nog niet half welke bedreiging de internetdistributie kan zijn voor hun kantorennet. Voor kpn Telecom zijn de bedreigingen
al buitengewoon duidelijk: de mobiele netwerken zijn een geduchte concurrent voor haar ‘oude’ vaste netwerk. Voor de telefonie betekent
dit dat het natuurlijk monopolie-achtige karakter van de bedrijfstak drastisch is veranderd. De aandelenbeurzen – toch ook een soort
netwerk – kunnen hierover ook meepraten. Met een beetje investering in hardware en een handig softwarepakket kan ‘zo maar’ een
concurrerende internetbeurs worden opgezet. Natuurlijk hebben de bestaande beurzen een netwerkachtig voordeel: iedereen wil
handelen daar waar anderen handelen. De dynamiek die uitgaat van informatietechnologische ontwikkelingen lijkt echter zwaarder te
wegen. De netwerkvoordelen van de traditionele aandelenbeurzen hebben het zwaar te verduren tegen de mogelijkheden die de nieuwe
technologie biedt aan potentiële toetreders.
Maar waar komen de bedreigingen dan vandaan? Niet op de eerste plaats van de fusiegolf. Was het in het verleden niet zo dat met
uitroeiing bedreigde industrieën consolideerden net voor de ondergang? Misschien zijn de zwaar fuserende banken wel de
dinosaurussen van vandaag. Maar wat dan wel? Het kritische moment zal zijn als de technologische ontwikkelingen wat tot rust zijn
gekomen. Vanaf dat moment zal nieuwe toetreding heel moeilijk worden. Netwerkeffecten zullen domineren, en nieuwe toetreders, zonder
evident technologisch voordeel, komen er niet meer tussen. Op de Mededingingsautoriteit, de NMa, rust een zware taak. Hoe kan zij nu
omstandigheden creëren die concurrentie in de netwerkeconomie van morgen mogelijk maken?
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )