column
Eric van Damme
Gescheiden werelden
Marshall’s Principles of Economics uit 1890 opent met
“Political economy or economics is a study of mankind
in the ordinary business of lifeâ€. De vele definities van
economie die nu op internet te vinden zijn, stellen het
onderwerp van studie minder centraal; ze presenteren
economie als keuzetheorie, als methode van analyse,
als datgene wat economen doen. In iets meer dan een
eeuw is het vakgebied geprofessionaliseerd en hebben
vele specialismen hun intrede gedaan. De ene specialist (de journalist) slaat de ander (de wetenschapper)
met verbazing gade en vraagt zich af: “what is the
purpose?†(Maassen van den Brink, 2007)
De generatie economen die dit jaar afstudeert bestaat
uit MSc’s en MPhil’s. De MPhil’s ronden een tweejarige
onderzoekersopleiding af en mikken op een carrière in
de wetenschap. Velen hopen aan een top 10-universiteit in de VS verder te kunnen studeren, liefst met
een beurs, maar ook tegen een slavenbestaan ziet men
niet op. Velen menen dat excellente beheersing van
wiskundige technieken essentieel is om überhaupt daar
een kans te maken en uiteindelijk de ordinary business
of life te kunnen doorgronden. Gelukkig is de mens
kortzichtig en van nature optimistisch; men ziet wel de
Nobelprijs, maar niet de veel waarschijnlijker carrière
in het voetleger dat ‘saaie wetenschap’ produceert.
De eerste groep zoekt het dichter bij huis. Met (slechts)
een eenjarige MSc-titel op zak, zoeken zij de uitdaging
in beleid en praktijk. De opleiding is daar ook op ingericht: wat minder methoden en technieken, en wat meer
ordinary business of life. Slechts een klein deel van hen
voelt zich geroepen als beleidseconoom het publieke
belang te dienen. Waarom zou je ook: relatief slecht betaald, moeilijk werk en je doet het toch nooit goed. Ook
deze studenten zijn zelfverzekerd, en ook zij zullen het
wel redden, maar soms hou ik mijn hart vast: hebben zij
wel voldoende bagage meegekregen zodat ze weten wat
ze niet weten? Kunnen ze de uitdagingen aan?
Wel een paradox: hoe groter het belang, en hoe groter
de toegevoegde waarde van intellect, hoe minder de
slimme studenten er zich toe aangetrokken lijken te
voelen. We zien het marktfalen bij ons eigen ministerie
van Economische Zaken, dat de grootste moeite heeft
om zelfs eerste-fase economen aan zich te binden. In
een dergelijke situatie dreigt gebrek aan economische
visie, en worden pleidooien, als dat van de REA, voor
opheffing van het ministerie begrijpelijk. Dat zou echter
kortzichtig zijn; juist investeringen zijn nodig. Goede
beleidsvoorbereiding vereist kennis die ver uitstijgt
boven het simpele vraag-aanboddiagram. De synthese
waar het beleid om vraagt kan alleen op basis van
een stevig analytisch fundament gesmeed worden, en
250
ESB
20 april 2007
daarvoor zijn doctors in de economie nodig.
Het ministerie kan deze toch inhuren? Helaas is ook
hier sprake van martkfalen. Stel je werkt bij EZ, je hebt
een interessant probleem en denkt ‘misschien weet
mijn toenmalige afstudeerbegeleider wel een oplossing,
zal ik hem eens mailen?’. Die wetenschapper bevindt
zich echter in een heel andere wereld. Voor haar telt
uitsluitend wetenschappelijke erkenning. Het is publish
or perish, maar publiceren alleen is niet voldoende, je
moet ook geciteerd worden, en wel in een wetenschappelijk tijdschrift uit de ISI-database. (Jolink, 2007). De
kans dat werk geïnspireerd door een Nederlands beleidsprobleem, indien al publiceerbaar, daar geciteerd
wordt, is praktisch nihil. Onze wetenschapper doet er
bijgevolg verstandig aan niet op de mail te reageren.
Het risico van divergerende werelden dreigt.
In de VS is concurrentie intenser, specialisatie verder
doorgevoerd en het risico afgewend. Doet men iets
beter? Men profiteert van een grotere markt, waardoor
beleidseconomie zich tot een volwaardig academisch
specialisme kon ontwikkelen. Als gevolg hiervan is ook
de mobiliteit tussen de twee werelden daar veel groter.
Michael Salinger, uitstekend academicus en momenteel
directeur van het economisch bureau van de Federal
Trade Commission stelde onlangs: “It is clear that sound
economic research can be highly influential, but the
research that ends up being influential and the research
valued in academia are not necessarily the same (….).
In academia, we get excited when our papers show up
having many citations in the Social Science Citation
Index. At the FTC, we get excited when the Supreme
Court cites our work in its decisionsâ€.
Met de Europese eenwording is de grotere markt voor
beleidseconomie hier slechts een kwestie van tijd,
hoewel de taaldiversiteit het proces vertraagt. Ook
prestigieuze beleidsposities voor academisch economen worden in Europa al gecreëerd, zij het nog mondjesmaat. Economen reageren op prikkels, zoveel heeft
het door ESB tellen van toppen wel duidelijk gemaakt.
ESB kan bijgevolg een belangrijke bijdrage leveren aan
het verbonden houden van het Economenrijk door het
publiceren van de lijst van economen die vaak door
de Hoge Raad of het Europese Hof van Justitie, of in
Kamerstukken, geciteerd worden.
LITERATUUR
Jolink, A. (2007) Bij de gratie van citatie, ESB 92 (4507), 204- 207
Maassen van den Brink, H. Saaie wetenschap, ESB 6 april 2007,
p.218
Salinger, M. Consumer Protection Economics
at the FTC, www.ftc.gov/speeches/salinger/
060408ConsumerProtectionEconomicsattheFTC.pdf