DNB-conjunctuurindicator
Vertrouwen, voetbal
en conjunctuur
Gerbert Hebbink
Deze rubriek wordt periodiek samengesteld door
Robert-Paul Berben, Gerbert Hebbink, Ard den Reijer
en Ad Stokman van de Nederlandsche Bank.
g.e.hebbink@dnb.nl
Het toenemende vertrouwen in de Duitse economie verbetert de vooruitzichten voor de Nederlandse conjunctuur. Het WK voetbal speelt wellicht een rol, maar het
vertrouwensherstel is niet alleen daarop gefundeerd.
D
e stemming onder Nederlandse en Duitse ondernemers
verbetert nog steeds. Sinds medio 2005 trekt het producentenvertrouwen in beide landen aan. Dit wordt weerspiegeld
in de opgaande lijn van de DNB-conjunctuurindicator. Naast
de rente en de geldhoeveelheid is de conjunctuurindicator ook
gebaseerd op het Nederlandse en het Duitse producentenvertrouwen, dat voor Duitsland is gemeten volgens de indicator
van het Ifo-instituut. In april steeg het producentenvertrouwen
in Duitsland al weer voor de vijfde achtereenvolgende maand.
De Ifo-indicator is daarmee op het hoogste niveau gekomen
sinds de euforie kort na de eenwording in 1991. Dit is een signaal dat de Duitse economie, de belangrijkste handelspartner
van Nederland, zich robuust ontwikkelt en op dit moment bezig
is aan een conjuncturele opleving. Het traditionele voorjaarsrapport van de zes Duitse economische instituten is dan ook
optimistisch van toon en gaat uit van 1,8 procent groei in 2006.
Daarmee zou de Duitse economie het hoogste groeicijfer van
de laatste zes jaar laten zien, een flinke verbetering na de tegenvallende 0,9 procent groei in 2005. Het is duidelijk dat ook de
Nederlandse economie daarvan profiteert.
In het licht van het voorafgaande, is het wat teleurstellend
dat de beschikbare economische cijfers tot nu toe nog maar
weinig signalen afgeven van een krachtig herstel van de Duitse
economie. Wegens het grote verschil tussen de ‘zachte’ vertrouwenscijfers en de ‘harde’ economische cijfers, is er zelfs enige
twijfel ontstaan aan het realiteitsgehalte van de huidige verwachtingen van de Duitse producenten en is de Ifo-indicator al eens
hernoemd tot de “Ufo-indicatorâ€. Hoewel mag worden verwacht
dat vertrouwensindicatoren enigszins voorlopen op realisaties
– niet voor niets is de Ifo-indicator opgenomen in de DNB- 
conjunctuurindicator – is de huidige opleving van het vertrouwen
wel opvallend groot.
Een mogelijke verklaring zou gerelateerd kunnen zijn aan
het komende WK-voetbal, volgende maand in Duitsland. Bij
het WK in Frankrijk (1998) kreeg de economie een flinke
impuls, terwijl het EK van 1996 in Engeland een vergelijkbaar
effect had. In Frankrijk trokken de consumptieve bestedingen
al ruim voor het WK aan, waarna het land uiteindelijk ook het
kampioenschap won. Ook voor Duitsland zou het daarom in
de rede liggen dat ondernemers verwachten dat de bestedingen
en de export profiteren van extra werkgelegenheid, toerisme en
verkoop van apparatuur en ‘merchandising’. In het algemeen is
er in de economische literatuur weinig bekend over het verband
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
realisatie t/m maart 2006
2
1
0
‘84
‘86
‘88
‘90
‘92
‘94
‘96
‘98
‘00
‘02
‘04
‘06
-1
-2
-3
indicator t/m sept. 2006
tussen voetbal en economische groei in het organiserende land.
Recent onderzoek vindt bijvoorbeeld geen bewijs voor een positief effect van nieuwe sportstadions op de lokale economische
groei. Deze studies richten zich op de Amerikaanse sportinfraÂ
structuur, omdat daar vergeleken met Europa in het laatste
decennium fors in is geïnvesteerd. Een andere studie vond achteraf zelfs een negatief economisch effect van het WK van 1994
in de VS. In plaats van de beloofde positieve impuls van vier
miljard dollar, ondervonden de negen gaststeden een negatief
effect van vijf à negen miljard dollar. Het wordt pas beter als het
organiserende land ook gunstige resultaten op het voetbalveld
laat zien. Volgens een ruwe schatting van ABN AMRO kan
de winnaar van het WK een groei-impuls voorzien van zo’n
0,7 procentpunt. Het ziet er echter niet naar uit dat deze groeibonus voor Duitsland is weggelegd – en eerlijk gezegd ook niet
voor Nederland.
Dit zou betekenen dat er inderdaad sprake is van een
‘vertrouwenshype’. Gelukkig zijn er meer en betrouwbaarder
fundamenten aan te wijzen voor het vertrouwensherstel in
Duitsland. Zo ziet het er naar uit dat de Duitse economie zich
nu ook buiten de exportsector herstelt, onder andere omdat de
investeringen in de bouwsector weer toenemen. Daarnaast is
het vertrouwensherstel, anders dan in voorafgaande oplevingen,
deze keer breder gefundeerd. Het vertrouwen in zowel de dienstensector, de industrie en de bouw neemt toe. Tot slot begint nu
ook in Duitsland het aantal vacatures op te lopen, een teken van
herstel op de arbeidsmarkt, een ontwikkeling die in Nederland
al langer zichtbaar is. n
Gerbert Hebbink
ESB  19-5-2006
235