Reactie
Aute ur(s ):
Nooteboom, B. (auteur)
Hoogleraar b edrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4230, pagina 856, 19 november 1999 (datum)
Rubrie k :
Katern Economie in bedrijf
Tre fw oord(e n):
reactie
Dit artikel is een reactie op:
F.A. Maljers, Fusies, overnames en allianties, ESB, 19 november 1999, blz. 853.
Ik ben het eens met de heer Maljers dat er een continuüm is van samenwerking en integratie, dat loopt van incidentele transacties in
markten tot volledige integratie in een enkele organisatie. Daarover is ook breed overeenstemming in de literatuur. Op dat continuüm
raken fusies, overnames en allianties elkaar. Een tussenvorm is een joint venture, waarin twee ondernemingen een nieuwe
onderneming creëren, in gedeeld eigendom. We kunnen het continuüm ook zien in meer dan één dimensie: langs één as concentratie
van eigendom in de vorm van aanspraken op residuele winst, en langs de andere as concentratie van residuele zeggenschap. We vinden
dan een veld van vormen, inclusief associaties, consortia, franchising en Japanse keiretsu.
Ik ben het ook eens met Maljers dat allianties soms vooraf gaan aan overnames. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Eén is dat
de overnemende partij eerst enige tijd van samenwerking nodig heeft om de waarde, en daarmee de overnameprijs van de over te nemen
partij te bepalen. Een tweede is dat na verloop van tijd een van de partners zijn belangstelling voor de samenwerking verliest. Een derde
is dat er rivaliteit ontstaat die alleen opgelost kan worden door overname door een van de partijen.
Een vraag is: onder welke omstandigheden is welke vorm de beste? Ik ben van mening dat er te snel gegrepen wordt naar een acquisitie.
Eén van de redenen voor acquisitie is verdacht, zoals ook Maljers aangeeft: behoud of uitbreiding van macht of positie door de top van
bedrijven. Een betere reden lijkt dat het managen van een geïntegreerde onderneming, onder de hiërarchie van een duidelijke leiding,
vaak gemakkelijker is dan samenwerking tussen meer autonome partijen. Dat wil niet zeggen dat het ook beter is. Lossere samenwerking
op enige afstand, met behoud van een grote mate van autonomie, heeft voordelen van flexibiliteit en een grotere variatie van
kennisbronnen, ten behoeve van leren en innovatie door nieuwe combinaties. Meer flexibiliteit om nieuwe patronen van samenwerking te
creëren en bestaande te ontvlechten. Meer variatie in kennisbronnen doordat men meer ruimte laat voor verschillen in markt,
netwerkrelaties en vormen van activiteit en organisatie. Flexibiliteit en leren zijn belangrijker naarmate technologie en markten sneller
veranderen. Het is niet gemakkelijk om die samenwerking vorm te geven en te besturen, maar we leren steeds beter hoe je dat kunt doen.
Dit neemt niet weg dat ook een fusie of overname een goede vorm kan zijn. Dat is vooral het geval wanneer samenwerking tussen
autonome partners te moeilijk is omdat hun activiteiten meer substituten dan complementen zijn (zoals in het geval van concurrenten, met
dezelfde producten in dezelfde markten). Dan is de dreiging van conflict groter – er is meer sprake van een nulsom-spel. Dan is ook het
risico van overdracht van concurrentiegevoelige informatie groter, terwijl die toch nodig is voor vruchtbare samenwerking. Ook dat risico
kan bij integratie gemakkelijker beheerst worden. En bij meer gelijke activiteiten is ook de kans op onoverbrugbare verschillen in
werkwijze en cultuur kleiner, en die vormen vaak de oorzaak van het mislukken van fusies/overnames. Het grotere succes van fusies en
overnames bij meer gelijke activiteiten wordt ook bevestigd door de heer Maljers.
Kortom, er zal naar mijn verwachting een verschuiving optreden van fusies/overnames naar lossere vormen van alliantie, door de grotere
snelheid van verandering en de grotere complexiteit van technologieën en markten, een verbeterd inzicht hoe die vormen van
samenwerking kunnen worden bestuurd, en hopelijk, zoals Maljers suggereert, een meer kritische houding van commissarissen bij fusies
en overnames.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)