Ga direct naar de content

Oorzaken van armoede

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 8 1999

Oorzaken van armoede
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A. (auteur)
Hoofdredacteur ESB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4222, pagina D28, 30 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Oorzaken van armoede
Tre fw oord(e n):
epiloog

Kindersterfte door ondervoeding kennen we in Nederland niet meer en landlopers komen we nog slechts tegen in vooroorlogse
streekromans. Maar ook vandaag zijn er nog veel Nederlanders die in een uitzichtloze situatie leven. Mensen die wel te eten hebben,
een dak boven het hoofd, waarschijnlijk zelfs een tv, maar die niet de (geld)middelen hebben om hun situatie te verbeteren en
volwaardig in de samenleving mee te doen.
Armoede is in eerste instantie een politiek probleem. “Mensen zijn arm omdat anderen menen dat daaraan iets moet veranderen”, betoogt
Derksen met recht. Armoede is verder vooral een geldprobleem, en daarmee onderscheidt het zich van allerlei andere problemen van
uitsluiting en ongeluk waar economen weinig over te melden hebben. Gelukkig maar, want dit dossier is al zwaar genoeg. De vraag die
hier centraal stond was of economen zicht hebben op de ‘structurele oorzaken’ van armoede. Een antwoord op die vraag is belangrijk,
want beleid heeft weinig zin als die oorzaken ongestoord van kracht blijven.
Tot de structurele oorzaken worden meestal de technologische ontwikkeling, toenemende concurrentie op de wereldmarkt en andere
politieke voorkeuren voor herverdeling in eigen land gerekend. Om met die wereldmarkt te beginnen: de meeste economen zijn van
mening dat armoede in de rijke landen niet of nauwelijks aan toenemende concurrentie van arme landen te wijten valt. Het artikel van
Garretsen en Peeters geeft daarvoor enkele analytische redenen, maar zelfs al zou er een relatie zijn, dan is afscherming van die
concurrentie vooral voor arme landen nadelig. En hogere productiekosten in rijke landen, door protectionisme, kost uiteindelijk de
consumenten geld. Juist ook de arme consumenten.
Interessanter is de rol die de technologie speelt. Laag gekwalificeerde arbeid wordt minder belangrijk en daardoor minder waard ten
opzichte van hoog gekwalificeerde arbeid. Voor beleidsmakers is dat een uitkomst, want als deze technologische ontwikkeling ‘de’
oorzaak van armoede is dan is scholing ‘de’ oplossing. Inderdaad valt op dit vlak veel te winnen. Zoals Soete en Ter Weel betogen juist
door die scholing op het ‘adaptievermogen’ van lager opgeleiden te verbeteren. Ook belangrijk is door de dropouts op de middelbare
school veel strakker te begeleiden, want hun uitval nu is armoede later.
Helaas is scholing geen wonderolie. Want scholing heeft grenzen – helaas juist bij mensen die wat minder begaafd zijn. Daarom is er,
naast scholing, meer nodig. Herverdeling dus, maar net als scholing kent ook herverdeling grenzen. Het creëert nogal eens verkeerde
prikkels. Een voorbeeld is de ‘armoedeval’. De opeenstapeling van uitkeringen en inkomensafhankelijke regelingen zorgen er voor dat
mensen, die de overstap willen maken van een uitkering naar een betaalde baan, daar vaak nauwelijks wijzer worden. De maatregelen om
armoede te bestrijden houden de armoede dan juist in stand. Herverdeling ontmoedigt in veel gevallen niet alleen het aanbod van arbeid,
maar ook de vraag ernaar omdat de ‘wig’ van belastingen en sociale premies de loonkosten opdrijft. In de jaren tachtig werd duidelijk dat
de Nederlandse economie mede daardoor niet tegen een economische terugval was opgewassen. De collectieve financiën waren
onbeheersbaar geworden. Het beleid reageerde met bezuinigingen, waaronder ook kortingen op uitkeringen, strengere toelatingseisen
daarbij.
De ‘structurele oorzaak’ van armoede die daarmee aan de orde is, is de wet dat verkeerde prikkels zich vroeg of laat wreken. Voor
beleidsmakers, die dit onder ogen zien, biedt dit de uitdaging om de herverdeling zodanig in te richten dat ze goed doet waar dat nodig is,
zonder kwaad te doen waar dat vermeden kan worden. Gemakkelijk gezegd, maar in de praktijk is het veranderen van prikkels een
buitengewoon moeilijke opgave. Nog lastiger is het om de manier, waarop mensen op prikkels reageren, te veranderen. Is dat de reden
waarom economen de ‘economie van het genoeg’, die Goudzwaard voorstelt, te moeilijk vinden? Vermoedelijk. Maar er is brede
overeenstemming onder de auteurs in dit nummer dat velen in Nederland nog te ver verwijderd van het ‘genoeg’ zijn. Zolang economen
iets aan de economische positie van mensen willen veranderen, blijft armoede een thema in de economie.

ESB-Dossier: Oorzaken van armoede
Ten geleide
A. Doelman-Pel, Armoede in het debat

Inleiding
R.H.J.M. Gradus en N.H.J.M. Huppertz, Het meten van armoede
J.L. de Kruijk, Hoe arm zijn de armen?
Handel
J.H. Garretsen en J. Peeters, Globalisering en armoede
R. Went, Globalisering doet meer dan je denkt
Technologie
L.L.G. Soete en B. ter Weel, Technologie vraagt om meer persoonlijke vaardigheden
B. Cantillon, Armoede en ondergewaardeerde vormen van werk
Beleid
B.M.S. van Praag, Ouderen en alleenstaanden: pas op voor de armoedeval!
W. Derksen, Mensen zijn arm omdat andere mensen dat vinden
Maatschappij
B. Goudzwaard, Armoede vanuit maatschappelijk perspectief
R. Janssen, De achterzijde van de verrijking
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Oorzaken van armoede

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur