Gegeven paard is ook wat waard
Aute ur(s ):
Reitsma, A.M.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4195, pagina 201, 19 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
landbouw , visserij
De Wet Herstructurering Varkenshouderij, die de afgelopen weken in het nieuws was, maakt deel uit van een pakket aan maatregelen
om milieuproblemen, de slechte situatie op het gebied van dierenwelzijn, de kwetsbare dierengezondheidssituatie en de aantasting van
landschap aan te pakken. Daarbinnen is deze wet uitsluitend gericht op het aanpakken van het milieuprobleem, in casu de overmatige
uitstoot van fosfaat uit mest. Hierbij gaat het om veertien miljoen kilo fosfaat.
Om die uitstoot te beperken heeft de overheid verhandelbare varkensrechten toegekend. De hoeveelheid varkens is daarbij in eerste
aanleg gelimiteerd tot 90% van het aantal dat, binnen de eerder geldende normen voor mestproductierechten, in 1996 of 1995 werd
gehouden. In essentie is er dus, via beperking van het aantal varkens, sprake van het tenietgaan van een deel van eerdere – om niet
verstrekte – mestproductierechten. Dat was nodig omdat het in januari 1998 ingestelde programma van mineralenheffingen te
fraudegevoelig en daarmee onvoldoende was om de in EG-verband afgesproken doelstellingen te halen. Het aanbod van mest is
dusdanig te groot dat de overtollige mest slechts zou kunnen worden kwijtgeraakt door een heffing te betalen of, om dit te ontgaan, het
aantal varkens te verminderen. Om de daarmee samenhangende kosten te vermijden bestaat bij boeren een grote prikkel om mest illegaal
uit te rijden en vindt op grote schaal overbemesting plaats. Een eerder door de overheid financieel ondersteund initiatief tot
grootschalige mestverwerking kwam niet van de grond en minder mineraalrijk voer bood evenmin soelaas. Het was duidelijk dat er iets
structureels moest gebeuren 1.
De rel gaat dan ook niet zozeer daarover alswel over het effect van de nu gekozen weg; via korting op het aantal varkens treedt een
vermindering van inkomen op. Mag de overheid zomaar inkomen wegnemen of moet zij daarvoor een vergoeding bieden?
Laten we voorop stellen dat de overheid de korting op zichzelf nog relatief netjes heeft aangepakt; als boeren een gering aantal varkens
hadden en er binnen hun mestproductierecht nog ruimte bestond voor uitbreiding, dan wordt in het licht van de gedane investeringen
van een korting van 10% afgezien 2. Voor het overige was het iedere boer bekend dat de fosfaatuitstoot moest worden teruggebracht. Er
kan dan ook niet gesteld worden dat de overheid bruut het investeringsklimaat verandert door de oude spelregels aan de kant te gooien
3.
Voor het overige is de ingeslagen weg, met het eerder uitdelen van mestproductierechten en het omzetten daarvan in een – lager aantal varkensrechten, door de overheid zwabberend bewandeld. Als we de verhandelbare varkensrechten zien als een voortzetting van de
(verhandelbare) mestproductierechten onder een andere naam, dan kunnen we stellen dat de overheid ervoor heeft gekozen
eigendomsrechten aan varkenshouders toe te kennen. Zijn de rechten eenmaal op deze wijze verdeeld en blijkt dat de schade van
negatieve externe effecten toch nog te hoog ligt, zodat minder rechten gewenst zijn, dan dient de overheid de gratis verstrekte rechten
(weer) op te kopen waarna een maatschappelijk optimum resulteert. De varkenshouders worden in dat geval gecompenseerd voor hun
vermindering van rechten en derven geen inkomsten.
Men kan zich echter afvragen waarom een sector waarvan de productie al jarenlang negatieve externe effecten genereert, de
varkensrechten überhaupt cadeau moet krijgen. Hier is geen sprake van een sector die door overmacht en gewijzigd beleid uit de weg
geruimd wordt, maar van een sector die er niet in is geslaagd externe effecten op een goede manier te internaliseren.
Het internaliseren van deze effecten had ook op andere, minder genereuze wijze kunnen plaatsvinden. Een alternatief was geweest om de
varkensrechten aan de varkenshouders te veilen. In een dergelijk systeem had de overheid de opbrengsten van veiling verkregen. De
sector was echter nooit beter af als bij een korting op de gratis verstrekte rechten. Het andere alternatief, dat zou hebben kunnen vigeren
als heffingen niet zo fraudegevoelig waren, was het opleggen van een regulerende heffing, zodanig dat eveneens een maatschappelijk
optimum was bereikt. Afhankelijk van de exactheid waarmee de heffing zou worden vastgesteld, was het surplus voor de boeren even
groot of beduidend kleiner geweest als in het systeem waarin de gratis verkregen rechten gekort worden.
Gegeven dat hoe dan ook een van de maatregelen had moeten worden doorgevoerd, is dat van een ongecompenseerde korting op
varkensrechten de meest halfbakken. Maar voor de varkenshouders wellicht ook de minst ingrijpende. Misschien moet dit gegeven
paard nog maar eens goed in de bek gekeken worden
1 Te vinden in http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/1998/par98003.htm
2 http://www.minlnv.nl/thema/dier/veehoud/varkens/hardheid/doshvw90.htm
3 De nadelen van een brute handelwijze komen aan de orde in L.A. Bovenberg, R.A. de Mooij en G.H.A. van Hagen, Vergroening door
verzoening, ESB, 1 mei 1995, blz.400-404.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)