Ga direct naar de content

Buren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 21 1998

Buren
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4175, pagina 829, 6 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
duitsland, economische, orde

Joan Robinson verzon ooit de uitdrukking ‘beggar thy neighbour’. Daarmee wordt een beleid bedoeld dat jezelf verrijkt ten koste van
de omgeving. Boze tongen beweren dat de Nederlandse loonmatiging daarvan hèt voorbeeld is. Het zou zou, door op de exportmarkten te
onderbieden, parasitair zijn, en op lange termijn averechts uitwerken door achterblijvende innovatie en de wraak der buren.
Van de Belgen hebben we weinig te duchten, maar oostwaarts ligt dat anders. Met het aantreden van de rood-groene coalitie in
Duitsland lijkt het uur der wrake te naderen. De nieuwe minister van Financiën, Oskar Lafontaine, maakt zich op voor de strijd tegen de
lage lonen in Duitsland – en daarbuiten. Bij zijn aantreden eigende hij zich extra bevoegdheden toe, om als een volwaardige
‘Schatzkanzler’ op gelijke voet te komen staan met zijn buitenlandse collega’s. Bondskanselier Gerhard Schröder steunt Lafontaine, maar
meldde op de televisiezender NTV wel afgemeten “einen Schatz gibt es nicht und Kanzler bin ich”.
Minder grappig dan dit woordspel zijn de economische denkbeelden van Lafontaine. Deze zijn te vinden in een boek, dat hij met zijn
vrouw schreef 1. Economie volgens Lafontaine moet op drie pijlers rusten.
De eerste is een ‘productiviteit-georiënteerde loonpolitiek’. Daarmee worden loonstijgingen bedoeld die gelijk zijn aan inflatie plus
productiviteitsstijging (in plaats van marktgerichte looneisen die door de concurrentieverhoudingen bepaald worden). Bij Lafontaine is
het vooral een mooi woord voor hogere lonen (hij juicht looneisen van ruim 6% in de metaal en overheidsvoorzieningen toe). Samen met
belastingverlaging zou dat de vraag moeten stimuleren, zodat de winsten zich herstellen, want “Gewinn machen die Unternehmen nur,
wenn die Leute Geld ausgeben” 2.
De tweede pijler is “einer Geldpolitik, die im Rahmen des Stabilitätsgebots expansiv ist”. We hebben er de afgelopen dagen veel over
gehoord, ook van Lafontaines staatssecretaris Claus Noé, die de onafhankelijkheid van de Bundesbank met grof geschut onder vuur
neemt. ‘Entpolitisiertes Geld’, aldus Noé, is een belediging van de parlementaire democratie 3. Het artikel van Noé zal door sommigen ook
als een belediging zijn ervaren, maar dan van de uitgebreide economische literatuur over centrale bank onafhankelijkheid. De andere
staatssecretaris van financiën, Heiner Flassbeck (tot voor kort hoofd van de conjunctuurafdeling van het Deutsche Institut für
Wirtschaftsforschung, het buitenbeentje van de ‘zeven instituten’ die zich laten vergelijken met ons CPB) pleit al lange tijd voor een
lagere rente. En overigens ook voor hogere lonen.
De derde pijler, tot slot, is coördinatie van sociaal-economisch beleid in Europa. Zonder coördinatie zal het nieuwe Duitse beleid door
loonmatiging en ‘sociale dumping’ in de buurlanden onderuit gehaald worden. We kunnen onze borst dus natmaken, met deze nieuwe
buren, want Nederland voert precies het beleid dat Lafontaine, Noé en Flassbeck verafschuwen: marktgerichte looneisen, strakke
geldpolitiek en een neiging tot beleidsconcurrentie. De vraag is of de Nederlandse loonvorming de plannen van Lafontaine verstoort en
een serieuze burenruzie op til is.
Enig inzicht in cijfers is behulpzaam. De loonsom per werknemer steeg bij ons sinds 1990 met gemiddeld 2,6% per jaar. In Duitsland was
dat 5,1% 4. De arbeidskosten (per eenheid product, verwerkende industrie) daalden bij ons een half procent per jaar, in Duitsland stegen
ze met 2,5% per jaar. Volgens de ‘beggar thy neighbour’-theorie moet dit tot uiting komen in de export. Inderdaad groeide deze in
Nederland fors, gemiddeld 5,2% per jaar. Maar ook Duitsland liet zich niet onbetuigd, met jaarlijks 3,4%, hetgeen gezien de grote
aanpassingen na de val van de Muur zo slecht niet is.
Sinds 1994 groeit de Duitse export zelfs sneller dan de Nederlandse (7,7% resp. 6,5%). Dit heeft te maken met een sterk verbeterde
arbeidsproductiviteit in de industrie 5. Daarbij komt, inderdaad, de gematigde loonontwikkeling, die Duitsland sinds kort beleeft.
Overigens niet onder druk van Nederland (de afzetmarkten verschillen daarvoor teveel), maar op grond van de werkloosheid en
liberalisering van de arbeidsverhoudingen. De projecties voor de werkgelegenheid wijzen naar een voorzichtig maar onmiskenbaar
herstel. Wel zijn volgens de OESO nog structurele aanpassingen nodig, met name in het belastingregime en in de doelmatigheid van de
overheid.
Een loonschok zal Duitsland niet verder op weg helpen. Integendeel, veel van de huidige problemen zijn te herleiden tot de
loonstijgingen begin jaren negentig. Ook goedkoper geld is niet de oplossing: de korte rente is zowel nominaal als reëel op een historisch
dieptepunt. Om een verstandig economisch beleid te voeren, moeten de nieuwe beleidsmakers in Duitsland niet centrale bankiers of
buurlanden aanklagen, maar een blik in eigen boezem werpen. Een politiek van ‘blame thy neighbour’ heeft nog nooit economisch succes

opgeleverd

1 O. Lafontaine en C. Müller, Keine Angste vor der Globalisierung, Wohlstand und Arbeit für alle, J.H.W. Dietz, 1998.
2 Interview met Focus, 19 oktober 1998, blz. 26-28.
3 C. Noé, Geld ist Politik, Die Zeit, 29 oktober 1998.
4 1990 tot en met 1998, ontleend aan CPB, MEV 1999, bijlage B.
5 OESO, Economic Surveys: Germany, Parijs, 1998.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur