Vrouwen als luxegoed
Aute ur(s ):
Ruyter van Steveninck, M.A. de
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4151, pagina 369, 8 mei 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie
Vrijwel overal ter wereld zijn vrouwen slechter af dan mannen. Zelfs in een relatief vrouwvriendelijk land als Nederland zijn vrouwen
vaker werkloos, hebben minder leuk en aansprekend werk en een lager salaris. Maar in veel ontwikkelingslanden is de situatie nog
veel erger. Vrouwen zijn daar bovendien ook veel vaker analfabeet, krijgen minder goede voeding binnen of worden minder vaak
gevaccineerd. Een voorkeur voor mannelijke nakomelingen leidt in veel landen zelfs tot moord op meisjesbabies. En als er binnen een
gezin te weinig geld is voor goede voeding en gezondheidszorg voor iedereen, wordt er het eerst op de vrouwelijke gezinsleden
bezuinigd.
Het is in dit licht bezien niet verrassend dat het Nederlandse ontwikkelingshulpbeleid voor een groot deel is gericht op de verbetering
van de positie van de vrouw. In het hulpjargon is het zelfs een ‘speerpunt’ van het beleid. Hulpprojecten mogen niet leiden tot een
verslechtering van de positie van de vrouwen. Daarnaast worden veel andere projecten specifiek op de noden en behoeften van
vrouwen gericht.
Helpt dit? In het gunstigste geval vermoedelijk niet al te veel. Het gaat hier om culturele en religieuze achtergronden en tradities, die vaak
sinds eeuwen muurvast in samenlevingen verankerd zijn. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het kleine beetje hulp van Nederland hier
doorheen kan breken. De bestaande machtsstructuren in de partnerlanden veranderen immers niet. De dialoog met de ontvangers wordt
vooral met mannen gevoerd, en deze zullen er niet happig op zijn hun bevoorrechte positie op te geven. Het stellen van voorwaarden aan
de hulp kan met een beetje fantasie makkelijk worden omzeild.
Intussen gaat de infanticide in India, China, en Pakistan (om maar eens drie belangrijke ‘partnerlanden’ te noemen) gewoon door. Kan dit
voorkomen worden? Het is nooit een serieus onderwerp van discussie geweest, maar het zou een idee kunnen zijn om, binnen het budget
van ontwikkelingssamenwerking, dergelijke landen technologie ter beschikking te stellen zoals die in Nederland bestaat in de
genderkliniek in Utrecht. Ethisch ligt dit onderwerp erg gevoelig. Zo heeft minister Borst van Volksgezondheid bovengenoemde
genderkliniek, die ouders in staat stelde het geslacht van hun kinderen te bepalen, uit principiële redenen laten sluiten. Ook de bekende
geneticus Hans Galjaard heeft zich in dergelijke termen uitgelaten 1. Maar iedereen zal moeten toegeven dat de situatie in Nederland en
een land als India niet goed te vergelijken zijn. Een abortus teneinde een ‘eerst een jongen, dan een meisje’-gezin te bereiken, is niet
hetzelfde als een abortus om (een grote kans op) een moord te voorkomen. Natuurlijk valt een wereld waar mannen en vrouwen in al hun
levensstadia volledig gelijke kansen hebben te prefereren, boven de wereld waar we nu in leven. Praktisch relevanter is wat een
bovengenoemde maatregel voor effecten zal sorteren.
In de eerste plaats zal op korte termijn het aantal moorden op meisjesbabies sterk verminderen, of misschien wel helemaal verdwijnen.
Verder zullen de meisjes die wel ter wereld komen het beter krijgen, zowel omdat ze ‘gewenst’ zijn, als omdat er per gezin meer middelen
beschikbaar komen. In veel gezinnen wordt gestreefd naar het krijgen van tenminste een bepaald aantal zonen, om de familielijn voort te
zetten, of om risico’s binnen het verdienen van het gezinsinkomen te spreiden. Als bij elke geboorte de kans op een jongetje en een
meisje even groot is, betekent dit dus dat minder (ongewenste) meisjes geboren hoeven te worden.
Op lange termijn zijn de consequenties minder duidelijk, maar niet noodzakelijkerwijs zo negatief als soms gesteld wordt. Binnen een of
twee generaties zal de bevolkingsopbouw in deze landen veel onevenwichtiger worden. Sinds Gary Becker weten we dat ook binnen het
huwelijk vraag- en aanbodfactoren een rol spelen. Ook de tijd dat men dacht dat marktkrachten in ontwikkelingslanden afwezig waren ligt
al lang achter ons. Het feit dat vrouwen schaarser worden impliceert dat hun waarde zal stijgen. In concreto: niet elke man zal een gezin
kunnen stichten. In China is het nu al zo dat, als gevolg van het één-kind beleid, een ouderpaar met een zoon significant minder kans
heeft kleinkinderen te krijgen. Mannen zullen tegen elkaar moeten opbieden, ofwel in geld ofwel in goed gedrag. Als zij in deze opzichten
te weinig te bieden hebben, zullen ze met lege handen blijven staan.
In geval van goed functionerende markten, zullen vrouwen er dus in alle opzichten op vooruitgaan. Maar markten functioneren niet altijd
zo goed, zeker niet in ontwikkelingslanden (anders waren ze vermoedelijk ook niet arm meer!). Met name het principe dat elke transactie
door beide partijen vrijwillig moet worden aangegaan, wordt nogal eens geschonden. Veel huwelijken in de Derde Wereld worden door
de ouders gearrangeerd. Maar dit is een relatief onschuldig voorbeeld. In China gaan steeds vaker verhalen dat de georganiseerde
misdaad jonge vrouwen in afgelegen streken kidnapt om ze te verkopen in gebieden waar grote mannenoverschotten bestaan.
Dit is niet zozeer het gevolg van onvoldoende wetgeving, alswel van onvoldoende naleving van bestaande wetten. Een goed
functionerende overheid is daarom hierbij een eerste vereiste. ‘Good governance’ blijft belangrijk, daarvan is men zich bij
Ontwikkelingssamenwerking al bewust. Nu nog wat minder dogmatisme
1 H. Galjaard, Alle mensen zijn ongelijk, Uitgeverij Muntinga, 1996.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)