Ga direct naar de content

De grijze coalitie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 27 1994

De griize coalitie
Wie in het regeerakkoord van PvdA, WO en D66
zoekt naar originele gedachten, verrassende ideeën
of een heldere visie op waar het met de Nederlandse
samenleving naar toe moet, kan beter een ander
boekwerk pakken. De hoop van velen dat een paarse coalitie, eindelijk vrij van de dominantie van het
CDA, een golf van economische en politieke vernieuwing teweeg zou brengen, komt er in elk geval op
papier niet uit. Nu is dat op zich zelf niet erg, want
volgens een bekend vaderlands lied tellen niet de
woorden, maar de daden. Bovendien vallen economische en politieke vernieuwing toch niet van bovenaf
op te leggen. Waar het – althans op economisch gebied – om gaat is of het nieuwe kabinet voor burgers
en bedrijven zo gunstig mogelijke voorwaarden weet
te scheppen om te profiteren van de kansen die de
snelle technologische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen bieden. Hoe gaat de paarse coalitie dat aanpakken?
Een eerste vereiste voor economisch succes is bestendig macro-economisch beleid. Onder de achtereenvolgende kabinetten-Lubbers waren de ankers
van dit beleid de vaste koppeling van de gulden aan
de D-mark en de vermindering van het overheidstekort richting EMU-norm (3markten is dit beleid gehonoreerd met een ijzersterke
positie van de gulden en de laagste rente in Europa.
De paarse coalitie zet dit beleid voort. Vermindering
van het begrotingstekort krijgt echter geen hoge prioriteit. De coalitie is al tevreden als de 3o/o-norm in
1998 wordt gehaald. Dit betekent dat de staatsschuld
als percentage van het bbp pas vanaf 1997 gaat dalen. Bovendien wordt het advies van de Studiegroep
Begrotingsruimte, om op de begroting ruimte te creeren voor conjuncturele tegenvallers, in de wind geslagen. Nu de economie aantrekt en er meevallers
zijn te verwachten, was er een l<;ansgeweest om af te
komen van die hijgerige bezuinigingsronden
die de
kwaliteit van de besluitvorming zozeer aantasten
(AOW, WAO). Paars laat die kans echter lopen.
Naast het creëren van gunstige macro-economische condities is een tweede hoofdtaak van het kabinetsbeleid het scheppen van een goed vestigingsklimaat voor economische bedrijvigheid. De scherper
wordende internationale concurrentie maakt dit
steeds belangrijker. Hieronder vallen de zorg voor
een schoon milieu, goede infrastructurele voorzieningen, een goed opgeleide beroepsbevolking, voorspelbare wetgeving, veiligheid op straat, goede sociale
verhoudingen e.d. Ook op dit punt biedt ‘paars’ weinig verrassingen. Het regeerakkoord wijst erop dat
de aansluiting op de ontwikkeling van de elektronische infrastructuur niet mag worden gemist, maar
laat het verder aan de markt over om die aansluiting
te vinden. Ook lezen we dat de kennisinfrastructuur
beter toegankelijk moet worden voor het midden- en
kleinbedrijf. Stond dat ook al niet in de drie voorgaande regeerakkoorden?

E5B 17-8-1994

Een derde voorwaarde voor economisch succes
is, dat burgers en bedrijven voldoende geprikkeld
worden om voortdurend te blijven zoeken naar betere economische prestaties. In economisch jargon
heet dat dat de ‘incentive structure’ goed moet zijn.
Juist op dit terrein liggen de grootste knelpunten van
de Nederlandse economie. Daarom is het bijzonder
interessant wat paars op dit punt te berde brengt.
Het eerste spoor is lastenverlichting. Zoals bekend, behoort de collectieve-lastendruk
in Nederland
tot de hoogste in het OESO-gebied. Gegeven de toenemende mobiliteit van kapitaal en arbeid, vormt
een excentrieke lastendruk steeds meer een concurrentienadeel. Hogere belastingen betekenen immers
lagere netto beloningen. Na de nalatigheid van de
achtereenvolgende
kabinetten-Lubbers op dit punt
moet de paarse coalitie een inhaalbeweging maken.
Door ombuigingen op de rijksbegroting en in de sociale zekerheid maakt de coalitie ruimte voor lastenverlichtende maatregelen die oplopen tot f 9 miljard
in 1998. Dat is een flink bedrag, maar niet genoeg
om Nederland op internationaal concurrerend niveau
te brengen. Belangrijk is vooral dat de wig kleiner
wordt, waardoor het sneller rendabel wordt mensen
in dienst te nemen.
Meer prikkels betekent ook grotere inkomensverschillen. Paars accepteert dat, maar met tegenzin. De
koppeling moet gedeeltelijk intact blijven; alleen
voor bepaalde sectoren en voor beperkte tijd kan dispensatie van de Wet op het minimumloon worden
verleend; de lastenverlichting moet rekening houden
met draagkrachtverschillen
en het koopkrachtverlies
zal zoveel mogelijk worden beperkt. Dit is niet de
veel grotere differentiatie in beloningsverschillen die
de OESO in haar recente ‘review’ voor Nederland
aanbeveelt. De sterke toename van ‘flex-werk’, parttime contracten, zwart en grijs werk, oproepcontracten, werken op uitzend- en uitleenbasis e.d., toont
aan dat de markt zelf uitwegen zoekt voor de huidige inflexibiliteit.
Het meest uitgewerkt zijn de plannen voor de sociale zekerheid. Conform de aanbevelingen van de
parlementaire enquêtecommissie wordt de aanpassing van de ‘incentive structure’ gezocht in een andere organisatie van de uitvoering. De Ziektewet wordt
geprivatiseerd en bij de WAO is sprake van premiedifferentiatie en contractvrijheid bij de keuze van een
verzekeraar. Het valt te verwachten dat dit zal bijdragen tot een geringer beroep op de sociale zekerheid.
Of het genoeg is, zal de tijd leren.
Al met al staat ‘paars’ voor een voortzetting van
het macro-economische beleid en wat meer dynamiek in de sociale zekerheid. De aanpak van de
hoge lastendruk en de problemen op de arbeidsmarkt overtuigen echter niet. Daar blijft een grauwsluier over de Nederlandse economie hangen.
L van der Geest

Auteur