Ga direct naar de content

De multiregionale onderneming

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 15 1993

De multiregionale onderneming
In de jaren zeventig werd de opkomst van multinationale ondernemingen vaak donker afgeschilderd.
Deze, naar verwachting, wereldomspannende ondernemingen zouden een bedreiging vormen, omdat zij
gebruik makend van schaalvoordelen een dusdanige
omvang zouden bereiken, dat hun economische
macht die van nationale staten zou overtroeven.
Dank zij geliberaliseerde kapitaalmarkten, relatief
kge transportkosten en onbegrensde mogelijkheden
van telecommunicatie, zouden multinationals zich
daar vestigen waar de comparatieve voordelen van
beschikbare kennis en kapitaal het grootst zijn. Aldus zou een handvol statenloze mega-ondernemingen de wereld in zijn greep krijgen. Tot op heden is
deze ontwikkeling uitgebleven .
Hiervoor zijn een aantal verklaringen aan te voeren. In de eerste plaats is het argument van schaalvoordelen en transportkosten minder hard dan het
lijkt. Voor veel ondernemingen geldt dat lang voordat van een mondiale schaal gesproken kan worden,
de optimale ondernemingsomvang al is bereikt. Zo
zijn in het bankwezen kleine nationale ondernemingen niet per se minder rendabel dan hun grote internationale collega’s . In de elektronicasector speelt
R&D en daarmee de produktieschaal weliswaar een
grote rol. Toch blijken veel kleine ondernemingen
hier heel goed te kunnen overleven, vooral door beter het oor te luisteren te leggen bij de wensen van
de steeds veeleisender consument Oniche’-markten)
en door meer het accent te leggen op marktgerichte
in plaats van technologiegerichte produktvernieuwing. Verder is het, ongeacht de omvang van de onderneming, vaak efficienter om gedeelten van het
produktieproces uit te besteden aan derden, in
plaats van alles zelf te doen. Daar staat tegenover
dat het relatieve belang van transportkosten vermindert, gezien de trendmatige toename van de toegevoegde waarde van eindprodukten. Dit werkt ogenschijnlijk in het voordeel van mondiaal exporteren.
Toch blijft decentralisatie van ondernemingsactiviteiten van belang door de steeds hogere (‘just-in-time’)
eisen, die aan de afstemming tussen toeleverancier,
producent en afnemer worden gesteld.
Ten tweede wordt niet voldaan aan de veronderstelling van een volledig ge’integreerde wereldeconomie, waar ondernemingen zich kunnen laten leiden
door comparatieve voordelen van kapitaal en arbeid. Weliswaar is het kapitaalverkeer grotendeels
vrij – dit heeft de internationalisering dan ook sterk
bevorderd – maar voor het verkeer van goederen en
diensten bestaan er nog talloze belemmeringen. De
internationalisering van ondernemingen heeft dan
ook vaak eerder het karakter van het omzeilen van
marktbelemmeringen, dan het uitbaten van comparatieve voordelen. Enerzijds gaat het om politieke
belemmeringen zoals subsidies en importrestricties.
Anderzijds kan met lokale vestigingen tegemoet worden gekomen aan meer natuurlijke barrieres zoals

ESB 14-4-1993

de beweeglijkheid van de wisselkoers, onbekendheid met consumentenvoorkeuren en onzekerheid
over de strategic van concurrenten. De vestiging van
Japanse multinationals in Europa laat overigens zien
dat buitenlandse ondernemingen van de politieke
nood een economische deugd kunnen maken.
Ten derde lijkt het crop dat internationaliserende
ondernemingen vaak nog sterk gericht zijn op hun
positie op de thuismarkt. In het spel van internationalisering zijn drie economische regio’s ontstaan, te
weten Zuid-oost Azie, Noord-Amerika en Europa.
Multinational ondernemingen zouden in alle drie
ongeveer even sterk vertegenwoordigd moeten zijn
om werkelijk mondiaal genoemd te kunnen worden.
De cijfers over directe-investeringstromen wijzen
echter uit dat ondernemingen veel meer investeren
in landen in de eigen regio dan buiten de regiogrens. Japanners investeren meer in Azie, Amerikanen meer in Latijns-Amerika en Duitsers meer in
Oost-Europa. Blijkbaar spelen culturele en historische banden of fysieke bereikbaarheid nog steeds
een rol. Zo bouwt men concurrentievermogen op
om in een latere fase de overige regio’s van de triade
des te krachtdadiger tegemoet te treden.
Wellicht een stap op weg naar een echte multiregionale onderneming zijn allianties tussen ondernemingen uit de triade. Hiermee is nog nauwelijks
ervaring opgedaan. Allianties combineren de natuurlijke voordelen die betrokken partijen op hun thuismarkt hebben, zoals kennis van en toegang tot de
markt. Verder kunnen op deze wijze onzekerheden
verbonden aan grote mondiale projecten worden gereduceerd en kunnen schaal- en synergievoordelen
in onderzoek en ontwikkeling worden benut. Daar
staat tegenover dat, zoals elk strategisch samenwerkingsverband, dergelijke mondiale ‘joint ventures’
waarschijnlijk instabiel zullen blijken te zijn.
Het beeld dat slechts enkele ondernemingen de
markten zullen domineren, lijkt nog niet aan de
orde. Door de internationalisering is de concurrentie
juist toegenomen. Ook de idee dat de macht van
deze ondernemingen bedreigend zou zijn, is genuanceerd. Sterker nog, investeringen van multinational
ondernemingen worden niet alleen gezien als een
bijdrage aan economische integratie, maar ook als
een bijdrage aan de economische ontwikkeling van
het gastland. Vooralsnog lijkt de toekomst te worden
bepaald door regionale ondernemingen, die vanuit
een sterke thuismarktpositie en door middel van
mondiale samenwerkingsverbanden, hun positie op
de wereldmarkt veilig proberen te stellen.
T.P. van Walderveen

1. The Economist, Survey multinationals, 27 maart 1993.
2. Zie bij voorbeeld H.W. de Jong, De concentratie in het

bank- en verzekeringswezen, ESB, I mei 1991, biz. 445-449.

Auteur