Ga direct naar de content

Ondernemingsverwachtingen voor 1993

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 16 1992

-Dedrijfsleven

Ondernemingsverwachtingen
voor1993
Elk najaar houden de Kamers van
Koophandel en Fabrieken de Enquete Regionale BedrijfsOntwikkeling
(ERBO)1. Dit jaar waren ruim 66.000
ondernemers bereid gegevens over
1992 te verstrekken en hun prognose voor 1993 te geven. In het kader
van ERBO is aan ondernemers gevraagd naar hun verwachtingen betreffende de omzet, de export, de investeringen en de werkgelegenheid
in 1993. De uitkomsten hiervan worden hierna besproken. Daarna
wordt de zogenaamde ‘index van
het ondernemersvertrouwen’ gepresenteerd. Deze geeft een samenvattend beeld van het verwachtingspatroon in het totale Nederiandse
bedrijfsleven.

De verwachtingen voor 1993
Omzet
De omzetverwachting voor 1993 is
minder positief dan in de voorafgaande jaren. Bijna een derde van
het bedrijfsleven rekent op een omzetstijging, terwijl 11% een omzetdaling verwacht. Bij het merendeel van
de bedrijven zal derhalve sprake zijn
van een stabilisatie van de omzet.
De minder gunstige vooruitzichten
doen zich over de gehele breedte
van de economic voor. Uiteraard
zijn er per sector verschillen waarneembaar.
De groothandel is verreweg het
meest optimistisch. Dit optimisme
voor 1993 steekt opvallend af tegen
de door de ondernemers zelf gesignaleerde nulgroei in 1992. Kennelijk
verwacht de groothandel te kunnen
profiteren van een verdere liberalisering van de Europese interne markt.
Binnen de Industrie laten vooral de
chemie, de voedings- en genotmiddelenindustrie en de papier- en grafische Industrie optimistische geluiden horen. Deze procesindustrieen
zijn traditioneel sterke delen van de
Nederiandse Industrie die in tegenstelling tot de meeste andere delen
nog concentratietendensen vertonen 2 . De recente fusie van het pa-

piertrio, Buhrmann-Tetterode, KNP
en de VRG-groep tot een groot produktie- en handelsconglomeraat laat
zien dat deze tendensen nog niet ten
einde zijn.
De meest pessimistische geluiden komen van de metaalindustrie, de nonfood detailhandel, de agrarische sector en de bouwnijverheid. De
conjuncturele en structurele problemen in de basismetaal hebben natuurlijk gevolgen voor omzetverwachtingen. De kleine metaal heeft
te lijden van de tegenvallende export van investeringsgoederen (met
name machines) en een tegenvallende markt voor halffabrikaten (met
name voor de bouwnijverheid)3.
De mindere vooruitzichten in de
non-food detailhandel en de bouw
hebben een sterke conjuncturele
component. Voor de bouw komt
daar de structurele teruggang in de
sociale woningbouw bij en overcapaciteit in het kantoorsegment. De mindere vooruitzichten in de agrarische
sector zijn sterk gekleurd door de
dreigende vermindering van Europese beschermingsmaatregelen.
Export
Bij de exportverwachting voor 1993
kunnen wij een onderscheid maken
tussen het aandeel bedrijven dat verwacht te zullen exporteren en de ontwikkeling van de waarde van de export (de z.g. exportsom). Opvallend
is dat 25% van de bedrijven in de exporterende sectoren verwacht te zullen exporteren . Dit is twee procentpunten meer dan de in 1991 uitgesproken verwachting voor 1992. Dit
optimisme is gelijkelijk verdeeld over
grote en kleine bedrijven, terwijl met
name kleine agrarische bedrijven,
kleine groothandelsbedrijven en de
grote bouwnijverheid relatief hoge exportverwachtingen hebben.
Het grote ongebruikte exportpotentieel bij het kleine bedrijfsleven lijkt
in 1993 nog onvoldoende te worden
aangesproken . De verwachtingen
betreffende de exportsom zijn duidelijk minder positief dan in het voorafgaande jaar. Dit pessimisme is weer
breed verdeeld over de sectoren. De
chemie is relatief het meest optimistisch. Dit sterk op de export gerichte
deel van de industrie was dan ook
optimistisch in zijn totale omzetverwachtingen.
Investeringen
Bij de investeringsverwachting voor
1993 kunnen wij weer een onderscheid maken tussen het aandeel bedrijven dat verwacht te zullen inves-

teren en de zogenaamde investeringssom: 48% van de bedrijven verwacht investeringen te zullen doen
in 1993- Dit is drie procentpunt lager
dan de voorspelling voor 1992. In
vergelijking met de voorgaande jaren is dit een forse daling van de investeringsgeneigdheid. De daling
wordt bijna volledig veroorzaakt
door een afgenomen investeringsgeneigdheid van kleine bedrijven. Uitzonderingen hierop zijn weer de
kleine groothandelsbedrijven. Blijkbaar voelt het kleine bedrijfsleven
zichzelf kwetsbaarder in de huidige
conjuncturele onzekerheid dan het
grote bedrijfsleven.
Wat betreft de investeringssom zijn
de vooruitzichten voor vrijwel alle
sectoren voor 1993 slechter dan die
voor 1992 waren.
Werkgelegenheid
Bij de werkgelegenheidsverwachting
voor 1993 is er een duidelijk verschil
tussen grote en kleine bedrijven.
Grote bedrijven zijn veel pessimistischer dan kleine. In vijf van de zes
sectoren (agrarische sector, industrie, bouwnijverheid, groothandel en
detailhandel) is het percentage grote
bedrijven dat rekent op een personeelsdaling hoger dan het percentage dat rekent op een personeelsgroei. Het omgekeerde geldt voor
alle zes sectoren betreffende het kleine bedrijfsleven; hiermee zien wij
dus dat het kleine bedrijfsleven een
werkgelegenheidsbuffer biedt bij
conjuncturele tegenslagen. De voorspelling is volledig in overeenstemming met het beeld van ‘de zeven
vette jaren’ (1984-1991). De gemiddelde werkgelegenheidstoename in
die periode bedroeg 94.000 banen
per jaar waarvan bijna 60% bij het
MKB werd gerealiseerd .

1. De resultaten van de ERBO worden ge-

presenteerd in Het bedrijfsleven in Nederland in 1992, Vereniging van Kamers
van Koophandel, Woerden, 1992.
2. Zie Stuurgroep Nederland industrieland, Een keuze voor de industrie; strategische positiebepaling in Europeesperspectief, Staatsuitgeverij, 1990. Zie ook
A.R. Thurik, Structuurveranderingen in
de Nederiandse industrie, ESB, 4 September 1991, biz. 880-883.
3. Zie HIM, Economische verkenning
MKB 1993, 1992.

4. Dit zijn de agrarische sector, industrie,
bouwnijverheid, groothandel en twee delen van de dienstverlening, namelijk
transport en zakelijke diensten.
5. Zie HIM, Kleinschalig ondernemen
1991: trends in het MKB, 1991, par. 5.4.
6. Zie HIM, Kleinschalig ondernemen
1992: MKB en arbeidsparticipatie,1992.

DEZEWEEK

Ondernemersvertrouwen
In het voorgaande is afzonderlijk gerapporteerd over vier kernaspecten.
Deze vormen de basis voor de zogenaamde ‘index van het Ondernemersvertrouwen’. Voor ieder aspect is het
saldo bepaald van het percentage bedrijven dat rekent op een stijgende
ontwikkeling c.q. het percentage bedrijven dat rekent op een dalende
ontwikkeling. De optelsom van de
saldi voor de vier genoemde aspecten leidt tot een indexscore. Deze ‘index van het ondernemersvertrouwen’ biedt een goed inzicht in de
ontwikkeling van de balans tussen
de optimisten en pessimisten. Op
soortgelijke wijze is een index vast
te stellen voor de gerealiseerde ontwikkelingen.

Dat de ‘index van het ondernemersvertrouwen’ een goede voorspellende
waarde heeft, blijkt uit het feit dat de
lijn voor de gerealiseerde ontwikkeling vrijwel hetzelfde verloop heeft
als die van het ondernemersvertrouwen, zie figuur 1. Wel is het zo dat er
een toenemende discrepantie is tussen verwachtingen en realisaties. Aan
het einde van de ‘zeven vette jaren’
blijken ondernemers hun toekomst te
optimistisch in te schatten.
Uit de figuur blijkt dat het ondernemersvertrouwen gedurende de periode 1986 tot en met 1989 zich positief
ontwikkelde. Voor de jaren 1991 en
1992 werden de prognoses geleidelijk minder gunstig. Voor 1993 is

voor het totale bedrijfsleven sprake
van een relatief sterke afname van
het Ondernemersvertrouwen. Deze
conclusie wordt bevestigd door de

alle sectoren bereikt wordt in 1990,
behalve voor de detailhandel. Deze
bereikt zijn top pas in 1992. De negatieve signalen vanuit de internationale economic bereiken de op de binnenlandse markt gerichte detailhandel natuurlijk als laatste. Dit effect
geldt met name voor de Nederlandse
met een hoog aandeel van overdrachtsinkomens en een lage mate
van inkomensdifferentiatie.
Met name de afname van de index
van het ondernemingsvertrouwen in
de industrie zou een stimulans moeten zijn voor diegenen die een modern industiebeleid weer hoog op
de politieke agenda willen zien. Te
vaak wordt vergeten dat, hoewel
slechts een op de tien bedrijven in
de particuliere sector actief is in de

industrie, de industrie goed is voor
meer dan 20% van het arbeidsvolume in de particuliere sector.

91

92

93

a. Zie voetnoot bij tabel 1.

ling in 1993 en een slecht vertrouwen in de ontwikkeling van de binnenlandse vraag. Het eerste ondanks
de blijvend slechte vooruitzichten in
twee van onze buurlanden, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk en
een herschikking in het EMS in een
voor Nederland ongunstige zin. Het
tweede ondanks de recente btw-ver-

dig in overeenstemming met het

verleden. De rendementspositie nu

beeld dat 66.000 Nederlandse ondernemingen geven door middel van
hun verwachtingen voor 1993. Deze
verwachtingen zijn verzameld in het
kader van ERBO 1992 en geintegreerd in de ‘index van het Ondernemersvertrouwen’. Deze index daalt
sinds 1990, maar de daling van 1992
naar 1993 is bijzonder groot. Met

is significant beter dan die in de jaren 1981-1983 en de inflatie is lager8. Voorts zijn er duidelijk indicaties dat de werkgelegenheid van het
kleine bedrijfsleven licht zal stijgen.
De beperkte investeringsgeneigdheid lijkt dus sterk bepaald door conjuncturele onzekerheid. Er zijn enige
tekens van een pril herstel in de VS
(werkgelegenheid, beurskoersen, volume van New Yorkse metroreizigers, enzovoort) . Een bestendiging
van dit herstel kan een gunstige invloed hebben op de wereldconjunctuur. Hierdoor geprikkeld kan het
vertrouwen van de ondernemers in
de markt weer snel terugkeren.

Verwachtingen

1987

1988

1989

1990

Totaal
Agr. sector
Industrie
Bouw
Groothandel

43,5
7,7

45,7
12
61,1

58,3
34,6
83,9

78,8
41,9
97,1

13,2
75,1
0,1
44,3

81,4
11,8
55,6

35,3

1991

1992

1993

73,1
15,4
92,1
66 49,2
112,7 100,3
17,2 24,1
82,3
73

68,5
24,1
78,4
41,4
91,7
26,2
72,1

49,8
-2,1
56,5
32,2
73,7

13
48,4

a. Saldo van het percentage dat een stijging c.q. een daling verwacht van de ontwikkeling van omzet, export, investeringen en werkgelegenheid.

ESB 16-12-1992

90

laging. De investeringsverwachting

Tabel 1. Index van bet ondernemersvertrouwen” totaal en per sector 19871993

39,5

89

voor 1993 is veel slechter dan die
voor 1992. Met name kleine bedrijven hebben nu een lagere investeringsgeneigdheid dan in het recente

de belangrijkste pijler is van de werkgelegenheid in de particuliere sector, de basis van onze export, een
voortbrenger en toepasser van moderne technologieen en een basis
van afgeleide werkgelegenheid (uitbesteding).
Ondernemers hebben een gematigd
vertrouwen in de exportontwikke-

Dienstverlening

88

De doorgaans betrouwbare DNBconjunctuurindicator laat zien dat
een omslag ten goede voorlopig niet
te verwachten is . Dit beeld is voile-

lijke sectoren. In alle sectoren vertoont de ‘index van het Ondernemersvertrouwen’ een duidelijke
dalende tendens, zie tabel 1. De afname is het sterkst in de agrarische
sector, de dienstverlening en de industrie.
Het is interessant te zien dat de top
van het Ondernemersvertrouwen voor

Detailhandel

87

Conclusie

name de daling voor de industrie is
verontrustend aangezien deze sector

72
4,5

Verwachtingen
Realisaties
/

economie met haar hoge loonstabiliteit. Deze stabiliteit hangt weer samen

indexgegevens voor de zes afzonder-

66,5
19,8

Figuur 1. Index van bet Ondernemersvertrouwen, en index van de gerealiseerde ontwikkeling, totaal,
1987-1993

Jan Hoogkamer
Roy Thurik
De auteurs zijn secretaris en voorzitter
van de Adviesraad ERBO. De eerste is adjunctsecretaris bij de Vereniging van Kamers van Koophandel. De tweede auteur
is werkzaam bij het EIM en de EUR.

7. Zie DNB, Conjunctuurindicator, ESB, 2
december 1992, biz. 1177, en ook de rectificatie ervan, ESB, 9 december 1992, biz.
1204.
8. Dit kan berekend worden uit tijdreek-

sen van ERBO-rendementsgegevens.
9. Zie ook: OESO verwacht zwaar weer,
ESB, 18 november 1992, biz. 1130.

1225 1

Auteurs