Voorwaarden voor ontwikkeling
Voldoende voeding, schoon drinkwater, onderwijs
en gezondheidszorg zijn de basisvoorwaarden waaronder mensen in staat zijn kansen voor zich zelf te
creeren en zich zelf te ontwikkelen. Het ontwikkelingsbeleid van zowel westerse landen als ontwikkelingslanden moet zich richten op het voldoen aan
deze voorwaarden. Dit is het uitgangspunt van het
onlangs verschenen Human development report
1991 . Het rapport dat is samengesteld door een
werkgroep van het development programme van de
Verenigde Naties (UNDP) brengt in kaart in hoeverre in 160 landen aan deze basisvoorwaarden is voldaan en doet aanbevelingen hoe de menselijke ontwikkeling kan worden verbeterd.
De kern van het rapport wordt gevormd door de human development index (HDI). De HDI van elk
land is berekend als het gemiddelde van drie indicatoren van menselijke ontwikkeling: levensverwachting, een combinatie van alfabetisme en lengte van
de schoolopleiding en koopkracht voor elementaire
levensbehoeften. Zodoende kan een breder beeld
worden gegeven van sociaal-economische vooruitgang dan wanneer alleen naar het bruto nationaal
produkt per hoofd wordt gekeken. De nadruk komt
meer te liggen op de mate waarin de bevolking van
(de groei van) het bnp profiteert. Een vergelijking
tussen de HDI en een bnp-per-hoofd-ranglijst laat
zien dat tussen beide grote verschillen kunnen bestaan. Zo staan 26 landen op de HDI-lijst 20 of meer
plaatsen lager dan op de bnp-lijst; een indicatie dat
het levenspeil van de bevolking in deze landen aanzienlijk kan worden verhoogd.
Naast de human development index hebben de samenstellers dit jaar nog een aantal andere indicatoren ontwikkeld die het beeld dat de HDI geeft aanvullen en nuanceren. Voor 30 landen is een aparte
HDI voor mannen en vrouwen opgesteld. Het verschil blijkt enorm. In Kenia is de HDI van mannen
twee keer zo hoog als die van vrouwen. Maar ook
in westerse landen is het verschil vaak groot. De
HDI van Nederlandse vrouwen is maar liefst 21% lager dan die van mannen. Voor 88 landen is de mate
van vrijheid gemeten, van groot belang voor de
mate waarin mensen in staat zullen zijn zich zelf te
ontplooien. De Human Freedom Index meet hoeveel van 40 onderscheiden vrijheden worden gerespecteerd. In Nederland zijn dat er bij voorbeeld 37,
in Irak nul. De samenhang tussen de hoogte van de
HDI en van de HFI blijkt groot.
De gepresenteerde gegevens tonen aan dat het in
veel landen nog aan basisvoorwaarden voor ontwikkeling ontbreekt. Dat is echter nauwelijks het gevolg van een gebrek aan middelen en een slechte
economische positie, maar van prioriteitsstelling.
De meeste ontwikkelingslanden besteden meer dan
25% van het bnp via de overheid, maar niet meer
dan een tiende hiervan gaat naar primair onderwijs,
gezondheidszorg, sociale zekerheid en voedselvoor-
ESB 5-6-1991
ziening. De rest gaat op aan militaire uitgaven, het
in stand houden van inefficiente staatsbedrijven, het
ontwikkelen van prestigeprojecten en aan subsidies
op goederen en diensten voor rijkere bevolkingsgroepen. Ook bij ontwikkelingshulp ligt de prioriteit niet bij menselijke ontwikkeling. Het meeste
geld wordt besteed aan grootschalige kapitaalintensieve projecten en technische adviseurs, met een beperkt effect. Zelfs Nederland dat op dit gebied hoog
scoort, besteedt slechts 12% van de ontwikkelingshulp aan menselijke ontwikkeling.
Deze prioriteitsstelling geeft aan dat van overheden
geen doorslaggevende rol in het ontwikkelingsproces kan worden verwacht. De bestaande verdeling
van middelen weerspiegelt de machtsverhoudingen
in een land. Het overheidsgeld gaat dan naar de (rijkere) invloedrijke groepen. Het optimisme over de
mogelijkheden voor ontwikkeling van derde-wereldlanden is hierdoor de laatste jaren volledig verdwenen. De UNDP pleit er daarom voor de zwakke
groepen zelf voor hun belangen te laten opkomen
en hun eigen economische en politieke vrijheid te
bevechten. Zij zelf zijn daar immers het meeste bij
gebaat. In het Human development report wordt
daarom een aantal strategieen geschetst die de
invloed van zwakkere groepen kunnen vergroten.
Participatie van de bevolking in projecten, decentralisatie van beslissingen en gebruik maken van gezamenlijke belangen van arme en rijkere groepen vergroten de kans op menselijke ontwikkeling.
Het Human development report stelt dat de menselijke ontwikkeling zowel de voorwaarde als het beoogde resultaat is van de vergroting van de invloed
van zwakke groepen. Maar om die ontwikkeling te
stimuleren kan het rapport toch niet om de overheden heen. Zinvolle participatie en decentralisatie is
bij voorbeeld alleen mogelijk als de bevolking een
minimum aan onderwijs heeft gevolgd. Veel mensen
in derde-wereldlanden zijn voor voedsel- en drinkwatervoorziening afhankelijk van ontwikkelingshulp en de willekeur van bureaucraten. Toch zijn er
enige lichtpuntjes. In bijna alle landen blijft de HDI
stijgen. Tekenen dat dit gepaard gaat met meer vrijheid en meer mogelijkheden voor ontwikkeling zijn
er in veel landen. Bovendien is er in principe voldoende geld beschikbaar. Nu maar hopen dat de invloed van het rapport op overheden en hun kijk op
ontwikkeling groot genoeg is om dat geld ook op
de juiste wijze aan te wenden.
D.E. Ernste
1. Human development report 1991, Oxford University
Press, New York, 1991.