Ga direct naar de content

Conjunctuurindicator oktober 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 3 1990

Conjunctuurindicator
oktober 1990

Loopt de economie nog gesmeerd?

_____

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator

De DNB-conjunctuurindicator laat tot en met december
aanstaande nog weinig schokkends zien op het gebied van
de conjunctuur, zie figuur 1. Evenals de voorgaande maanden wordt een geleidelijk afzwakken van de groei aangeduid. Meer aandacht verdient de realisatiereeks in de figuur. Volgens deze graadmeter van de feitelijke conjunctuur lijkt het plafond medio dit jaar te zijn bereikt.
De gevolgen van de onder invloed van de Golfcrisis fors
gestegen olieprijs voor de produktie liggen nog achter de
horizon en verschijnen nog niet in de DNB-conjunctuurindicator. De Golfcrisis heeft de toonzetting van enkele belangrijke
conjunctuurvoorspellers overigens al wel duidelijk beTnvloed.
Zo heeft het IMF in zijn halfjaarlijkse World Economic Outlook
projecties over de wereldeconomie gepubliceerd die een stuk
minder optimistisch zijn dan eerdere schattingen. Ook de
OESO zou, blijkens persberichten, de projectie voor de economische groei in het OESO-gebied in 1991 neerwaarts
hebben bijgesteld. In de laatste Economic Outlook van juni
1990 voorzag de OESO nog een groei van 2,9% voor dit jaar
alsook voor 1991. Thans zou de groeiraming voor 1991 naar
2,5% zijn bijgesteld. Ook de groei van de Nederlandse economie zal volgens de Macro Economische Verkenning 1991
afzwakken. De stijging van het bnp, die in het conjuncturele
topjaar 1989 nog 4,3% bedroeg, zal via 3,25% in 1990
terugvallen tot 2,5% in 1991.
In figuur 2 is de groei van het bnp sedert 1967 getoond
tegen de achtergrond van de conjunctuurdatering volgens
de DNB-conjunctuurindicator. Daarbij zijn de jaren waarin
de DNB-conjunctuurindicator daalde aangeduid met arceringen. Het blijkt dat alle conjuncturele bewegingen van de
indicator in de bnp-groeicijfers zijn terug te vinden. Over de
afgelopen vijfentwintig jaar heeft de conjunctuur perioden
van op- en neergang van gemiddeld twee jaar gekend. Het
door het CPB geprojecteerde beeld van een groeivertraging in 1990 en 1991 spoort globaal met het beloop van de
Conjunctuurindicator. Een terugval in het groeitempo is,
zoals de Minister van Economische Zaken in het voorwoord van de MEV aangeeft, na een drietal goede jaren
Figuur 2. Groei bruto nationaal produkt (volumemutatie)

Raming

67

69

71

73

75

77

79

81

83

85

87

89

91

Toelichting: jaren van conjuncturele aarzeling en recessie zijn gearceerd.
Raming: CPB, Macro Economische Verkenning 1991.

952

Realisatie
…..

81

82

83

84

85

Indicator

87

88

89

90

“vrijwel onvermijdelijk”, en als zodanig geen directe bron
van grote zorg.
De ontwikkelingen in het Midden-Oosten maken de ramingen voor met name 1991 echter onzeker. Het CPB is
voor bovengenoemde raming uitgegaan van een olieprijs
van $ 23,00 per vat gedurende de laatste vijf maanden van
dit jaar en van $ 20,50 komend jaar. Aanzienlijk ernstiger,
maar nog niet werkelijk dramatisch zijn de uitkomsten
indien wordt uitgegaan van een stijging van de olieprijs tot
$ 30. De produktiegroei van bedrijven zou bij een olieprijs
van $ 30 circa 1,25 procentpunt lager kunnen uitkomen dan
de geprojecteerde 2,75%, dus op 1,5%. De olieprijs (UKBrent) is ten tijde van het schrijven van deze rubriek al
boven $ 40 uitgekomen. Het lijkt dus niet uitgesloten dat de
olieprijs in 1991 gemiddeld zal uitkomen op $ 30.
Bij een olieprijsstijging tot $ 30 blijft de Nederlandse
economie toch nog doorgroeien. Bij de vorige twee oliecrises, die van 1973 en 1979, bleef het niet bij een groeivertraging, maar was sprake van een inkrimping van het bnp,
zie figuur 2. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat
onze economie thans beter in staat is om olieprijsschokken
op te vangen dan bij de eerste en tweede oliecrisis. Hiervoor worden als redenen aangevoerd:
– de olie-intensiteit is thans lager (in Nederland 40% lager
dan ten tijde van de eerste oliecrisis);
– de vermogens- en rendementspositie bij bedrijven is
beter dan destijds;
– aan de vooravond van beide voorgaande oliecrises was
de inflatie hoger;
– de overheid heeft geleerd van haar beleidsfouten na de
beide vorige oliecrises.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator geeft niet meer dan een
geleidelijke afzwakking van de groei aan, maar de gevolgen van de olieprijsstijging liggen nog achter de horizon.
De uitkomsten van modelmatige projecties door enkele
belangrijke conjunctuurvoorspellers duiden er evenwel op
dat de mogelijke groeivertraging als gevolg van een eventueel langdurig hogere olieprijs beperkter zullen kunnen
blijven dan bij de vorige twee oliecrises. Daarbij is wel
verondersteld dat het vertrouwen wordt gehandhaafd en
dat de olieprijs niet permanent te ver doorschiet.