Ga direct naar de content

De Nederlandse economen top-30

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 9 1987

De Nederlandse economen
top-30
ESB presenteert voor de zevende maal de Nederlandse economen top-30, de ranglijst
waarin de Nederlandse economenelite wordt gerangschikt naar het aantal malen dat zij in
artikelen in Internationale economische tijdschriften is geciteerd. Ergerlijk voor sommigen,
bevredigend voor anderen, en voor de rest hopelijk een aangename tijdsbesteding op een
van de donkere dagen rond kerstmis. Meer pretenties kunnen volgens de auteur niet aan
het artikel worden toegerekend.

DRS. M.A. LANGMAN*
In dit artikel wordt voor de zevende maal de Nederlandse economen top-30 gepubliceerd 1). Deze top-30 geeft
weer welke Nederlandse economen in de afgelopen vijf
jaar het meest zijn geciteerd in internationale tijdschriften.
De betekenis van de klasseringen is beperkt. In het
top-30-artikel van vorig jaar is uitgebreid ingegaan op de
bezwaren die kunnen worden ingebracht tegen het hanteren van citatie-analyses als methode om de kwaliteit van
wetenschappelijk onderzoek te meten. Dat op deze bezwaren dit jaar niet wordt teruggekomen betekent niet dat
we er ons niet meer van bewust zijn. Dit artikel heeft dan
ook niet de pretentie de Nederlandse economenelite te
rangschikken naar kwaliteit. Het is een verhaal voor onder
de kerstboom, ter verlichting van de lange winteravonden,
al kunnen we ons voorstellen dat enkele economen het op
de salontafel laten slingeren voor het geval er onverwacht
bezoek komt.
Voor we dit bezoek echter op de hoogte stellen van de
klassering van de gastheer (vrouwen zijn niet tot de top-30
doorgedrongen), vragen we eerst aandacht voor de werkwijze die bij het samenstellen van de hitlijsten is gevolgd.

Werkwijze
Bij het samenstellen van de top-30 is niet gekeken naar
de produktiviteit van wetenschappers in termen van het
aantal door hen geproduceerde bladzijden, maar naar de
mate waarin die bladzijden bij collega-wetenschappers
aanslaan. Daartoe wordt een ‘citatieanalyse’ toegepast,
wat een duur woord is voor het turven van het aantal maal
dat de betreffende auteur in de onderzochte jaren is
geciteerd.
Bij de telling wordt uitgegaan van de SSCI, de Social
sciences citation index. In de SSCI worden de verwijzingen gemdexeerd die voorkomen in zo’n 1.500 belangrijke
internationale tijdschriften op het terrein van de sociale
wetenschappen. Ongeveer 150 van deze tijdschriften hebben betrekking op de economische wetenschappen. Drie,
daarvan zijn afkomstig uit Nederland, te weten De Economist, het Tijdschrift voor Economische en Sociale Geschiedenis en de European Economic Review. Naast de
tijdschriften is een aantal congresbundels opgenomen.
De SSCI is bedoeld als hulpmiddel bij sociaal-econo-

misch onderzoek. Men kan er de verwijzingen vinden die
in artikelen in de geregistreerde tijdschriften zijn opgenomen, zonder de tijdschriften zelf te hoeven raadplegen.
Bovendien wordt per auteur bijgehouden door wie de publikaties die hij ooit het licht heeft doen zien in de betreffende periode zijn geciteerd. Dit is handig voor mensen die op
zoek zijn naar recente artikelen over onderwerpen waarover ze alleen gedateerde publikaties ter beschikking
hebben.
Bovendien is de SSCI handig bij het samenstellen van
de Nederlandse economen top-30. In plaats van alle 150
belangrijke internationale economische tijdschriften te
moeten doorbladeren op zoek naar citaten kan worden
volstaan met het turven van de referenties in de SSCI. We
hebben het ons echter niet al te gemakkelijk gemaakt. Niet
alle referenties zijn meegeteld. Boekbesprekingen en
review-artikelen zijn niet meegeteld, net als verwijzingen
naareigen werk. Belangrijker is nog dat het ‘aantal citaten’
is opgevat als het aantal artikelen waarin aan het werk van
de auteur is gerefereerd. Als iemand dus in een artikel verschillende publikaties van een Nederlandse econoom
aanhaalt, telt dat voor die econoom slechts als een citaat.
Dit is gedaan om de verstorende invloed van citatienetwerken (groepen economen die elkaar niet citeren vanwege de inhoud van hun bijdragen, maar om elkaar van
dienst te zijn) te beperken.
Een bezwaar van het hanteren van de SSCI is dat van artikelen die door een groep auteurs zijn geschreven alleen
de eerstgenoemde auteur wordt ge’mdexeerd. Hierdoor
wordt in de top-30 een aantal economen onrecht aangedaan. Voorts komt een aantal bekende economen niet
voor omdat alleen in Nederland werkzame Nederlandse
economen zijn geteld. Dit treft bij voorbeeld Van Wijnbergen, de nummer een van de Intermediair economenhitparade, die werkzaam is bij de Wereldbank in Washington,
en de in Nederland werkzame Belgen Paelinck, Palm en
Theeuwes. Ten slotte moet worden vermeld dat bedrijfs-

* De auteur is redacteur van ESB.
1) De eerste vier top-30’s werden verzorgd door J.J. van Duijn en
stonden in ESB op 18 november 1981,15 december 1982,14 december 1983 en 12 december 1984. De vijfde, door T.M. Buitendorp en
M.A. Langman, verscheen in ESB op 18/25 december 1985 en de zesde, door M.A. Langman, op 10 december 1986.

1165

Tabel 1. De Nederlandse economen top-30, 1982-1986
Instelling
1. ( 1) J. Tinbergen
2. ( 2) P. Nijkamp
3. ( 3) J.J. van Duijn
4 ( 4) B.M.S. van Praag
5. ( 6) J. Pen
6. ( 5) J.S. Cramer
7. ( 8) A. Kapteyn
8. ( 7) T. Kloek
9. (10) C.P.A. Bartels
10. (13) P. Rietveld
11.( 9) W.F. van Raaij
12. (12) H. Linnemann
13. (19) J. Spronk
14. (25) L. van den Berg
15. (24) E.J. Bomhoff
16. (16) M.M.G Fase
17 (11) P. Korteweg
18. (17)J. Koerts
19. (21)S.K. Kuipers
20. (18) A. Heertje
21. (26) J.F. Kiviet
22. (20) A. van Delft
23. (27) T M.M. Verhallen
24. (29) L. Hordijk
(14) L.H. Klaassen
26. (— ) W. Driehuis
27. (30) W.J. Keller
28. (— ) W.T.M. Molle
29. (— ) G. van der Laan
30. (— ) P. Kooiman

Citaten

emer.
VU
Robeco
EUR
RUG
UvA
KUB
EUR
BuroBartels
VU
EUR
VU
EUR

EUR
EUR
DNB/UvA
Robeco
EUR
RUG
UvA
UvA
RPD
RIN
VU
NEI
UvA

CBS/VU
RUL/NEI
VU
CBS

315
138
67
57
44
42
42
41
41
40
39
36
30
29
28
28
26
25
24
22
21
21
21
20
20
20
19
18
18
18

Tabel 3. De top-10 in 1986

Hoogste notering
1 (1976-1986)
2 (1979-1986)
3 (1984-1986)
3(1978; 1981-1983)
2 (1976)
2 (1977 en 1978)

4 (1983)
4 (1980)
4 (1986)
5 (1983)
4 (1984)
4 (1976, 1977 en 1982)
6 (1984)
5 (1986)
6 (1986)
8(1977)
3 (1978)
9 (1977)
18 (1982)
14 (1983)
13 (1983)
11 (1979)
11 (1984)
13 (1982)
3(1979)
3 (1980)
19 (1983)
16 (1982)
19 (1982)
11 (1985)

Installing

1.( 1)J. Tinbergen
2. ( 2) P. Nijkamp
3. ( 3)J.J. van Duijn
4. ( 9) C.P.A. Bartels
5. (15)L. van den Berg
6. (23) E.J. Bomhoff
7. ( 8) J. Pen
8. (13) P. Rietveld
9. ( 7) B.M.S. van Praag
10. (14) M.M.G. Fase

emer.
VU
Robeco
BuroBartels
EUR
EUR
RUG
VU
EUR
DNB/UvA

Citaten

.

Waarvan
internationaal

39
34
12
11
11
10
9
9
9
8

36
28

Citaten

Waarvan
internationaal

31
13
12

16
10
9
4

12
10
8
10
8
6
5
5

Tabel 4. De tipparade 1987 a)
Installing

1. J. Tinbergen
2. P. Nijkamp
3 J.J. van Duijn
4. C.P.A. Bartels
5. A. Knoester
6. A. Kapteyn
7. W.F. van Raaij
8. A. Heertje
W.J. Keller
J.G. Lambooij

emer.
VU
Robeco
BuroBartels
KUN
KUB
EUR
UvA
CBS/VU
UvA

8
7
7
6
6
6
6

7

6
6
4
4
4

a) Met aantal citaten over de maanden januari tot en met augustus.

Tabel 2. De Nederlandse internationals, 1982-1986
Instelling
1.( 1)J. Tinbergen
2 ( 2) P. Nijkamp
3. ( 3) J.J. van Duijn
4. ( 4)J.S. Cramer
5. ( 5) T. Kloek
6. ( 7) H. Linnemann
7. ( 6) W.F. van Raaij
8. ( 8) C.P.A. Bartels
9. ( 9) J. Pen
10. (17) E.J. Bomhoff
11.(10)J. Koerts
12. (14) P. Rietveld
13. (18)J.F. Kiviet
14. (24) L. van den Berg
15. (20) B.M.S. van Praag
16. (12) A. Heertje
17. (22) A. Kapteyn
18 (23) J. Spronk
19. (16) M.M.G. Fase
20. (29) W.T.M. Molle
21. (21) G. vanderLaan
22. (27) L. Hordijk
23 (15) L.H. Klaassen
24. (30) P. Kooiman
25. (13) P. Korteweg
26. (11)H. Neudecker
27. (28) J. Pelkmans
28. (26) A. van Delft
29. (25) A. ten Kate
30. (— ) Ch. Elbers

emer.
VU
Robeco

UvA
EUR
VU
EUR
BuroBartels
RUG
EUR
EUR
VU
UvA
EUR
EUR
UvA
KUB
EUR

DNB/UvA
RUL/NEI
VU
VU
NEI
CBS

Robeco
UvA
EIPA
RPD
EUR
VU

Citaten
279
97
46
36
36
34
33
32
29
25
25
23
21
20
18
18
17
17
17
17
16
15
15
15
14
14
14
13
13
12

economen bij het samenstellen van de top-30 buiten beschouwing zijn gebleven. Alleen wetenschappers die zich
bezighouden met algemene economie en aanverwante
terreinen, zoals econometrie, ruimtelijke economie en financiering zijn meegeteld. In tegenstelling tot Quod A/ovum tellen sociologen niet mee 2).
Een ander probleem is dat de SSCI bij het cumuleren
van detrimester-delen tot jaardelen en van dejaardelen tot
vijfjaarsdelen kuren vertoont. Veel citaten worden plotseling in andere jaren opgenomen dan eerst. Bij het tellen en
rangschikken kunnen dus fouten opgetreden zijn. Toch is
dat niet het grootste probleem.
Moeilijker is het er achter te komen welke economen
een kans maken en dus moeten worden geteld. Het is ei-

1166

genlijk net wetenschap. In principe kunnen oneindig veel
hypothesen worden opgesteld. De kunst is dan ook niet hypothesen te toetsen, hoewel ook daarbij fouten kunnen optreden, maar de juiste hypothesen op te stellen. Edison
mag dan wel zeggen: ,,Genius is one percent inspiration
and ninetynine percent perspiration”, zonder dat je een
lichtje opgaat schiet je met zweetdruppels weinig op. Met
andere woorden, het is heel goed mogelijk dat we aanstormend talent over het hoofd hebben gezien. Dit kan zich
echter troosten met de gedachte dat het minder erg is om
door ons over het hoofd gezien te worden dan door de auteurs van artikelen in de Internationale wetenschappelijke
economische tijdschriften.

De hitparades
De resultaten van het telwerk (geen sinecure, voor de
grootte van de letters van de SSCI zou de gemiddelde verzekeraar zich niet schamen) zijn weergegeven in vier tabellen. Intabel 1 staat de ranglijst over de jaren 1982-1986.
De tweede tabel bevat de lijst van ‘internationals’, waarin
alleen citaten door buitenlanders zijn opgenomen. Tabel 3
en 4 ten slotte geven de top 10 weer over respectievelijk
het jaar 1986 en de eerste acht maanden van 1987.
In de top-30 over vijf jaar is in vergelijking met de ranglijst van vorig jaar weinig veranderd. Tinbergen, Nijkamp,
Van Duijn en Van Praag staan nog steeds stevig op de
eerste vier plaatsen. Dan volgt een groep van acht die zich
op enige afstand op de plaatsen vijf tot en met twaalf heeft
genesteld. Korteweg is uit deze groep weggevallen, maar
het is dan ook een tijd geleden dat hij zich actief met de wetenschap bemoeide. Zijn opvolger op de Erasmus Universiteit, Bomhoff, heeft samen met zijn college’s Spronk en
Van den Berg de achtervolging op de groep van acht ingezet. Alle drie maken ze een redelijke kans volgend jaar de
aansluiting te vinden. Met Van den Berg hebben we ook de
2) Quod A/ovum, 2 december 1987. Een ander verschil met de Quod
Novum-top-30 is dat D.R. Wittink, associate professor of business administration aan de Graduate School of Business van de Stanford Uni-

versity en voor zover ons bekend geen Nederlander, bij ons ontbreekt.

T
snelste stijger in de top-30 gehad. De snelste daler is Neudecker, die van de vijftiende plaats uit de top-30 verdween.
De andere economen die zijn verdwenen zijn A.S. Brandsma, die naar Engeland is vertrokken en dus niet meer meetelt, Den Hartog en Ten Kate. Den Hartog stond al sinds de
eerste top-30 in 1981 in de lijst, Ten Kate heeft alleen nog
in 1985 ontbroken. Voor de vier verdwenen economen zijn
in de plaats gekomen Driehuis, Molle, Van der Laan en
Kooiman. Driehuis is terug na een jaar afwezigheid, de andere drie stonden nog niet eerder in de top-30, maar kwamen eerder al wel voor op de lijst van internationals. De lijst
van internationals, tabel 2, biedt ook nog enige interessante informatie. Een aantal economen blijkt in het buitenland
populairder dan in eigen land. Kiviet, Molle en Van der
Laan staan op deze lijst zeven plaatsen hoger dan op de totaallijst, en Neudecker, Pelkmans en Ten Kate, die op de
totaallijst ontbreken, komen wel voor op de lijst van
internationals.
Tabel 3, de top-10 van 1986, levert geen grote verrassingen op. De stijgende trend van Van den Berg, Bomhoff en
Rietveld wordt nog eens bevestigd. De hoge klassering
van Fase heeft op de totaallijst niet tot een hogere plaat-

Dringen om een plaatsje
ESB 9-12-1987

sing geleid. In tabel 4, de tipparade van 1987, zien we eindelijk twee nieuwe namen, te weten Knoester en Lambooij.
Met name Knoester maakt een goede kans volgend jaar de
top-30 binnen te komen. Heertje en vooral Keller zullen
volgend jaar een aantal plaatsen stijgen op de lijst.

Slot
Revolutionaire veranderingen hebben ook dit jaar niet
plaatsgevonden in de top-30. Het zijn weer de gevestigde
namen die van zich doen spreken. De wetenschappelijke
ontwikkeling gaat niet snel. Nieuwlichterij wordt met achterdocht bekeken. De toetredingsbarrieres zijn hoog. Jongeren zal dat tegenvallen. Maar zij kunnen zich troosten
met de gedachte dat ook zij, als ze eenmaal tot de gevestigde orde behoren, moeilijk van hun sokkel te krijgen
zullen zijn.

M.A. Langman

(fotoANP)

1167

Auteur